ECLI:NL:TACAKN:2018:67 Accountantskamer Zwolle 18/292 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2018:67
Datum uitspraak: 17-09-2018
Datum publicatie: 17-09-2018
Zaaknummer(s): 18/292 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met berisping
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Uitgevoerde onderzoeksopdracht waarbij betrokkene zowel conceptversies als een eindversie in het rechtsverkeer brengt. Betrokkene had in de conceptrapportages een verspreidingsverbod moeten opnemen. Het is van diverse in de conceptrapportages voorkomende meningen en conclusies onduidelijk van wie die zijn; dat is onzorgvuldig. Voorts ontbeert het definitieve rapport ter zake meerdere door betrokkene getrokken conclusies een deugdelijke grondslag. Berisping.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/292 Wtra AK van 17 september 2018 van

X AA RB ,

wonende te [plaats1],

K L A G E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats2],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de aan partijen bekende stukken van het dossier in deze zaak, waaronder:

-        het op 2 maart 2018 ingekomen (complete) klaagschrift van 1 maart 2018 met bijlagen;

-        het op 14 mei 2018 ingekomen verweerschrift van 13 mei 2018 met bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 2 juli 2018 waar zijn verschenen: klager in persoon, en betrokkene in persoon.

1.3       Klager en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) toegelicht, alsmede geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sedert [datum] als accountant-administratieconsulent ingeschreven in het accountantsregister van thans de Nba.

2.2       Betrokkene is verbonden aan [Y] Accountants & Belastingadviseurs te [plaats2].

2.3       Klager is eveneens ingeschreven in het accountantsregister van de Nba. Klager is verbonden aan [A] Accountants en Belastingadviseurs (hierna: [A]).

2.4       [BV1], [BV2] en [BV3] (hierna gezamenlijk: [BV123]), vertegenwoordigd door [B], waren klant van klager.

2.5       [A] heeft op 13 december 2006 offertes uitgebracht aan [BV123] (productie 11 bij productie 1 van het klaagschrift). Hierin is inzake [BV1] onder meer opgenomen:

2006

(…)

Naar onze inschatting zal onze declaratie ten behoeve van de bovenstaande omschreven werkzaamheden maximaal € 1.500. excl. O.B. bedragen voor het jaar 2006.

2007

(…)

Naar onze inschatting zal onze declaratie ten behoeve van de bovenstaande omschreven werkzaamheden maximaal € 2.520. excl. O.B. bedragen voor het jaar 2007.

Onze dienstverlening wordt in rekening gebracht op basis van uren x tarief. Indien achteraf blijkt dat de kostprijs van onze dienstverlening lager is dan factureren wij dit lagere bedrag.”.

Bovenstaande zinnen zijn met andere bedragen ook in de overige offertes ten behoeve van andere onderdelen van [BV123] opgenomen.

2.6       In verband met een geschil over de facturering door klager aan [BV123], heeft voornoemde [B] contact gezocht met betrokkene. Naar aanleiding daarvan heeft [C] bij brief van 5 januari 2015 (productie 5 bij productie 1 bij het klaagschrift) aan betrokkene een offerte gevraagd voor te verrichten werkzaamheden. Daarin is opgenomen:

“Hierbij verzoek ik u een offerte te geven voor een declaratieonderzoek in onderhavige zaak.

Tussen cliënte en de wederpartij is een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen inhoudende het verrichten van de (boekhoudkundige) werkzaamheden zoals omschreven in de offerte d.d. 13 december 2006. Bijgevoegd vindt u de offerte waarin is aangegeven welke werkzaamheden voor welke BV zou worden verricht en voor welk bedrag (exclusief BTW).

Vanaf 2007 tot en met heden heeft de wederpartij voornoemde werkzaamheden verricht. Het is cliënt op enig moment opgevallen dat de in rekening gebrachte uren een veelvoud zijn van het bedrag dat de wederpartij geoffreerd heeft, zulks terwijl de werkzaamheden niet zijn gewijzigd.

In de beleving van cliente is er in totaal ruim € 36.000,- teveel gefactureerd.

Ik verzoek u de vraag te beantwoorden of de wederpartij heeft gehandeld conform de norm die in uw beroepsgroep wordt gehanteerd. De norm luidt:

Heeft de wederpartij gehandeld zoals van een redelijk handelend redelijk bekwaam vakgenoot verwacht mag worden?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden, verzoek ik u het volgende te onderzoeken:

- Is het door de wederpartij gehanteerde loon een gebruikelijk loon?

- Is het door de wederpartij in rekening gebrachte loon gebruikelijk voor de werkzaamheden die hij daarvoor heeft verricht?

Voor het onderzoek is ter uwer beschikking, na akkoord op uw offerte:

-    de boekhouding tot en met 2013 is gemaakt in het boekhoudprograrnma account view. Vanaf 2014 in Snelstart;

       -   de boekhouding (de back up van account view) kan eventueel digitaal aangeleverd worden;

       -   de complete “papieren” administratie, zoals facturen e.d. is bij cliënte op kantoor is in te zien.

In dit geval is het van belang dat de wederpartij uitdrukkelijk de gelegenheid krijgt het onderzoek bij te wonen c.q. indien het onderzoek daarvoor ongeschikt is dat op een later moment wederhoor wordt toegepast. Wilt u de wederpartij om die reden schriftelijk en aantoonbaar (middels een faxverzendbewijs en /of een aangetekende brief met handtekening retour) uitnodigen voor het onderzoek? De contactgegevens van de wederpartij zijn:

[A] Accountants en Belasting Adviseurs B.V.

(…)

Mocht u niet over de gevraagde deskundigheid beschikken of bent u niet in het bezit van de vereiste hulpmiddelen, dan verzoek ik u telefonisch contact met mij op te nemen.”.

2.7       Bij brief van 7 januari 2015 (productie 7 bij productie 1 bij het klaagschrift) heeft betrokkene aan [C] een offerte uitgebracht. Daarin is onder meer opgenomen:

“Hierbij brengen wij een prijsindicatie uit voor de werkzaamheden zoals beschreven in uw aanvraag d.d. 5 januari 2015 met bovengenoemd kenmerk.

In de uitoefening van onze opdracht zijn wij gehouden aan de Verordening Gedragscode voor Accountants.

Als basis voor de prijsindicatie hebben wij de volgende door u verstrekte gegevens gehanteerd:

1.  De onderneming betreft een tweetal Besloten Vennootschappen met beperkte

aansprakelijkheid;

2. De administratie is over de periode 2007 – 2013 gevoerd in AccountView en in 2014 in snelstart.

Om onze werkzaamheden inzichtelijk te maken, hebben wij onze dienstverlening voor u als volgt gespecificeerd:

Werkzaamheden

•           Het inlezen van de back-ups van AccountView;

•           Het beoordelen van afgegeven offerte

•           Beoordelen administratie 2007-2013 aan de hand van de back up en 2014 aan de hand van pdf-bestanden;

•           Bespreking met cliënt;

•           Bespreking wederpartij;

•           Uitwerken Quick-scan

•           Bespreking”

2.8       Naar aanleiding van onderzoek en gesprekken met [B] heeft betrokkene met dagtekening 9 februari 2015 een eerste concept rapport van bevindingen (productie 9 bij productie 1 bij het klaagschrift) uitgebracht. Dit rapport is per e-mail van 13 maart 2015 aan klager gezonden en in het rapport is onder meer opgenomen:

“Naar aanleiding van uw opdracht doen wij u onderstaand ons rapport van bevindingen toekomen inzake de facturatie van [A] Accountants en Belastingadviseurs B.V. aan [BV1], [BV2] [BV3] toekomen.”.

2.9       Klager heeft op 17 maart 2015 een tweede versie (productie 11 bij productie 1 bij het klaagschrift) van het hiervoor onder 2.8 vermelde concept rapport van bevindingen ontvangen.

2.10     Bij brief van 27 maart 2015 (productie 11 bij productie 2 bij het klaagschrift) heeft klager gereageerd op de hiervoor onder 2.8 en 2.9 vermelde versies van het rapport. Daarin heeft klager onder meer geschreven:

“Door de opbouw van het oordeel ontstaat een beeld van een accountant die achteraf de nota’s flink verhoogd, zonder de cliënt daar afdoende over in te lichten. Volgens ons is dat een volstrekte verdraaide weergave van de werkelijkheid. De facturering betrof simpelweg de uren die nodig waren om de opdrachten uit te voeren. De afgegeven offerte is destijds gebaseerd op door cliënt geschetste situatie tot en met boekjaar 2004 (zoals ik u ook heb verteld op 26 februari jl). Nadien zijn de activiteiten verder uitgebreid in de vennootschap, aldus is ons gebleken tijdens de werkzaamheden vanaf boekjaar 2006 en verder. Omdat vanaf boekjaar 2008 niet meer op offerte basis werd gewerkt zijn de daadwerkelijk bestede uren in rekening gebracht. Dit is destijds met de cliënt besproken, en uit het feit dat de nota’s (tot aan medio 2014) steeds gewoon zijn betaald kan ook worden afgeleid dat dit voor de cliënt geen verrassing was, en dat cliënt er mee akkoord was. De bestede uren en gehanteerde uurtarieven zijn volgens ons volstrekt redelijk en marktconform; overigens bestrijdt u dit niet in uw rapportage.”

2.11     Betrokkene heeft een derde versie (productie 10 bij productie 2 bij het klaagschrift) van het hiervoor onder 2.8 vermelde concept rapport van bevindingen overgelegd.

2.12     Op 12 mei 2015 heeft betrokkene de definitieve versie (productie 12 bij productie 2 bij het klaagschrift) van het hiervoor onder 2.8 vermelde concept rapport van bevindingen aan [C] gezonden. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:

“Naar aanleiding van uw opdracht doen wij u onderstaand ons rapport van bevindingen toekomen inzake de facturatie van [A] Accountants en Belastingadviseurs B.V. aan [BV1], [BV2] [BV3] toekomen.

(…)

3. Uitwerking standpunten

[A] accountants & belastingadviseurs

De heer [X] geeft aan dat er in 2008 gesproken is over de accountantskosten. Hier is geen schriftelijke bevestiging van aanwezig.

Op basis van de algemene voorwaarden kan [A] Accountants en Belastingadviseurs B.V. door het niet aanbieden van een offerte over de periode 2008 en later, terug vallen op een declaratiegedrag van uur x tarief. [A] Accountants en Belastingadviseurs B.V. gebruikt de bevestiging bij de jaarrekening om de algemene voorwaarden van toepassing te laten zijn en de opdracht voor het komend jaar ook via het kantoor van [A] uit te laten voeren.

(…)

[BV123].

De heer [B], directeur van [BV123] is er vanuit gegaan dat de afgegeven offerte ook voor de jaren na 2007 van toepassing is. Voor hem was het niet duidelijk dat door het tekenen van de bevestiging van de jaarrekening, de gelding van de offerte zou komen te vervallen en de werkzaamheden verricht zouden worden tegen uurtarief (zonder maximum).

Standpunten

Feitelijke omstandigheden

[BV123] is eind 2014 gaan klagen over het declaratiegedrag van [A] Accountants en Belastingadviseurs over de rekeningen over de boekjaren 2006-2014 (deels).

Periode 2006-2007

Het valt op dat de kosten voor het produceren van de jaarrekening 2007 nog in november 2009 uitgefactureerd worden. In hoeverre op het moment van de bespreking reeds inzicht is in de te verwachte kosten is ons onduidelijk. De heer [X] geeft aan dat hierover in 2008 is gesproken maar dit is niet schriftelijk aan de cliënt bevestigd dan wel vastgelegd door de heer [X].

Periode 2008 en later

Uit onderzoek blijkt dat zij het beperkt voor [BV3] maar voor [BV2] en [BV1] de post accountantskosten bij de overlopende posten in de jaarrekening afwijkingen zitten.

Overlopende passiva dienen de nog te verwachten kosten te bevatten die zien op het boekjaar van de balans en waarvan de verwachting is dat deze nog gefactureerd zullen gaan worden over het betreffende boekjaar en als kosten dus ook toegerekend dienen te worden aan het betreffende boekjaar. Deze dienen zo nauwkeurig mogelijk bepaald te worden, maar soms wordt een bedrag bepaald op basis van een schatting.

Het lijkt erop dat de [A] Accountants en Belastingadviseurs B.V. hier uit is gegaan van de geoffreerde bedragen dan wel met een indexactie hierop. In de samenvatting van de reactie van [A] Accountants & Belastingadviseurs (productie 5) wordt onder c. hierop gereageerd.

[A] Accountants & Belastingadviseurs heeft de bevestiging bij de jaarrekening tevens gebruikt voor de toepassing van de algemene voorwaarden en daarmee impliciet de akkoordverklaring van cliënten te koppelen aan een ander declaratiegedrag.

Door de jaarrekeningen laat af te werken, zijn in de oude offerte genoemde werkzaamheden reeds gedeeltelijk verricht tegen een ander declaratiegedrag dan cliënt op dat moment wist. De uitkomst van het gesprek van 2008 inzake de overschrijding van het offertegedrag in 2008, is niet schriftelijk vastgelegd. Hierbij doen wij geen uitspraak aan wie de late afwerking van de jaarrekening is gelegen.

Gezien de bedragen die in de jaarrekening worden genoemd als accountantskosten, heeft [BV123] niet verwacht dat het declaratiegedrag enorm zou afwijken.

(…)

Samenvatting

(…)

Tenslotte hebben wij niet kunnen vaststellen dat de uurtarieven niet marktconform zijn zodat de vraagstelling zich zou moeten beperken tot bovenstaande of voor de werkzaamheden een redelijk tijdsbesteding is verantwoord. Hierin zijn wij in ons rapport met name ingegaan in vergelijking met de offertes 2006-2007. Waarbij wij vaststellen dat de verantwoorde kosten volgens de offerte een redelijke basis vormen voor de genoemde werkzaamheden.

Wij vertrouwen erop u hiermee inzicht te hebben verschaft over de beloning van de accountant inzake [BV123]”.

2.13     Op 5 oktober 2015 heeft klager een dagvaarding ontvangen van de advocaat van [BV123]. Daarvan is één pagina (pagina 9) overgelegd (productie 2 bij het klaagschrift).

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2       Ten grondslag aan de klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klager gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a. Betrokkene is tegenover [C] en tegenover klager niet duidelijk geweest voor welke vennootschap(pen) betrokkene zijn werkzaamheden zou uitvoeren. Betrokkene heeft geheel in strijd met de COS 4400 zijn werkzaamheden uitgebreid naar eerst twee en vervolgens drie vennootschappen.

b. De onder 2.8 vermelde (eerste) versie van het rapport is als zwaar onvoldoende te kwalificeren en is op meerdere punten in strijd met NVCOS 4400. Betrokkene is bij het opstellen van deze versie van het rapport vooringenomen geweest.

c. De onder 2.9 vermelde (tweede) versie van het rapport is als zwaar onvoldoende te kwalificeren en is op meerdere punten in strijd met NVCOS 4400. Betrokkene is bij het opstellen van deze versie van het rapport vooringenomen geweest. Betrokkene had klager zorgvuldig moeten informeren dat inhoudelijk de uitwerking van dat rapport werd gewijzigd ten opzichte van de voorgaande versie.

d. Klager heeft de onder 2.11 en 2.12 vermelde (derde en vierde) versies van het rapport eerst bij de onder 2.13 vermelde dagvaarding ontvangen, terwijl betrokkene deze wel aan [C], [BV123] en de advocaat van [BV123] heeft gezonden.

e. Betrokkene heeft in strijd met NVCOS 4400 in de rapporten (rapport van bevindingen) (onjuiste) standpunten ingenomen en conclusies getrokken. In de onder 2.11 en 2.12 vermelde versies van het rapport heeft betrokkene zijn eigen eerder ingenomen standpunt en zijn eigen oordeel opgenomen, doch doet hij het voorkomen alsof dit het standpunt is van [BV123].

f. Betrokkene heeft in zijn rapport ten onrechte geschreven dat klager terugvalt op ander declaratiegedrag, namelijk dat van uren maal tarief.

g. Betrokkene geeft geen antwoorden op de vragen van [C]. Op de laatste pagina van de (vierde) onder 2.12 vermelde versie van het rapport geeft betrokkene met de zinsnede “Tenslotte hebben wij niet kunnen vaststellen dat de uurtarieven niet marktconform zijn zodat de vraagstelling zich zou moeten beperken tot bovenstaande of voor de werkzaamheden een redelijk tijdsbesteding is verantwoord.” sturing aan de vraagstelling van [C].

h. Betrokkene heeft ten onrechte het volledige dossier, inclusief concepten aan [C] en de advocaat van [BV123] verstrekt. Betrokkene had zich moeten beperken tot één definitieve rapportage en deze aan de opdrachtgever [C] moeten aanbieden en in kopie aan klager, inclusief de zes bijlagen.

i. Betrokkene heeft onvoldoende capaciteiten om een dergelijke opdracht uit te voeren met bijkomstig alle schadelijke gevolgen voor klager tot gevolg.

3.3       Klager heeft ter zitting zijn klacht (en/of verzoek om onderzoek daarnaar te doen) dat [BV123] in de periode van het vierde kwartaal van 2014 tot en met 2015 cliënt is geweest van betrokkene, ingetrokken.

3.4       Wat door of namens klager bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook in strijd zou zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde) maar - voor zover het daartoe kan dienen - als ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door of namens betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet, nu dit plaatshad ná 4 januari 2014, worden getoetst aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

vooreerst en vooraf

4.4       De Accountantskamer merkt voorafgaand aan de behandeling van de vele klachtonderdelen op dat er een onderscheid is te maken tussen enerzijds klachten over de totstandkoming van het onder 2.12 vermelde (definitieve) rapport en anderzijds over de inhoud van datzelfde rapport. Tot de ene groep horen de klachtonderdelen 3.2.a tot en met 3.2.d, 3.2.h en 3.2.i en tot de andere groep behoren de klachtonderdelen 3.2.e tot en met 3.2.g. De Accountantskamer zal de klachtonderdelen hierna als zodanig behandelen.

klachtonderdeel 3.2.a

4.5       Inzake dit klachtonderdeel heeft betrokkene onweersproken als verweer aangevoerd dat hij klager in het eerste gesprek op 26 februari 2015 heeft verteld dat zijn werkzaamheden drie vennootschappen betroffen en dat klager in zijn onder 2.10 vermelde reactie van 27 maart 2015 ook alle drie vennootschappen heeft betrokken.

4.6       De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene met dit verweer het klachtonderdeel voldoende heeft weersproken. Er is, naar het oordeel van de Accountantskamer, geen sprake van onduidelijkheid (geweest) inzake welke vennootschappen betrokkene zijn werkzaamheden heeft uitgevoerd. Van uitbreiding van werkzaamheden nadien is niet gebleken. Dit klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.

klachtonderdelen 3.2.b, 3.2.c, 3.2.d en 3.2.h

4.7       Uit de stukken van het geding, maar met name door de toelichting van betrokkene ter zitting, stelt de Accountantskamer vast dat de onder 2.8, 2.9 en 2.11 vermelde versies van het rapport geen rapportage zijn in de zin van NV COS 4400, maar dat dit concepten betreffen, ook wel discussiestukken genoemd, bestemd voor het hoor en wederhoor.

4.8       De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene ten aanzien van de onder 2.8, 2.9 en 2.11 vermelde versies grote onduidelijkheid heeft laten ontstaan en bestaan over de status van deze stukken. Een eenvoudige toevoeging van een stempel of watermerk ‘concept’ had al veel van deze onduidelijkheid weg kunnen nemen. Voorts is de Accountantskamer van oordeel dat zonder duidelijkheid over de status van deze versies van de rapporten, betrokkene een uitdrukkelijk verspreidingsverbod daarvan had moeten opnemen. Deze onvoldragen rapportages waren discussiestukken voor intern gebruik en hadden slechts met de opdrachtgever gedeeld mogen worden in plaats van dat ze zonder nadere toelichting in een gerechtelijke procedure zijn ingebracht. Daarbij klemt het te meer dat klager van het bestaan van de derde, onder 2.11 vermelde, versie eerst wist, toen hij deze bij de dagvaarding (2.13) heeft ontvangen. Dat klager niet het definitieve onder 2.12 vermelde rapport eerder heeft ontvangen is, naar het oordeel van de Accountantskamer, niet klachtwaardig, nu immers een rapport wordt uitgebracht aan de opdrachtgever, hetgeen in dit geval [C] was. Tot slot is de Accountantskamer nog van oordeel dat wat betreft de totstandkoming van de rapporten in het geheel niet duidelijk is (geweest) dat in de onder 2.8, 2.9 en 2.11 vermelde versies, zoals betrokkene ter zitting heeft toegelicht, meningen en conclusies van [BV123] zijn opgenomen, zonder dat die aan [BV123] worden toegeschreven. Voor klager was dit niet duidelijk, maar nu deze stukken zonder nadere toelichting in de gerechtelijke procedure zijn ingebracht, is het niet ondenkbaar dat die passages ook daarin tot onduidelijkheid hebben geleid. Gelet op het voorgaande dienen deze klachtonderdelen in zoverre gegrond te worden verklaard en behoeft hetgeen partijen hierover overigens naar voren hebben gebracht geen nadere bespreking.

klachtonderdeel 3.2.i

4.9       Gelet op de overige klachtonderdelen en de overwegingen van de Accountantskamer daaromtrent, is de Accountantskamer van oordeel dat aan klachtonderdeel 3.2.i geen zelfstandige betekenis (meer) toekomt, zodat dit ongegrond moet worden verklaard. Voor zover klager dit al heeft bedoeld, overweegt de Accountantskamer dat het accountantstuchtrecht geen grond biedt om schade vast te stellen, laat staan schadevergoeding toe te kennen.

klachtonderdelen 3.2.e, 3.2.f, en 3.2.g

4.10     Zoals hiervoor overwogen, beschouwt de Accountantskamer deze klachtonderdelen als een klacht over de inhoud van het onder 2.12 vermelde definitieve rapport van 12 mei 2015.

4.11     De Accountantskamer stelt voorop dat het weergeven van standpunten in een rapportage is toegestaan. Het geven van conclusies acht de Accountantskamer overigens ook zinvol, te meer daar in dit geval door de opdrachtgever om conclusies was gevraagd.

4.12     Hoewel betrokkene nalaat dit in het rapport te vermelden, leidt de Accountantskamer uit de bewoordingen in de eerste alinea van het rapport (“rapport van feitelijkelijke bevindingen”) af dat sprake is van een opdracht die is uitgevoerd overeenkomstig Standaard 4400 van de NVCOS. Afgezien van de vraag of deze standaard voor een rapportage zoals de onderhavige de aangewezen standaard is, geldt volgens vaste jurisprudentie van de Accountantskamer voor de toetsing van de uitkomst van werkzaamheden van deze aard dat de accountant die weet dat zijn rapportage dient ter publiekelijke ondersteuning van een standpuntinname door zijn opdrachtgever in een gerechtelijke procedure, in elk geval ervoor dient zorg te dragen dat zijn rapportage de objectieve waarheidsvinding door de rechter niet belemmert. Van belemmering van de waarheidsvinding, zoals hiervoor geschreven, is sprake indien de inhoud van de rapportage, gelet op de voor de accountant beschikbare gegevens, onjuist of onvolledig is, indien de bevindingen of conclusies van het rapport een deugdelijke grondslag ontberen of indien het rapport ten onrechte geen duidelijke voorbehouden of beperkingen bevat. Een en ander vloeit voort uit het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid zoals bedoeld in artikel 2 onder d van de VGBA.

4.13     De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene bij zijn opsomming van standpunten niet duidelijk heeft vermeld van wie welk standpunt is. Zo zijn er de kopjes ‘uitwerking standpunten’, ‘standpunten’ en ‘samenvatting’ (zie 2.12) die de lading niet dekken. Ook blijkt ter zitting dat een aantal halverwege opgenomen zinsnede “Het lijkt erop dat de [A] Accountants en Belastingadviseurs B.V. hier uit is gegaan van de geoffreerde bedragen dan wel met een indexactie hierop. In de samenvatting van de reactie van [A] Accountants & Belastingadviseurs (productie 5) wordt onder c. hierop gereageerd.” (2.12) volgens betrokkene als standpunt aan [B] moet worden toegeschreven, maar is het onduidelijk aan wie de even verder opgenomen zinsnede “Gezien de bedragen die in de jaarrekening worden genoemd als accountantskosten, heeft [BV123], niet verwacht dat het declaratiegedrag enorm zou afwijken.” (2.12) moet worden toegeschreven. Dat dit de helderheid van het rapport niet ten goede komt, moge duidelijk zijn, hetgeen betrokkene ter zitting ook heeft toegegeven. Getoetst aan het hiervoor (4.12) gegeven kader is de Accountantskamer van oordeel dat dergelijke verwarring en onduidelijkheid niet in een zodanig rapport thuishoren en dat sprake is van een belemmering van de waarheidsvinding. De klachtonderdelen dienen in zoverre gegrond te worden verklaard.

4.14     Wat betreft de volgende zinsneden in het onder 2.12 vermelde rapport “Op basis van de algemene voorwaarden kan [A] Accountants en Belastingadviseurs B.V. door het niet aanbieden van een offerte over de periode 2008 en later, terug vallen op een declaratiegedrag van uur x tarief. [A] Accountants en Belastingadviseurs B.V. gebruikt de bevestiging bij de jaarrekening om de algemene voorwaarden van toepassing te laten zijn en de opdracht voor het komend jaar ook via het kantoor van [A] uit te laten voeren.” overweegt de Accountantskamer als volgt. Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij dit niet als conclusie heeft bedoeld, maar als vaststelling dat [A] in 2006 en 2007 conform de offerte(s) heeft gefactureerd en dat er in de jaren daarna hogere bedragen zijn gefactureerd. Klager heeft in zijn reactie van 27 maart 2015 (2.10) een andere gang van zaken geschetst, namelijk dat [A] vanaf de aanvang van de werkzaamheden heeft gefactureerd op basis van uur maal tarief, maar dat voor de eerste twee jaren een offerte was gegeven, waarbij uitgegaan werd van een vast aantal uren, gebaseerd op een door [BV123] geschetste situatie.

4.15     Gelet op het voorgaande is de Accountantskamer van oordeel dat met het woord ‘terugvallen’ ten aanzien van de declaraties betrokkene wel degelijk een conclusie heeft getrokken, die gelet op wat hij daarmee zelf bedoelde, op hetgeen in de offertes (2.5) staat vermeld en op hetgeen klager daartegenin heeft gebracht, een deugdelijke grondslag ontbeert. De Accountantskamer neemt daarbij in aanmerking dat met het woord ‘terugvallen’ wordt gesuggereerd dat klager eerst het ene declaratiegedrag volgde en daarna het andere. De door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden geven, naar het oordeel van de Accountantskamer, geen aanleiding voor deze conclusie. Nu in het rapport een conclusie is opgenomen die een deugdelijke grondslag ontbeert, is, naar het oordeel van de Accountantskamer, onder verwijzing naar 4.12 sprake van het belemmeren van de waarheidsvinding. De klachtonderdelen moeten op dit punt gegrond worden verklaard.

4.16     Wat betreft het klachtonderdeel dat betrokkene geen antwoord heeft gegeven op de door de opdrachtgever ([C]) gestelde vragen (2.6) stelt de Accountantskamer vast dat betrokkene deze vragen niet in zijn rapport heeft opgenomen en dat betrokkene ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat hij eigen onderzoek had kunnen doen naar tarieven van accountants, maar dit achterwege heeft gelaten. In zijn rapport (2.12) heeft betrokkene daarover geschreven: “Tenslotte hebben wij niet kunnen vaststellen dat de uurtarieven niet marktconform zijn zodat de vraagstelling zich zou moeten beperken tot bovenstaande of voor de werkzaamheden een redelijk tijdsbesteding is verantwoord.”. Ter zitting heeft betrokkene daarover verklaard dat hij in zijn rapport ‘mild heeft willen aangeven dat het tarief van klager redelijk was’. De Accountantskamer is van oordeel dat door het ontbreken van welk refentiekader dan ook met betrekking tot accountantstarieven (bestaande onderzoeken of eigen onderzoek) betrokkene geen onderbouwd antwoord heeft kunnen geven op de door [C] ter zake gestelde vragen. Het klachtonderdeel moet ook op dit punt gegrond worden verklaard.

4.17     Nu de klacht grotendeels gegrond moet worden verklaard, kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij de beslissing daarover houdt zij rekening met de aard en de ernst van het verzuim van betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van berisping passend en geboden. Daarbij heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat betrokkene met zijn rapportage en het toesturen van eerdere versies de objectieve waarheidsvinding door de rechter heeft belemmerd. Daardoor heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Tevens is meegewogen dat aan betrokkene eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Anderzijds is meegewogen dat betrokkene ter zitting heeft doen blijken inzicht te hebben in het eigen (onjuist) handelen en dat hij heeft verklaard dergelijke opdrachten niet weer te zullen aannemen.

4.18      Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht gegrond zoals hiervoor is verwoord en voor het overige ongegrond;

·       legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van

- berisping;

·       verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;

·       verstaat dat, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, betrokkene het door klager betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan klager vergoedt.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. E.F. Smeele (rechterlijke leden) en drs. E. van Splunter RA en E.M. van der Velden AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. H.J. Haanstra, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 17 september 2018.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient de gronden van het beroep te bevatten en te zijn ondertekend.