ECLI:NL:TACAKN:2018:65 Accountantskamer Zwolle 18/1402 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2018:65
Datum uitspraak: 11-09-2018
Datum publicatie: 11-09-2018
Zaaknummer(s): 18/1402 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: klacht kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie:   Met toepassing van art. 39, eerste lid Wtra is de klacht door de Voorzitter kennelijk ongegrond verklaard, nu de klacht niet betreft werkzaamheden en gedragingen waarvoor betrokkene de tuchtrechtelijke (eind)verantwoordelijkheid draagt, terwijl tegen de uitvoerders van die werkzaamheden (fiscalisten) een klacht kan worden ingediend bij een andere tuchtrechter.

ACCOUNTANTSKAMER

                                                       VOORZITTER

BESLISSING ex artikel 39, eerste lid Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/1402 Wtra AK van 11 september 2018 van

X ,

wonende te [plaats1],

K L A A G S T E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats2],

B E T R O K K E N E ,

raadsvrouw: mr. F.C.M. van der Velden

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De voorzitter van de Accountantskamer heeft kennisgenomen van de aan partijen bekende stukken van het dossier in deze zaak, waaronder:

-        het op 7 augustus 2018 ingekomen ongedateerde klaagschrift met bijlagen;

-        het op 22 augustus 2018 ingekomen aanvullende klaagschrift van 7 augustus 2018 van klaagster;

-        het op 31 augustus 2018 ingekomen verweerschrift van dezelfde datum met bijlagen met het verzoek aan de Voorzitter om een beslissing ex artikel 39, eerste lid Wtra te nemen;

-        de brief van de voorzitter aan klaagster van 5 september 2018;

-        de  e-mail van klaagster van 5 september 2018.

2.         De gronden van de beslissing

Betrokkene is directievoorzitter van [A] (hierna: [A]). Klaagster was met haar onderneming [B] cliënt bij [A]. De fiscalisten mr. [C] RB en drs. [D] RB hebben werkzaamheden voor [B] uitgevoerd.

Klaagster heeft zich in haar (aanvullende) klaagschrift noch in haar e-mail van 5 september 2018 op het standpunt gesteld dat betrokkene een tuchtrechtelijk verwijt treft voor door hem persoonlijk uitgevoerde (accountancy)werkzaamheden. Zij houdt betrokkene daaren-tegen verantwoordelijk voor de uitvoering van de werkzaamheden door genoemde fiscalisten omdat hij directeur van [A] is.

Van verwijtbaarheid van betrokkene op grond van de Wtra zou sprake kunnen zijn indien hij vaktechnisch de (eind)verantwoordelijke zou zijn voor de werkzaamheden van de fiscalisten. Betrokkene heeft in zijn verweerschrift echter naar voren gebracht dat de werkzaamheden louter fiscaal van aard waren en de verantwoordelijkheid voor de uitvoering daarvan bij de fiscalisten zelf lag en voorts dat hij ook geen bemoeienis heeft gehad met de incasso namens [A] van de voor deze werkzaamheden aan [B] toegezonden facturen.

Nu klaagster voorts haar standpunt dat betrokkene persoonlijke betrokkenheid heeft gehad bij de verweten handelwijzen, niet met een verwijzing naar stukken die dat kunnen onderbouwen, heeft toegelicht, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat de klacht het handelen of nalaten van betrokkene betreft. Voorts is daarbij van belang dat klaagster haar klachten over de verrichte werkzaamheden en de incasso van de in rekening gebrachte bedragen tegen de fiscalisten mr. [C] RB en drs. [D] RB kan indienen bij de Raad van Tucht van de Vereniging Register voor Belastingadviseurs, zodat er geen lacune is in de tuchtrechtelijke rechtsbescherming van haar als cliente van [A]. Klaagster heeft ook daadwerkelijk tegen de fiscalisten identieke klachten bij voormelde tuchtrechter ingediend. Althans dat is door klaagster desgevraagd niet betwist. Dit is naar het oordeel van de Voorzitter ook de juiste weg voor klaagster om op haar klachten een tuchtrechtelijke beslissing te krijgen.

De klacht is daarom kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 39, eerste lid Wtra.   

Bespreking van de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van het gestelde handelen of nalaten,  ook wat betreft de totstandkoming en incasso van declaraties,  kan dan ook achterwege blijven.

5.         Beslissing

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter,  in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 11 september 2018.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________