ECLI:NL:TACAKN:2020:25 Accountantskamer Zwolle 19/1591 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2020:25
Datum uitspraak: 13-03-2020
Datum publicatie: 13-03-2020
Zaaknummer(s): 19/1591 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klaagster heeft een thuiszorgorganisatie. Zij heeft betrokkene tekortkomingen verweten in de online administratie, de monitoring en controle daarvan, in de (telefonische) communicatie, in de begeleiding van een eenmanszaak naar een besloten vennootschap, in de uitvoering van  een rechterlijke uitspraak en  in de wijze van factureren. Ook heeft ze betrokkene verweten disproportioneel te hebben gedeclareerd.  Het beroep op niet-ontvankelijkheid vanwege de onduidelijke omschrijving van de klachtonderdelen en het ontbreken van verwijzing naar de producties faalt omdat uit het verweer blijkt dat betrokken wel heeft begrepen waarover is geklaagd. De klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard omdat gestelde afspraken zijn betwist en deze niet schriftelijk zijn vastgelegd, omdat betrokkene bij de uitvoering van werkzaamheden niet betrokken was en ook omdat voor de door klaagster gestelde administratieve verplichting geen wettelijke grondslag bestaat. Tenslotte is niet gebleken dat betrokkene disproportioneel/ te kwader trouw heeft gedeclareerd.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer  19/1591   Wtra AK van 13 maart 2020 van

X ,

directeur [BV1],

gevestigd te [plaats1],

K L A A G S T E R ,

raadsvrouw: mr. J.M.E. van der Haar,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats1],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. A.T.P. Nefkens.

 

1.          Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de aan partijen bekende stukken van het dossier in deze zaak, waaronder:

-          het op 2 september 2019 ingekomen klaagschrift van 30 augustus 2019 met bijlagen;

-          de op 6 september 2019 ingekomen aanvulling op het klaagschrift van 5 september 2019;

-          het op 22 november 2019 ingekomen verweerschrift van diezelfde datum met bijlagen;

-          de op 15 en 21 januari 2020 ingekomen nadere bijlagen van klaagster;

-          de op 6 februari 2020 ingekomen aanvulling op het verweerschrift met nadere bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld op de openbare zitting van 17 februari 2020.   Klaagster is verschenen, bijgestaan door mr. J.M.E. van der Haar, advocaat te Nijmegen. Betrokkene is eveneens verschenen, bijgestaan door mr. A.T.P. Nefkens, advocaat te Nijmegen.

1.3       Klaagster en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten toegelicht (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.          De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde op de zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       [BV1] (hierna: [BV1]) is een thuiszorgorganisatie die in de vorm van een eenmanszaak is opgericht op 1 oktober 2010 en sinds 2017 wordt gedreven in de vorm van een besloten vennootschap. Klaagster is haar directeur.

2.2       Betrokkene staat vanaf [datum] ingeschreven in het accountantsregister van thans de Nba en is werkzaam voor ‘[accountantskantoor1]. Dit accountantskantoor verricht sinds 2011 werkzaamheden voor klaagster. Deze dienstverlening is mondeling overeengekomen en bestaat vanaf 12 november 2013 uit samenstelwerkzaamheden, salarisadministratie en verzorgen van belastingaangiften. Sinds het boekjaar 2016 is ook een opdracht tot controle van de financiële verantwoording Wet maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet verstrekt. Deze opdracht is door klaagster als laatste voor het jaar 2018 op 21 maart 2019 schriftelijk bevestigd.

2.3       Klaagster heeft betrokkene in een e-mail van 18 mei 2017 zaken gemeld die niet goed zijn gegaan. In die e-mail noemt klaagster dat betrokkene pas op 17 mei 2017 fouten heeft gemeld in de Exact-online administratie terwijl de jaarrrekening 2016 van [BV1] op 31 juli 2017 gereed moest zijn en dat hij een fout in de van [BV1] ontvangen stand van debiteuren en crediteuren niet aan haar heeft gemeld. Ook beklaagt zij zich over de hoogte en onduidelijkheid van de facturen van het accountantskantoor, over de communicatie, en over ongevraagd gegeven adviezen.

2.4       Bij de omzetting van de eenmanszaak naar de besloten vennootschap zijn de pensioengegevens van een medewerker niet goed geregistreerd. Op grond van een rechterlijke uitspraak diende [BV1] dit te corrigeren. Omdat de correctie te laat is gerealiseerd heeft [BV1] een dwangsom ter hoogte van € 1800 moeten betalen.

2.5       Per e-mail van 7 juli 2018 heeft klaagster betrokkene verzocht om maandelijks een gespecificeerde factuur te sturen, om informatie over inkomsten en uitgaven van [BV1] te ontvangen, en om advies over hoe [BV1] effeciënter zou kunnen werken.

2.6       Tussen partijen is een geschil over de declaraties aanhangig bij de Raad voor Geschillen van de Nba.

3.          De klacht

3.1       Ten grondslag aan de klacht liggen, zoals de Accountantskamer en betrokkene hebben begrepen, de volgende verwijten:

  1. betrokkene heeft klaagster te laat op de hoogte gesteld van het feit dat de administratie van [BV1] in Exact online niet klopte;  
  2. betrokkene heeft niet elke drie maanden de administratie gecontroleerd en gemonitord zoals een accountant behoort te doen;
  3. betrokkene heeft bij het omzetten van de eenmanszaak naar een besloten vennootschap niet geholpen bij het afboeken;
  4. betrokkene heeft onduidelijk gecommuniceerd;
  5. betrokkene heeft gezegd dat de kosten van telefonische contacten niet in rekening gebracht zouden worden;
  6. betrokkene heeft niet adequaat gehandeld naar aanleiding van een uitspraak van de kantonrechter over de correctie/registratie van pensioengegevens van een medewerker van [BV1] bij de omzetting van de eenmanszaak naar de besloten vennootschap;
  7. betrokkene heeft disproportioneel gedeclareerd;
  8. betrokkene heeft voor zijn werkzaamheden jaarlijks gefactureerd in plaats van maandelijks, zoals door klaagster was verzocht.

3.2       Wat door/namens klaagster bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen  (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook in strijd zou zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde) maar - voor zover het daartoe kan dienen - als ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door/namens betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.

4.          De gronden van de beslissing

Over de klacht en het verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Betrokkene heeft allereerst niet-ontvankelijkheid van de klacht bepleit omdat in het klaagschrift niet duidelijk wordt gemaakt waarover wordt geklaagd en welke feiten daaraan ten grondslag zijn gelegd. Omdat uit het verweerschrift (2.2) blijkt dat betrokkene voldoende begrepen heeft waarover is geklaagd, faalt dit beroep. Het verweer  van betrokkene dat klaagster de klachtonderdelen gebrekkig heeft  onderbouwd, zal de Accountantskamer  bespreken bij de beoordeling van de klachtonderdelen. 

4.3       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de  Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.4       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.5       Klaagsters verwijt in klachtonderdeel a. dat betrokkene haar te laat op de hoogte heeft gesteld van het feit dat de administratie in Exact online niet klopte, is ongegrond. Betrokkene heeft dit verwijt gemotiveerd betwist. Hij heeft er op gewezen dat hij klaagster daarover al eerder en niet pas een week voordat het jaarverslag 2016 gereed moest zijn heeft geïnformeerd. Betrokkene wijst op diverse e-mails aan klaagster van 14 maart 2016, 29 maart 2016 en 30 mei 2016. Uit de e-mails van 18 mei 2017 blijkt volgens hem ook dat eerder telefonisch en in gesprekken overleg is geweest over de tekortkomingen in de administratie.  Dat is door klaagster niet weerlegd.

4.6       De Accountantskamer ziet aanleiding om de klachtonderdelen b., c., e. en h. gezamenlijk te behandelen. In deze klachtonderdelen neemt klaagster standpunten in zonder deze met feiten en/of een verwijzing naar de door haar overgelegde bijlagen te onderbouwen. Betrokkene heeft deze klachtonderdelen bovendien gemotiveerd betwist. Van belang is ook dat in afwijking van klaagsters standpunten de beroepsregelgeving geen algemene verplichting voor een accountant kent om een administratie van een cliënt te controleren of te monitoren, terwijl niet is gebleken dat klaagster en betrokkene daarover een afspraak hebben gemaakt. Niet is gebleken of nader onderbouwd dat betrokkene een opdracht voor (afboek)werkzaamheden had bij de omzetting van de eenmanszaak naar de besloten vennootschap, en ook niet dat een afspraak bestond over het niet in rekening brengen van de kosten van telefonisch contact. Daarnaast blijkt uit de door betrokkene overgelegde producties 27 tot en met 39 dat kosten van werkzaamheden  maandelijks zijn gefactureerd.

4.7       Uit het vorenstaande blijkt dat er onduidelijkheid is over wat partijen over de (uitvoering van) werkzaamheden en facturering hebben afgesproken. Omdat de Accountantskamer niet kan vaststellen  of de afspraken zijn gemaakt zoals klaagster beweert, kan niet vastgesteld worden of de daarop gebaseerde verwijten terecht zijn gemaakt. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan het woord van betrokkene, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld dat een in dit verband door klaagster gesteld feit voldoende aannemelijk is gemaakt. Dat is echter niet het geval omdat klaagster en betrokkene elkaar tegenspreken en stukken ontbreken die de standpunten van klaagster ondersteunen. De conclusie is dan ook dat klaagster deze klachtonderdelen niet aannemelijk heeft gemaakt, zodat ze ongegrond zijn.

Niettegenstaande deze conclusie is de Accountantskamer van oordeel dat het schriftelijk vastleggen van een met een opdrachtgever gemaakte afspraak de voorkeur geniet om discussies over de aard, inhoud en reikwijdte van de opdracht zoveel mogelijk te voorkomen. Waar een standaard de schriftelijke vastlegging vereist, zoals paragraaf 25 van Standaard 4410 van de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden is de accountant daartoe verplicht. Betrokkene dient zich hiervan rekenschap te geven.

4.8       Ter onderbouwing van klachtonderdeel d. heeft klaagster er op gewezen dat betrokkene niet, zoals zij had gevraagd, steeds per e-mail heeft gecommuniceerd. Vooropgesteld moet worden dat het niet aan klaagster is om te bepalen op welke wijze betrokkene dient te communiceren. Daarnaast heeft betrokkene in zijn  verweer  toegelicht dat afhankelijk van het onderwerp en de situatie, hij of een medewerker van het kantoor steeds telefonisch of per e-mail met klaagster heeft gecommuniceerd.  Het klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

4.9       Klaagster heeft voor klachtonderdeel f. naar voren gebracht dat betrokkene er niet voor heeft gezorgd dat een door de rechtbank opgelegde pensioencorrectie op tijd is gerealiseerd, waardoor klaagster een dwangsom van  € 1800 moest betalen. Hoewel betrokkene binnen het accountantskantoor het algemene aanspreekpunt was voor klaagster heeft de Accountantskamer niet vast kunnen stellen dat betrokkene op de hoogte was of had moeten zijn van de uitspraak over de pensioencorrectie. Zo komt uit een door betrokkene overgelegde e-mail van 12 september 2018 naar voren dat een medewerker van [BV1] de beslissing van de rechtbank destijds heeft gestuurd naar de een medewerker van het accountantskantoor die met de afhandeling van de correctie was belast en heeft betrokkene naar voren gebracht dat de aangelegenheid zich afspeelde in zijn vakantieperiode en hij niet over de kwestie is geïnformeerd. Niet gebleken is daarom dat betrokkene een tuchtrechtelijk verwijt treft zodat het klachtonderdeel ongegrond is.

4.10     Voor klachtonderdeel g. geldt dat over declaraties met succes kan worden geklaagd als betrokkene bij het opstellen en indienen van de declaraties heeft gehandeld in strijd met het bij of krachtens de Wab, zoals de VGBA, bepaalde. Daarbij moet dan onder meer gedacht worden aan situaties waarin de betrokken accountant in strijd met de fundamentele beginselen vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, integriteit en professionaliteit bij zijn cliënt bewust onjuiste of misleidende declaraties, derhalve te kwader trouw, indient. Klager heeft niet met stukken onderbouwd dat daarvan sprake is geweest terwijl betrokkene dit klachtonderdeel gemotiveerd heeft betwist. Klachtonderdeel g. is  daarom ook ongegrond.  

4.11     Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.          Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. C.H. de Haan en mr. R.P. van Eerde (rechterlijke leden) en P. Mansvelder RA en C.M. Verdiesen AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2020.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient de gronden van het beroep te bevatten en te zijn ondertekend.