ECLI:NL:TACAKN:2016:96 Accountantskamer Zwolle 15/1965 en 15/1966 Wtra AK
ECLI: | ECLI:NL:TACAKN:2016:96 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-09-2016 |
Datum publicatie: | 23-09-2016 |
Zaaknummer(s): | 15/1965 en 15/1966 Wtra AK |
Onderwerp: | |
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klacht van de leden van één fractie van de gemeenteraad van de gemeente Westland tegen de controlerend accountant en de manager-accountant op de opdracht. Verhoudingen tussen een minderheidsdeel van de gemeenteraad, de gemeenteraad zelve en het college van B&W en de controlerend accountant. Klacht ongegrond. |
ACCOUNTANTSKAMER
BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met de nummers 15/1965 en 15/1966 Wtra AK van 23 september 2016 van
1) mr. X1 ,
2) X2 ,
3) X3,
4) X4,
5) X5,
6) X6 en
7) X7,
allen wonende in de gemeente Westland,
K L A G E R S ,
t e g e n
1) drs. Y1 en
2) drs. Y2 ,
beiden registeraccountant,
en kantoorhoudende te [plaats1],
B E T R O K K E N E N ,
advocaat: mr. drs. J.F. Garvelink.
1. Het verloop van de procedure
1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:
- het op 16 september 2015 ingekomen klaagschrift van 15 september 2015, met bijlagen;
- een op 21 september 2015 ingekomen, door alle klagers ondertekende versie van het klaagschrift;
- een op 30 september 2015 ingekomen aanvulling op het klaagschrift van 29 september 2015, met als bijlagen een aantal nadere producties;
- een op 2 oktober 2015 ingekomen brief van klagers van 1 oktober 2015, met als bijlage een nadere productie;
- twee op 17 december 2015 ingekomen nadere aanvullingen van het klaagschrift, met elk een bijlage;
- het op 1 februari 2016 ingekomen verweerschrift, met bijlagen;
- een op 4 mei 2016 ingekomen brief van klagers van 3 mei 2016, met als bijlagen twee nadere producties.
1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 10 juni 2016 waar zijn verschenen ‑ aan de zijde van klagers ‑ klager 1) mr. [X1], klager 2) [X2], klaagster 5) [X5] en klager 6) [X6] en ‑ aan de zijde van betrokkenen ‑ betrokkene 1) drs. [Y1] RA en betrokkene 2) drs. [Y2] RA in persoon, tot bijstand vergezeld van mr. drs. J.F. Garvelink, advocaat te Amsterdam.
1.3 Klagers en betrokkenen hebben op deze zitting - onder overlegging van pleitaantekeningen - hun standpunten toegelicht en/of doen toelichten en geantwoord en/of doen antwoorden op vragen van de Accountantskamer.
2. De vaststaande feiten
Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.
2.1 Klagers zijn allen leden van de fractie van de politieke partij “[partij1]” in de Gemeenteraad (hierna: de Raad) van de gemeente Westland (hierna: de Gemeente). De fractievoorzitter van “[partij1]” is klager 1), die ook de stukken in de onderhavige klachtzaak namens klagers heeft opgesteld.
2.2 Betrokkenen zijn werkzaam bij [A] Accountants B.V. te [plaats1] (hierna: [A] Accountants) en hebben werkzaamheden verricht voor de Gemeente. Betrokkene 1) is met ingang van de controle van de jaarrekening 2010 de tekenend partner.
2.3 [A] Accountants is in 2009 (opnieuw) accountant geworden van de Gemeente. De overeenkomst trad in werking op 1 januari 2009 en gold voor een duur van drie jaren, dus tot en met het jaar 2011. Deze overeenkomst kon op verzoek van de opdrachtgever met maximaal twee keer één jaar worden verlengd; dit is voor de jaren 2012 en 2013 gebeurd. Het laatste boekjaar ten aanzien waarvan [A] werkzaamheden heeft verricht, is 2014. Ten aanzien van dit boekjaar is een op zichzelf staande overeenkomst voor één jaar gesloten.
Betrokkene 1) is vanaf het najaar van 2010 verantwoordelijk voor de uitvoering van de controle op de jaarrekening van de gemeente Westland. Het boekjaar 2010 was de eerste controle die door betrokkene 1) werd uitgevoerd.
2.4 Betrokkene 2) is een medewerker van betrokkene 1). Betrokkene 2) was sinds september 2013 manager op de opdracht en met name betrokken bij het uitvoeren van de daadwerkelijke controlewerkzaamheden.
2.5 Naast de controlewerkzaamheden werden in het bijzonder in de jaren tot en met 2013 door [A] Accountants, maar ook door andere [A]-entiteiten, zoals [A] Belastingadviseurs, werkzaamheden voor de Gemeente uitgevoerd. Dat gebeurde deels op verzoek van het College van Burgemeester & Wethouders (hierna: het College) of de ambtelijke staf, deels op verzoek van de Raad.
2.6 Met ingang van 1 januari 2014 is de “Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten” (ViO) ingevoerd als opvolger van de “Nadere voorschriften onafhankelijkheid van de openbaar accountant” (NVO). Dat heeft al in 2013 ertoe geleid dat [A] de werkzaamheden is gaan terugbrengen tot die werkzaamheden die onder de ViO te combineren zijn. In 2014 is dat proces afgerond.
2.7 “[partij1]” maakte sinds de gemeenteraadsverkiezingen in 2010 tot en met oktober 2012 deel uit van het College. Nadat de fractie in oktober 2012 het vertrouwen in de eigen wethouder opzegde, is de partij uit het College gegaan en in de oppositie gekomen. De partij bezet thans zeven van de negenendertig zetels in de Raad. Klagers vormen tezamen de voltallige raadsfractie van “[partij1]”.
2.8 Als accountant van de Gemeente had [A] Accountants in het kader van de jaarrekeningcontrole contact met het College voor de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve van de controle (in de praktijk veelal het ambtenarenapparaat) en rapporteerde aan de Raad. Meerwerk werd separaat gefactureerd. Daarnaast had [A] Accountants additionele opdrachten op verzoek van hetzij het College hetzij de Raad voor een aantal andere assurancewerkzaamheden. Zo zijn ten aanzien van het boekjaar 2014 elf subsidieverklaringen afgegeven ten aanzien van diverse gesubsidieerde projecten en werd een EDP-Audit uitgevoerd. Naast de opdrachten aan [A] Accountants zijn door de Gemeente ook opdrachten verstrekt aan [A] Belastingadviseurs, Consultants, Management Consult en FAS. Van deze opdrachten waren betrokkenen op de hoogte en zij hebben per opdracht geëvalueerd of deze een niet beheersbare bedreiging voor de onafhankelijkheid zou opleveren, waarbij zij tot de conclusie kwamen dat dit niet het geval was.
2.9 In september 2009 heeft het Raadsoverleg Financiën (hierna: het ROF) een aantal afspraken gemaakt met [A] over het melden van additionele werkzaamheden (naast de controle). Deze afspraken zijn gevolgd op een presentatie die [A] op 14 september 2009 heeft gegeven over mogelijke manieren waarop de accountant de Raad kan informeren over additionele werkzaamheden. Uit alle aangedragen mogelijkheden heeft het ROF, dat de zaken eenvoudig wilde houden, gekozen voor een melding van de accountant aan de griffier van de Raad wanneer [A] administratieve dienstverlening zou verzorgen en een vermelding in het accountantsverslag. [A] heeft het begrip 'administratieve dienstverlening' daarbij vrij ruim geïnterpreteerd; ook opdrachten die niet onder die noemer vielen zijn gemeld aan de griffier van de Raad, aan wie het vervolgens was via het ROF de Raad te informeren. Alle additionele opdrachten werden daarnaast jaarlijks in het accountantsverslag gemeld. In 2015 is door [A] nog een beperkt aantal aanvullende opdrachten verricht inzake het geven van workshops en werkzaamheden met betrekking tot bijzondere controles.
2.10 In het kader van de controle van de jaarrekening vond regulier overleg plaats op diverse niveaus en in het bijzonder ook met de ambtenaren van de Gemeente op de afdeling financiën. In oktober 2014 heeft een ambtenaar twee vragen gesteld over een tariefegalisatiereserve. Op 7 oktober 2014 heeft een junior manager uit het controleteam per e-mail antwoord gegeven op deze vragen. Klager 2), raadslid namens “[partij1]”, heeft ter zake van die egalisatiereserves op 28 oktober 2014 een vraag gesteld. Naar aanleiding daarvan is door de wethouder op 6 november 2014 een memo opgesteld. Dit memo bevatte (slechts) delen van de e-mail van 7 oktober 2014. Betrokkenen hebben daarop telefonisch contact opgenomen met klager 2) en betrokkene 1) heeft daarbij verklaard dat hij graag de volledige e-mail van 7 oktober 2014 beschikbaar wilde stellen, zodat geen misverstand kon bestaan over de inhoud ervan. Betrokkene 1) heeft daarbij gezegd dit alleen te willen doen als de gehele Raad de e-mail zou krijgen, omdat de accountant aan de Raad in zijn geheel rapporteert en niet aan afzonderlijke fracties ervan. Op 16 december 2014 is de integrale tekst van de e-mail van [A] Accountants van 7 oktober 2014 beschikbaar gesteld aan de gehele Raad door toevoeging aan de openbare Raadsstukken. Op 6 januari 2015 heeft betrokkene 1) op verzoek van het presidium ter verduidelijking van zijn positie een brief gestuurd aan de gehele Raad. Hierin heeft hij de gang van zaken zoals hierboven omschreven aan de Raad uiteengezet en benadrukt dat de e-mail mocht worden verstrekt, maar wel aan de Raad in zijn geheel.
2.11 Op 8 april 2015 ontving betrokkene 1) van klager 2) een e-mail met vragen over afspraken die [A] heeft gemaakt met het ROF en het verzoek een overzicht te verstrekken van alle werkzaamheden die [A] heeft uitgevoerd in opdracht van het College. Betrokkene 1) heeft op 10 april 2015 aan de griffier van de Raad en klager 1) laten weten dat hij deze informatie slechts op verzoek van de meerderheid van de Raad kon verstrekken.
2.12 Op 20 april 2015 heeft betrokkene 1) gesproken met de griffier van de Raad. Op 22 april 2015 volgde overleg met de griffier, gemeentesecretaris en de burgemeester. Op 30 april 2015 is nog eens overleg gevoerd met het presidium. Al deze besprekingen hadden betrekking op de gevolgen van een mogelijke tuchtklacht van de fractie van “[partij1]”.
2.13 Betrokkene 1) ontving op 6 mei 2015 een kopie van een brief van de fractie van “[partij1]” aan het College, waarin [A] Accountants klachtwaardig handelen werd verweten. In de brief werd gesteld dat er zo snel mogelijk (in verband met de driejaarstermijn van artikel 22 Wtra) een tuchtklacht zou worden ingediend wegens een schending van de onafhankelijkheidsvoorschriften en wegens het niet aan de fractie van klagers verstrekken van informatie. Betrokkenen hebben dit beschouwd als een mogelijke bedreiging van de onafhankelijkheid onder de VGBA en ViO en op 7 mei 2015 hebben zij bericht de werkzaamheden op te schorten en zich intussen te buigen over hun positie als extern accountant. De overige Raadsleden hebben op 13 mei 2015 schriftelijk afstand genomen van het standpunt van de fractie van “[partij1]”. Zij konden zich in het aan [A] Accountants gemaakte verwijt niet vinden en alle andere fracties van de Raad hebben [A] Accountants dringend gevraagd om de controle voort te zetten.
2.14 Betrokkenen hebben bij de Director of Independence van [A] Accountants advies ingewonnen inzake de vraag of met eerdergenoemde e-mails hun onafhankelijkheid in gevaar is gekomen. Deze adviseerde dat geen schending van de ViO had plaatsgevonden; het beantwoorden van de vragen werd geacht onderdeel te zijn van regulier overleg.
2.15 Om de bedreiging van de onafhankelijkheid wegens een mogelijke tuchtklacht te mitigeren en zo de controleopdracht te kunnen continueren, heeft [A] Accountants besloten een aantal maatregelen te nemen die zien op extensievere communicatie en extra aandacht van de OKB-er op relevante onderdelen, alsmede betrokkenheid van de Director of Independence. Op 13 mei 2015 heeft [A] Accountants ook telefonisch en per e-mail de AFM geconsulteerd over deze maatregelen en gevraagd naar de visie van de AFM ter zake.
2.16 Op 15 mei 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van [A] Accountants, onder wie de Director of Independence, en - onder anderen ‑ de voorzitter van het presidium namens de Raad en de burgemeester. Van de zijde van [A] is uitgesproken dat het niet de verwachting was dat de opdracht terug zou moeten worden gegeven, maar dat zorgvuldig moest worden gehandeld.
2.17 Betrokkene 1) heeft op 18 mei 2015 aan de Raad een brief gestuurd waarin hij de ontstane situatie schetste. In deze brief deelde hij mede dat alle informatie wat hem betreft beschikbaar kon worden gesteld, mits aan de gehele Raad, en dat het aan het College was om dat te bewerkstelligen. Op 19 mei 2015 is hieromtrent een motie aangenomen door de Raad. In deze motie, die door zes van de acht fracties is ondersteund, is de regie met betrekking tot hervatting van de controlewerkzaamheden neergelegd bij de presidiumvoorzitter en de raadsvoorzitter.
2.18 De AFM heeft in haar advies van 20 mei 2015 geadviseerd dat [A] Accountants de wettelijke controle van de jaarrekening 2014 van de Gemeente kon afmaken ondanks een dreigende tuchtprocedure. Voor de AFM was van belang dat een dreigende tuchtzaak vanuit de fractie “[partij1]” niet kon worden gekwalificeerd als een dreigende juridische procedure tussen de verantwoordelijke partij en de accountant, nu immers de voltallige Raad en niet slechts de fractie “[partij1]” de verantwoordelijke partij is. De AFM heeft in haar advies ook vermeld dat de onder 2.15 genoemde maatregelen adequaat kunnen zijn om een eventuele bedreiging van de onafhankelijkheid van [A] Accountants te mitigeren.
2.19 Op 28 mei 2015 zou, ingevolge de motie van 19 mei 2015, een klein comité, bestaande uit de burgemeester en de presidiumvoorzitter, geassisteerd door de gemeentesecretaris en griffier, bijeenkomen om ‑ onder meer ‑ de hervatting van de werkzaamheden van betrokkenen te bespreken. Dit gesprek is echter verstoord door klagers, die de vergaderruimte zijn binnengedrongen. Klagers hadden ook een aantal journalisten meegenomen bij deze interventie. Deze verstoring leidde tot een spoedvergadering van de Raad op 29 mei 2015. Op deze vergadering is een besluit genomen op basis waarvan de gemeentesecretaris op 30 mei 2015 contact zou opnemen met betrokkene 1) om verdere afspraken over hervatting van de werkzaamheden te maken, welk contact ook heeft plaatsgevonden.
2.20 Betrokkenen hebben op 2 juni 2015 de werkzaamheden weer hervat. De voorgestelde maatregelen ter beperking van de bedreiging voor de onafhankelijkheid zijn daadwerkelijk geïmplementeerd. Betrokkene 1) heeft per brief van 3 juni 2015 aan alle betrokken organen binnen de Gemeente een brief geschreven, waarin hij heeft medegedeeld de controle te zullen afronden en daaraan geen voorwaarden te zullen verbinden, kaders heeft geschetst voor verdere communicatie en heeft verklaard geen deelnemer te willen worden in het politieke debat. De werkzaamheden zijn voorgezet en betrokkene 1) heeft de controleverklaring bij de jaarrekening 2014 afgegeven op 13 juli 2015.
2.21 Betrokkenen hadden medegedeeld dat zij de controle 2015 niet meer zouden verrichten en een nieuwe accountant was er nog niet. Om te voorkomen dat bepaalde subsidieverklaringen niet tijdig gereed zouden zijn en subsidies in gevaar zouden komen, is op uitdrukkelijk verzoek van de Gemeente geïnventariseerd welke verklaringen tot begin 2016 nodig zouden zijn. Afgesproken is dat [A] Accountants daar dan mee zou beginnen. Na benoeming van de opvolgend accountant is met hem door betrokkenen contact opgenomen en gesproken over welke werkzaamheden de opvolgend accountant zou kunnen overnemen en wat [A] Accountants zou moeten afmaken. Betrokkenen en de opvolgend accountant hebben daar afspraken over gemaakt in dier voege dat betrokkenen nog vijf opdrachten zouden afmaken.
2.22 Na het indienen van de klacht heeft klager 1) zich nog tot (de advocaat van) betrokkenen gewend met de vraag of er bezwaar tegen zou zijn indien een kopie van de facturen en aanverwante bescheiden aan klagers beschikbaar zou worden gesteld. Betrokkenen hebben laten weten dat wat hen betreft daartegen in beginsel geen bezwaar was.
3. De klacht
3.1 De raadsman van betrokkenen heeft de verwijten van klagers zoals betrokkene die heeft begrepen, omschreven en samengevat in het verweerschrift (op de pagina’s 21 tot en met 25). Klagers hebben ter zitting te kennen gegeven dat zij zich kunnen verenigen met deze omschrijving en samenvatting van de klacht en er geen bezwaar tegen te hebben dat de Accountantskamer bij haar beoordeling zal uitgaan van de klachtonderdelen zoals deze zijn omschreven in dit verweerschrift. De Accountantskamer zal daarom uitgaan van een klacht als hierna onder 3.2 weergegeven; die weergave is gestoeld op eerdergenoemde omschrijving en samenvatting in het verweerschrift.
3.2 De klacht, zoals betrokkenen deze uit de vier klaagschriften hebben begrepen en de Accountantskamer deze ook interpreteert, bestaat uit de volgende onderdelen:
- Betrokkenen hebben zich niet onafhankelijk opgesteld.
- Betrokkenen hebben ernstige dreigementen geuit.
- Betrokkenen hebben de Raad onvoldoende geïnformeerd en onvoldoende betrokken bij de uitvoering van de werkzaamheden.
- Betrokkenen hebben de jaarrekening 2014 met een onvoldoende professioneel kritische blik gecontroleerd.
- Betrokkenen hebben de Gemeente er ten onrechte niet op gewezen dat ten aanzien van de verlenging van contracten en het geven van opdrachten met een financieel belang, zoals in het geval van de opdracht aan hen, een Europese aanbestedingsplicht bestond.
- Betrokkenen hebben ten onrechte een nieuwe opdracht van het College geaccepteerd na de beëindiging van hun werkzaamheden.
3.3 Wat door of namens klagers bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook in strijd zou zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde) doch als een ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door of namens betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.
4. De gronden van de beslissing
Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.
4.1 Op grond van artikel 31 Wet toezicht accountantsorganisaties (hierna: Wta) en artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de (extern) registeraccountant ten aanzien van zijn beroepsmatig handelen respectievelijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wta en/of de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.
4.2.1 Namens betrokkenen is betoogd dat de klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor zover deze betrekking heeft op handelen en/of nalaten dat zich heeft voorgedaan vóór 15 september 2012. Daartoe is - zakelijk weergegeven - het volgende betoogd.
Voor zover betrokkenen over die periode een verwijt wordt gemaakt, lijkt dat vooral te zien op het beweerdelijk schenden van de NVO omdat door [A] naast de controle- en aanverwante (assurance-)werkzaamheden ook andere opdrachten voor de gemeente werden uitgevoerd. Klagers waren daar dan evenwel van op de hoogte. Zulks omdat [partij1] tot 17 oktober 2012 deel heeft uitgemaakt van het College en dus bij het verstrekken van de thans verweten opdrachten betrokken is geweest. Klagers waren ook vertegenwoordigd in het ROF, waar additionele opdrachten door de griffie werden gemeld. Daarnaast is de aard van de opdrachten die betrokkenen uitvoerden voor het College telkens vrij consistent gebleven. Bovendien is in de accountantsverslagen in de bijlage die ziet op de onafhankelijkheid, ieder jaar aangegeven welke opdrachten naast de controleopdracht waren uitgevoerd. Na 2012 is het aantal additionele opdrachten zowel in diversiteit als omvang ieder jaar telkens gedaald.
Bovendien weten klagers al veel langer dan drie jaar dat [A] opdrachten naast de reguliere controle verrichtte. Klagers weten dat - onder meer - omdat die opdrachten deels door de Raad werden verstrekt, omdat die opdrachten via de griffie zijn gemeld aan de Raad, [partij1] van 2010 - najaar 2012 in het College zat en in het aan de Raad gerichte Accountantsverslag jaarlijks een lijst van opdrachten was opgenomen die niet onder de reguliere werkzaamheden voor de controle vielen.
Daarnaast kunnen klagers niet volharden in de stelling dat de Raad niet door [A] werd geïnformeerd over additionele afspraken. In de wijze van melding heeft [A] altijd vastgehouden aan de afspraken die in 2009 met het ROF zijn gemaakt. Deze dateren van zeven jaar terug. Als klagers de mening waren toegedaan dat [A] op een onjuiste wijze aan de afspraken invulling heeft gegeven, hetgeen betrokkenen betwisten, had het op de weg van klagers gelegen zeven jaar geleden actie te ondernemen.
4.2.2 Klagers hebben dit niet-ontvankelijkheidsverweer van betrokkenen bij pleidooi ter zitting betwist als volgt.
Klagers wisten van niets. Van verjaring als bedoeld in art. 22 Wet Wtra kan geen sprake zijn. Anders dan in het verweerschrift wordt vermeld, konden klagers niet op de hoogte zijn. Geen melding vond plaats, ook niet door het College op grond van art 6 van de Verordening en ook dat was [A] bekend. Ook uit de jaarrekening kon dat niet worden afgeleid omdat daarin geen post accountantskosten voorkwam. Evenmin werden collegebesluiten voor opdrachten aan [A] genomen die in de openbare besluitenlijst voorkomen. Het zijn van coalitiepartij gedurende ca. 2 jaren levert dus ook geen wetenschap op. Er werden geen collegebesluiten genomen over de opdrachten. Navraag wees uit dat "onze Wethouder" van niets wist. Hij is nooit betrokken bij een opdracht. Hoe hadden klagers er achter moeten komen? Zij wisten niet meer dan gelezen kon worden in mails van de griffie op grond van ROF-besluit 2009 en het accountantsverslag. Beklaagden zelf deden ook geen mededelingen. De 3 kwesties waren een verrassing. Ook alles wat daarna kwam, was verrassend.
4.2.3.1 In artikel 22, eerste lid, Wtra, zoals dat luidt sinds 1 januari 2014, is bepaald dat de Accountantskamer een klacht niet in behandeling neemt indien tussen het moment van het verweten handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar of meer is verstreken. Ook kan geen klacht meer in behandeling worden genomen indien op het moment van indienen van de klacht drie jaren zijn verstreken nadat klager heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat het handelen of nalaten in strijd is met het bij of krachtens de Wta of de Wab bepaalde of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. De Accountantskamer overweegt daarbij dat sinds de wijziging ingaande 1 januari 2014 van artikel 22, eerste lid, Wtra voor aanvang van de daarin bedoelde termijn van drie jaren beslissend is of sprake is van een constatering van ‑ geparafraseerd ‑ het tuchtrechtelijk laakbare karakter van het handelen of nalaten van de accountant, dan wel van zodanige feiten dat daarop redelijkerwijs een vermoeden van zulk tuchtrechtelijk laakbaar handelen of nalaten kan worden gebaseerd. Daarbij is van belang hoe de klacht is omschreven, althans door de Accountantskamer moet worden opgevat. Het gaat er dus niet om wanneer een klager een handelen of nalaten van een accountant heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren, maar wanneer een klager aan dat handelen of nalaten een vermoeden heeft verbonden of rede- lijkerwijs heeft kunnen verbinden dat het in strijd is met genoemde wet- en regelgeving.
4.2.3.2 Het klaagschrift in deze zaak is op 16 september 2015 bij de Accountantskamer binnengekomen. Dat betekent dat in dit geval voor de driejaarstermijn en de zesjaarstermijn als bedoeld in artikel 22 Wtra de data 16 september 2012 respectievelijk 16 september 2009 bepalend zijn.
4.2.3.3 De Accountantskamer verwerpt het niet-ontvankelijkheidsverweer van betrokke-nen, omdat klagers niet zonder meer kunnen worden vereenzelvigd a) met de wethouder van de partij “[partij1]” die gedurende circa twee jaren in het College zat en b) met die partij. Zij kunnen dan ook niet geacht worden te beschikken over de wetenschap (wat daar ook van zij) van die wethouder en die partij over die twee jaren. Ook overigens hebben betrokkenen niet aannemelijk gemaakt dat de klacht betrekking heeft op handelen en/of nalaten van betrokkenen van vóór 16 september 2009, dan wel dat klagers vóór 16 september 2012 aan het aan betrokkenen verweten handelen en/of nalaten een vermoeden hebben verbonden of redelijkerwijs hebben kunnen verbinden dat het in strijd was met het bij of krachtens de Wta of de Wab bepaalde of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.
4.3 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet, voor zover dit plaats had vóór 4 januari 2014 worden getoetst aan de toen vigerende Verordening gedragscode (RA’s) en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1, en voor zover dit plaatshad ná 4 januari 2014 aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
4.4 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klagers is om feiten en omstandigheden te (doen) stellen en ‑ in geval van (gemotiveerde) betwisting ‑ aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
4.5.1 Klachtonderdeel I, inhoudende dat betrokkenen zich niet onafhankelijk hebben opgesteld, is namens klagers ‑ onder meer en zakelijk weergegeven ‑ als volgt toegelicht.
Betrokkenen hebben zich niet onafhankelijk opgesteld door het uitvoeren van opdrachten voor het College. Het gaat om opdrachten die zijn verstrekt en uitgevoerd in de periode 2010 - 2014. Betrokkenen hebben vanaf 17 april 2015 louter met het College gecommuniceerd. De Raad is hierbij ten onrechte gepasseerd. Betrokkenen hebben zich hiermee niet onafhankelijk opgesteld, nu de belangen van de Raad en het College conflicteren. Betrokkenen hebben ten onrechte geen melding gemaakt van het gegeven dat [A] ook de accountant zou zijn van [B], één van de deelnemingen van de Gemeente. Nadat betrokkenen zich in september 2015 hebben teruggetrokken, hebben zij desondanks met de burgemeester en ambtenaren overleg gevoerd over continuatie. Betrokkenen worden door de Gemeente betaald voor het samenstellen c.q. controleren van de jaarrekening van [C] B.V. en de onafhankelijkheid van betrokkenen is in het geding gekomen nu zij zowel de jaarrekening van de Gemeente als de jaarrekening van [C] B.V. controleren en eerstgenoemde hiervoor de factuur sturen. [A] heeft door haar verwevenheid met het College geen onafhankelijke visie kunnen geven ten aanzien van de grondposities. Ook is ten onrechte [A] Real Estate hierbij betrokken, in plaats van een partij die geheel buiten [A] staat.
4.5.2 Betrokkenen hebben hiertegen ‑ onder meer en zakelijk weergegeven ‑ het volgende doen inbrengen.
‑ Met betrekking tot de stelling dat betrokkenen geen opdrachten van het College zouden hebben mogen uitvoeren ‑
De gedachte dat naast de controle het uitvoeren van andere opdrachten voor de gemeente in enig jaar onder enige regelgeving niet toelaatbaar zou zijn geweest, is in algemene zin onjuist. Waar zij betrokkenen een verwijt willen maken, dienen klagers concreet aan te geven welke opdracht een niet toelaatbare bedreiging voor de onafhankelijkheid zou hebben opgeleverd en waarom die specifieke werkzaamheden dan ook concreet van gewicht zouden zijn voor de beoordeling van de onafhankelijkheid. De klacht zou daarbij ook in tijd specifiek moeten zijn. Wat in het kalenderjaar 2013 onder de NVO was toegestaan, was dat in 2014 onder de ViO wellicht niet meer. Zoals aangegeven is daar ook op ingespeeld door de werkzaamheden belangrijk terug te brengen. Klagers beschikken over ruimschoots afdoende informatie om de klacht te specificeren.
Klagers noemen drie concrete gevallen van beweerde additionele opdrachten waarvan [A] geen melding vooraf zou hebben gedaan. Het gaat om een beweerd advies omtrent renteconversie in 2012, een e-mail over piekbetalingen uit 19 september 2013 en de e-mail van 7 oktober 2014 inzake de egalisatiereserve.
Betrokkenen merken allereerst op dat het hier in geen van de drie gevallen gaat om additionele opdrachten, en dat er in slechts één van de drie gevallen additioneel is gefactureerd (ook het College had dus geen meldplicht). Het gaat om regulier overleg tussen de accountant en de verslaggevende entiteit over verslaggevingsissues. Dat mag onder de ViO, dat mocht eens te meer onder (de minder strenge) NVO.
Het informeren van de Raad via het ROF was overigens de taak van het College, niet van [A] of betrokkenen.
Ten tijde van de eerste twee verwijten golden de NVO, het derde verwijt speelt na het invoeren van de ViO.
Ten aanzien van de renteconversie in 2012, het eerste verwijt, het volgende. Op verzoek van de Raad hebben betrokkenen het raadsvoorstel over de renteconversie onderzocht. Dit onderzoek werd vormgegeven in een rapport van feitelijke bevindingen. Naar aanleiding van dit rapport heeft het College enkele aanpassingen aangebracht in het raadsvoorstel.
De bevindingen van betrokkenen zijn telkens consistent gebleven en hadden alleen betrekking op de kwaliteit van de bestuurlijke informatie. Zij hebben zich nooit uitgelaten over de inhoud van het raadsvoorstel of een standpunt ingenomen, omdat dit tot het politieke domein behoort waar betrokkenen buiten staan. Het verwijt dat betrokkenen ten behoeve van het College alsnog van 'standpunt' zouden zijn gewijzigd, is zonder enige feitelijke grond.
Ten aanzien van het tweede verwijt, de e-mail van 19 september 2013, geldt het volgende. Deze e-mail zag op de wijze waarop onder meer de in de klacht genoemde 'piekbetaling' in de verantwoording verwerkt moest worden en was een reactie op een vraag van de teamleider financiële concernzaken van de Gemeente (dhr. [D]). Deze e-mail past in het reguliere overleg over verslaggevingsvraagstukken en schetst kort het geldende stelsel (zonder positie te nemen). Van een (separaat) advies is geen sprake. De betrokken e-mail is naar aanleiding van de bezwaren van klagers in mei 2015 getoetst door de Director of Independence van [A] en als passend in het reguliere overleg beoordeeld. Hetzelfde geldt voor de e-mail van 7 oktober 2014.
Betrokkenen merken nog op dat het een reden heeft dat ook onder de ViO dit soort overleg tussen accountant en entiteit mogelijk is. Het is dienstig en wenselijk als de entiteit in een relatief vroeg stadium met de controlerend accountant van gedachten kan wisselen over het vigerende verslaggevingsstelsel. Iedere in de praktijk werkzame accountant zal dat onderschrijven. Het is vervolgens aan de verslaggevende entiteit om de verslaggevings-keuze te maken.
Klagers hebben voorts overzichten over een vijftal jaren met de facturen van diverse [A]-entiteiten overgelegd en lijken zich op het standpunt te stellen dat er per saldo veel werkzaamheden werden verricht en gefactureerd, waardoor betrokkenen niet langer onafhankelijk zouden zijn geweest.
Betrokkenen kunnen hier niet iedere werkzaamheid bespreken en beperken zich tot de hoofdlijn. Betrokkenen beginnen met 2011, het eerste volledige jaar dat betrokkene 1) verantwoordelijk was. Betrokkenen beperken zich tot de niet-assurancewerkzaamheden. Betrokkenen merken voorts op dat de hierna te bespreken werkzaamheden (vaak meermaals) voor zover betrokkenen bekend zijn gemeld aan de griffie en zijn vermeld in het accountantsverslag. De overgrote meerderheid van de additionele opdrachten in 2011 wordt gevormd door het detacheren van een BTW-specialist bij de Gemeente. Deze adviseur was bij de Gemeente gedetacheerd, waarbij de detachering steeds op verzoek van de Gemeente met een jaar werd verlengd. De betrokken medewerker was geplaatst op de administratie bij de Gemeente als ondergeschikte van de teamleider Financiën, onder wiens
verantwoordelijkheid hij werkzaamheden uitvoerde. Hij hield zich (heel kort gezegd) vooral bezig met het juist 'labelen' (althans het controleren daarvan) van facturen; i.e. met het hanteren van de juiste BTW percentages. De detachering van de betrokken medewerker is als mogelijke bedreiging voor de onafhankelijkheid onderkend, met name ook vanwege het feit dat de fee voor de detachering aan het einde van het jaar boven de audit fee uitkwam. Met betrekking tot onafhankelijkheid is samengevat de situatie bij deze opdracht:
- de werkzaamheden vonden plaats in het kader van de reguliere detachering onder verantwoordelijkheid en aansturing van het afdelingshoofd;
- de medewerker(s) verrichtten ook geen beleids- of beheersdaden;
- dit hield tevens in dat de leiding te allen tijde de verantwoordelijkheid bleef dragen voor de AO/IB, de interne controleprocedures en het reageren op bevindingen;
- de medewerker maakte geen deel uit van het audit team (gescheiden opdrachtteams);
- na afloop van het boekjaar voerde het audit team zelf een afsluitende beoordeling uit;
- er vond een OKB plaats;
- de OKB-er had additionele aandacht voor de terreinen van overige dienstverlening (risico zelftoetsing) en voor schattingsposten (risico zelfverrijking);
- er werd tijdens de controle een fiscalist ingezet die niet betrokken was bij dienstverlening aan de gemeente om de fiscaliteit, waaronder de BTW, te beoordelen, en
- de dienstverlening werd gemeld per email, aan de griffie en in het accountantsverslag.
Deze maatregelen zijn in de jaren 2010-2014 toegepast. Daarmee was de bedreiging teruggebracht naar een aanvaardbaar niveau. Betrokkene 1) heeft ter zake ultimo 2012 de casus ook nog eens voorgelegd aan de Director of Independence, die heeft bevestigd dat de bedreiging met de getroffen maatregelen werd teruggebracht naar een aanvaardbaar niveau. Voorts is al in 2012 op initiatief van betrokkene 1) besloten om deze dienstverlening in 2013 uit te faseren om zo de bedreiging helemaal weg te nemen, zulks mede in het kader van het naderen van de ViO, maar ook omdat betrokkene 1) het niet wenselijk vond dat de Gemeente te lang gebruik zou blijven maken van de werkzaamheden van een medewerker van [A]. In 2013 is het aantal uren teruggebracht en in 2014 en 2015 is de medewerker helemaal niet meer gedetacheerd geweest.
Klagers hebben gesteld dat de bedragen op de facturen voor de detachering veel hoger zijn
uitgevallen dan eerder aangegeven in overzichten die zijn verstrekt bij brief van 29 september 2015. Deze brief - en daarmee de vermeend lagere bedragen - is afkomstig van de Gemeente. Betrokkenen en/of [A] hebben geen betrokkenheid gehad bij het opstellen van deze brief of overzichten met bedragen. Zij kunnen uiteraard niet de verantwoordelijkheid dragen voor bedragen die de Gemeente, zonder hun medewerking, in een brief zou hebben vermeld.
Ook zijn door [A] diverse trainingen en cursussen verzorgd. Als zodanig bracht dat geen additionele bedreiging voor de onafhankelijkheid met zich. Voorts is in oktober en november 2011 een risico workshop op de variant Westlandse Ondernemer Combinatie uitgevoerd door [A] Financial Advisory Services B. V. (Real Estate). Ook dat leverde geen additionele bedreiging op. Deze opdrachten zijn steeds gemeld aan de griffie en vermeld in het accountantsverslag.
Ten aanzien van het boekjaar 2012 is het beeld in hoofdlijn hetzelfde. Op de controle en overige assurancewerkzaamheden, met name specifieke verklaringen (en in 2012 een EDP audit) gaan betrokkenen niet in omdat die voor de onafhankelijkheid hier geen rol spelen. In 2012 is ook weer sprake geweest van detachering, voornamelijk dezelfde medewerker met BTW-deskundigheid als hierboven besproken. Daarnaast is er ondersteuning geweest in wat subsidietrajecten. Ook vond een project plaats om de bedrijfsvoering te professionaliseren in het kader van bezuinigingen binnen de Gemeente. Het ging om een eenmalige opdracht die mede tot doel had de organisatie van de gemeente beter te doen functioneren om zo minder afhankelijk te zijn van externe krachten. Een en ander is gemeld in januari 2012 en na afloop van het boekjaar in het accountantsverslag. Deze opdracht raakte niet aan de jaarrekening en was geen bedreiging voor de onafhankelijkheid van betrokkenen. In 2012 zijn ook voor een beperkt bedrag cursussen gegeven. Ook die gaven geen additionele bedreiging voor de onafhankelijkheid. Voor het mitigeren van de bedreiging wordt naar hierboven verwezen.
In 2013 is de hoeveelheid additionele werkzaamheden als gezegd afgenomen. De belangrijkste wijziging ten opzichte van 2012 zijn het feit dat het bovengenoemde project om de organisatiestructuur te wijzigen was afgerond. Ook in 2013 was er een eenmalig project, te weten het verlenen van ondersteuning bij de invoering van de zogenaamde participatiewet. In dit kader heeft [A] Consulting de Gemeente ondersteund bij het vormgeven van het Leerwerkbedrijf. Concreet hield dit het vaststellen van de doelstelling van het Leerwerkbedrijf en de te verwachten resultaten van haar leer-werkomgeving. Het betrof een puur beleidsmatig onderzoek waarin scenario's werden geschetst. Inhoudelijk leverde dat geen additionele bedreiging voor de onafhankelijkheid op. Ook dit project is zowel tevoren aan de griffie (en in het ROF) als achteraf in het accountantsverslag gemeld.
Op de situatie in 2014, toen de ViO in werking was getreden, is hierboven in het kort ingegaan. Het aantal additionele opdrachten was sterk teruggebracht. Van een reële bedreiging voor de onafhankelijkheid was geen sprake. Bovendien viel het jaar 2014 niet meer onder het contract, maar betrof het één afzonderlijk verstrekte opdracht die onder de Europese aanbestedingsnorm viel. De Raad heeft zelf besloten tot verstrekking van deze ‑ eenmalige ‑ opdracht. Kortom: niet gebleken of toegelicht is dat in enig jaar sprake was van een bedreiging voor de onafhankelijkheid die niet terug te brengen was tot aanvaardbare proporties. Dat sprake zou zijn van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is al helemaal niet gebleken.
‑ met betrekking tot het verwijt dat betrokkenen vanaf medio april 2015 ten onrechte louter met het College zouden hebben gecommuniceerd ‑
Verwezen wordt naar hierboven. Betrokkenen hebben niet louter met het College gecommuniceerd. Betrokkenen hebben in mei en juni 2015 bijvoorbeeld brieven aan de gehele Raad geschreven. Betrokkenen hebben alleen steeds aangegeven dat zij, als zij communiceerden met de Raad ‑ hetgeen ze ook hebben gedaan ‑ zij met de hele Raad wilden communiceren, niet met één fractie. Dit was ook in overeenstemming met door de Raad aangenomen moties. Betrokkenen voegen daar aan toe dat de meerderheid in de Raad steeds heeft aangegeven tevreden te zijn met de wijze waarop betrokkenen informatie verstrekten. Klagers spreken dus ook niet namens de Raad, zij nemen een aan het standpunt van de Raad contrair standpunt in. Klagers kunnen als minderheid niet bepalen dat zij de wijze van communicatie tussen de Raad en de accountant willen veranderen; daar is een democratisch, bij meerderheid te nemen, besluit voor nodig. Dat het accountantsverslag eerst in concept aan het College is voorgelegd is geen teken van een gebrek aan onafhankelijkheid, maar heeft te maken met het verkrijgen van deugdelijke grondslag. Het is daartoe gebruikelijk dat de voor de verantwoording verantwoordelijke organen de gelegenheid krijgen naar aanleiding van het conceptverslag te reageren en input te geven.
‑ met betrekking tot de stelling dat betrokkenen niet hebben gemeld dat [A] ook de accountant was van [B] ‑
[B] is een zelfstandige entiteit met een eigen bestuur, raad van vennoten en een eigen accountant. Die accountant was ook werkzaam bij [A], maar niet betrokken bij de opdracht voor de Gemeente. Betrokkenen hadden ook niets te maken met diens benoeming. Wie die accountant was kon een ieder zien in de jaarrekeningen van [B]. Voor zover betrokkenen weten was dat ook bekend bij de Gemeente. Tot en met 2013 werd dit bovendien expliciet vermeld in de jaarrekening van de Gemeente. Van enige verdere meldplicht (of schending daarvan) is geen sprake.
‑ met betrekking tot de stelling dat betrokkenen na hun definitieve terugtrekking overleg met de burgemeester en ambtenaren over continuatie zouden hebben gehad ‑
Nadat de opdracht over 2014 was afgerond en betrokkene 1) bij brief van 28 augustus 2015 had aangegeven de opdracht voor 2015 niet te willen aanvaarden, is vanuit diverse gremia, de Raad, het College en de burgemeester, getracht hem op andere gedachten te brengen. Niet is in te zien waarom betrokkene de vertegenwoordigers van de Gemeente, zijn jarenlange en gewaardeerde cliënt, niet te woord had mogen staan. Een andere opstelling was onbehoorlijk geweest. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op geen enkele wijze sprake. Overigens is het uiteindelijke overleg dat op verzoek van de Gemeente plaatsvond gevoerd met het bestuur van [A]. In dat gesprek is aangegeven dat [A] om haar moverende redenen, hoe spijtig verder ook, af wilde zien van het aanvaarden van de nieuwe opdracht. Dat klagers daar kennelijk (als enigen) blij mee waren, is al toegelicht.
‑ met betrekking tot de stelling dat betrokkenen zijn betaald door de Gemeente voor het controleren van de jaarrekening van [C] B.V. ‑
Door klagers wordt het standpunt ingenomen dat betrokkenen zich niet onafhankelijk hebben kunnen opstellen, omdat zij door het College werden betaald voor de samenstelling c.q. controle van de jaarrekening van [C] B.V. De Gemeente is 50% aandeelhouder van [C] B.V. De andere aandeelhouder is [E]. De Gemeente is daarnaast 100% aandeelhouder in de Participatiemaatschappij [C] B.V. ('Participatiemaatschappij'). De Participatiemaatschappij houdt 49% van de aandelen in [C] C.V. [E] houdt ook 49% in [C] C.V. [C] B.V. houdt op haar beurt 2% van de aandelen in [C] C.V. De entiteit met de daadwerkelijke activiteit is [C] C.V. De accountant van zowel [C] B.V. als [C] C.V. was [F]. Betrokkenen hebben wel werkzaamheden verricht bij (maar niet vóór) [C] C.V.; dat was evenwel in het kader van de controle van de jaarrekening van de Gemeente zelf. De jaarrekening van de Participatiemaatschappij werd gecontroleerd door een andere partner binnen [A]. Betrokkenen waren daar niet bij betrokken. Omdat de Participatiemaatschappij als een verbonden derde onder de ViO geldt, hebben betrokkenen deze meegenomen in hun onafhankelijkheidsanalyse. Hieruit bleek geen verhoogd risico. Voorts hebben klagers gesteld dat de Gemeente door [A] is verplicht om de factuur van [C] B.V. te voldoen. Dit is onjuist. De Gemeente heeft deze factuur wel voorgeschoten, maar uiteindelijk werd deze ten laste van [C] B.V. gebracht. Betrokkenen zijn voorts van mening dat het niet aan hen is of de Gemeente besluit een dergelijke factuur voor te schieten.
‑ met betrekking tot de stelling dat betrokkenen geen onderbouwde visie zouden hebben kunnen geven op de grondpositie van de Gemeente, omdat zij te verweven zouden zijn met het College ‑
Volgens klagers zijn van de gronden die de Gemeente in eigendom heeft in het geheel geen taxaties gemaakt, en áls deze al zouden zijn gemaakt, is dit onder de vleugels van [A] Real Estate gedaan. Klagers stellen zich voorts op het standpunt dat dit dan ten onrechte door [A] Real Estate zou zijn gedaan en dat deze werkzaamheden extern uitbesteed hadden moeten worden. In dit klachtonderdeel lijken klagers betrokkenen eerst te willen verwijten dat zij geen taxaties zouden hebben verricht, om hen vervolgens te verwijten dat de gemaakte taxaties door een geheel externe partij hadden moeten verricht. Dat is opvallend.
Klagers menen voorts dat betrokkenen een 'onderbouwde visie' hadden moeten geven. Het geven van een visie behoorde evenwel niet tot het takenpakket van betrokkenen. Het is aan betrokkenen om een oordeel te hebben over het getrouwe beeld en de risico's. Een andere rol zou juist in strijd zijn met de onafhankelijkheidsregels. Voor de controle van de grondposities verwijzen betrokkenen naar de bespreking van klachtonderdeel 4.
4.5.3 Deze weerspreking van het eerste klachtonderdeel is door of namens klagers niet, dan wel onvoldoende, betwist. De aan dit klachtonderdeel door klagers ten grondslag gelegde feiten en/of omstandigheden zijn tegenover die weerspreking niet aannemelijk geworden of kunnen het verwijt niet dragen. De Accountantskamer is dan ook van oordeel dat betrokkenen de bedreigingen voor hun onafhankelijkheid voldoende hebben onderkend en adequate maatregelen hebben genomen om die onafhankelijkheid te waarborgen, zodat niet met recht kan worden volgehouden dat betrokkenen zich niet onafhankelijk hebben opgesteld bij de uitvoering van hun werkzaamheden voor de gemeente Westland. In het bijzonder is niet aannemelijk geworden dat betrokkenen bij de uitvoering van hun opdracht voor de Gemeente Westland de voorschriften van de NVO en/of (na 1 januari 2014) de ViO hebben overtreden en al evenmin, dat betrokkenen zich niet hebben gehouden aan afspraken over het melden van additionele opdrachten; dat fiscale advisering niet als zodanig hoefde te worden gemeld, is door of namens klagers niet betwist. Het eerste klachtonderdeel moet ongegrond worden verklaard.
4.6.1 Klachtonderdeel II, inhoudende dat betrokkenen ernstige dreigementen hebben geuit, is namens klagers toegelicht met de stelling dat betrokkenen hebben gedreigd met het staken van hun werkzaamheden en met het ervoor zorgen dat de Gemeente geen opvolgende accountant zou kunnen vinden.
4.6.2 Van de zijde van betrokkenen is tegen klachtonderdeel II ‑ onder meer en zakelijk weergegeven ‑ ingebracht:
Klagers hebben zich op het standpunt gesteld dat betrokkenen met grote rampspoed voor de Gemeente zouden hebben gedreigd als niet tijdig een controleverklaring over boekjaar 2014 afgegeven kon worden omdat betrokkenen door de besproken bedreiging de opdracht niet hadden kunnen afronden. Dit klachtonderdeel is zonder enige basis.
Klagers, althans [partij1], hebben laten weten een klacht in te zullen dienen tegen betrokkenen vanwege een gebrek aan onafhankelijkheid. Dat leverde een bedreiging op in de zin van artikel 21 VGBA. Betrokkenen hebben deze kwestie serieus genomen en wilden bij hun klant, de Gemeente, een realistisch beeld scheppen. Betrokkenen hebben ter zake op open en zakelijke wijze met de Gemeente gecommuniceerd. Dat mocht van hen worden verwacht.
Op 20 april 2015 heeft de griffier met betrokkene 1) gesproken naar aanleiding van de dreiging zijdens [partij1] met een tuchtklacht. Betrokkene 1) heeft in het vervolg telkens de meest realistische scenario's geschetst. Hij heeft gemeld dat de werkzaamheden werden opgeschort hangende de interne consultatie en het overleg met de AFM. Hij heeft de rol van de AFM toegelicht en aangegeven dat in een uiterste situatie de dreiging van een tuchtklacht ertoe zou kunnen leiden dat de controle-opdracht 2014 zou moeten worden beëindigd. Betrokkene 1) heeft steeds te kennen gegeven dat het vinden van een nieuwe accountant die de jaarrekening 2014 nog voor 15 juli 2015 zou kunnen controleren niet eenvoudig zou zijn; dat zou weer allerlei negatieve gevolgen hebben voor de Gemeente. Betrokkene 1) heeft getracht een open en juist beeld te geven van de ontstane situatie. Op verzoek van het zogeheten presidium (het overleg van alle fractievoorzitters en de burgemeester) is betrokkene 1) op 30 april 2015 aanwezig geweest bij de vergadering van dat presidium. Het betrof een vergadering met een vertrouwelijk karakter; die vertrouwelijkheid is ook aan betrokkene 1) opgelegd. In die vergadering heeft betrokkene 1) geen ander standpunt vertegenwoordigd.
Dat betrokkenen zouden hebben gedreigd de controlewerkzaamheden zonder meer te staken als een klacht zou worden ingediend omdat zij zich niet zouden hebben willen branden aan dit 'wespennest', wordt nadrukkelijk betwist. Betrokkenen hebben er steeds naar gestreefd de opdracht af te kunnen maken. Zij realiseerden zich dat het niet afmaken van de opdracht voor de Gemeente zeer nadelig zou zijn. De Gemeente kon en mocht intussen van haar accountant wel een realistische en deugdelijke communicatie verwachten. Betrokkenen hebben naar eer en geweten aan die verwachting willen voldoen door open te communiceren over mogelijke gevolgen en scenario's. Alleen door klagers is deze handelswijze geïnterpreteerd als een dreigement.
In dit kader kan ook de vraag worden gesteld welke andere houding van betrokkenen kon worden verwacht. Het zonder meer continueren van de opdracht terwijl een (onafhankelijkheids)klacht werd aangekondigd, zou strijdig met de ViO kunnen zijn. Het niet geven van een deugdelijke voorlichting aan de klant zou niet getuigen van integer en professioneel handelen.
4.6.3 De Accountantskamer is van oordeel dat de feiten en omstandigheden en de uitlatingen van betrokkenen als vermeld in het ‑ niet dan wel onvoldoende betwiste ‑ verweer van betrokkenen tegen het tweede klachtonderdeel niet zonder meer kunnen leiden tot de conclusie dat betrokkenen ernstige dreigementen als door klagers bedoeld hebben geuit. De door betrokkenen geschetste scenario’s waren onder de gegeven omstandigheden inderdaad realistisch, terwijl feiten en/of omstandigheden die van een opzet tot dreigen bij betrokkenen getuigen, niet zijn gebleken of aannemelijk geworden. Van de mededelingen van betrokkenen (althans van één hunner) dat, in verband met de ontstane bedreiging van hun onafhankelijkheid als gevolg van de aankondiging door de raadsfractie ‘[partij1]’ van een (tucht)klacht tegen betrokkenen, de opdracht wellicht niet zou kunnen worden afgerond en dat het vinden van een nieuwe accountant die de jaarrekening 2014 nog vóór 15 juli 2015 zou kunnen controleren niet eenvoudig zou zijn, valt niet aanstonds in te zien dat deze onder de gegeven omstandigheden als dreigementen zouden moeten of kunnen worden opgevat; in elk geval vormen zij geen tuchtrechtelijk vergrijp van betrokkenen. Het tweede klachtonderdeel moet daarom eveneens ongegrond worden verklaard.
4.7.1 Als toelichting op klachtonderdeel III, inhoudende dat betrokkenen de Raad onvoldoende hebben geïnformeerd en onvoldoende hebben betrokken bij de uitvoering van de werkzaamheden, is namens klagers ‑ onder meer en zakelijk weergegeven ‑ aangevoerd:
Betrokkenen hebben vanaf 17 april 2015 niet meer gecommuniceerd met de voltallige Raad of de griffier van de Raad, maar enkel met het College en het ambtenarenapparaat. Afgezien van de conflicterende belangen van de Raad en het College, betekent dit ook dat betrokkenen de Raad, met inbegrip van klagers, hebben gepasseerd. De correspondentie tussen betrokkenen en de AFM omtrent de onafhankelijkheid van betrokkenen als accountant van de Gemeente is niet aan klagers overgelegd. Betrokkenen hebben niet gesignaleerd dat het College sinds 2010 de Raad niet vooraf informeerde over aan de accountant verstrekte opdrachten, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid Controleverordening Gemeente 2006. Meermalen hebben betrokkenen geweigerd om verantwoording af te leggen aan de Raad in het ROF. Hiermee is klagers de mogelijkheid van het verkrijgen van een nadere toelichting ontnomen. Betrokkenen hebben aan de Raad geen opdrachten van het College en daarmee verband houdende facturen verstrekt. Betrokkenen verlenen het College geen toestemming om klagers nadere informatie te verschaffen. Betrokkenen hebben zich zelf ook niet gehouden aan afspraken over het melden van additionele opdrachten, gezien een presentatie die [A] heeft gegeven in 2009 met mogelijke wijzen van melding. Afgesproken is dat betrokkenen controle- en adviesgerelateerde opdrachten altijd met de Raad moesten bespreken. Betrokkenen zijn niet transparant geweest in hun opdrachtbevestigingen, manier van facturering en urenregistratie. Ten aanzien van een groot aantal additionele opdrachten is geen schriftelijke opdrachtbevestiging aan het College verstuurd. Ook zijn [A]'s nota's niet gespecificeerd en bevatten zij geen urenregistraties. Klagers kunnen zo niet nagaan wat [A] precies heeft gedaan en onder welke voorwaarden.
4.7.2 Tegen klachtonderdeel III is van de zijde van betrokkenen ‑ onder meer en zakelijk weergegeven ‑ het volgende ingebracht.
Klagers stellen in essentie dat betrokkenen informatie aan de Raad zouden hebben geweigerd. Daarbij wordt evenwel veelal verwezen naar brieven die niet door betrokkenen zijn geschreven, maar door [partij1] of bijvoorbeeld door het College. Waar bijvoorbeeld wordt gesteld dat "de accountant heeft volhard in de weigering nadere zakelijke informatie te verschaffen nadat de accountant eerst had toegezegd de gegevens wel te verstrekken" wordt veelal verwezen naar brieven die betrokkenen niet hebben geschreven. Dit verwijt is des te meer opvallend nu de Raad als orgaan of meerderheid van de Raad nooit het gevoel heeft gehad dat betrokkenen informatie zouden hebben geweigerd. Ook op dit punt lijkt de fractie van [partij1] zichzelf te verwarren met de Raad als geheel. Wat is er dan wel gebeurd? In essentie heeft betrokkene 1) [de correspondentie is met hem gevoerd: het verwijt ziet slechts op hem] twee dingen gedaan, te weten: naar de Gemeente zelf verwezen en geen correspondentie met de AFM verstrekt, maar de Raad ter zake wel geïnformeerd. Niet valt in te zien hoe betrokkene 1) tuchtrechtelijk laakbaar zou hebben gehandeld. Betrokkenen zullen niettemin in meer detail reageren op de hen gemaakte individuele verwijten.
- met betrekking tot de stelling dat betrokkenen sinds 17 april 2015 enkel hebben gecommuniceerd met het College -
Als accountant kan [A] in beginsel niet met individuele stakeholders, gemeenteraads-leden daaronder begrepen, communiceren en ook niet informatie aan individuele stakeholders verstrekken. Als accountant willen betrokkenen ook niet treden in de interne communicatie tussen individuen of organen die bij de Gemeente betrokken zijn. De informatie die [partij1] vroeg was bovendien beschikbaar bij de Gemeente. Betrokkene 1) heeft in een schrijven van 18 mei 2015 aan de Raad - onder meer - vermeld:
"[partij1] heeft ons rechtstreeks per e-mail verzocht om toezending van diverse documenten en om beantwoording van vragen. Als accountant van de gemeente, benoemd door uw gemeenteraad, verstrekken wij de cliënt-specifieke informatie en antwoorden niet aan individuele leden van de gemeenteraad. Alle gevraagde informatie is bij uw gemeente beschikbaar en naar onze mening ligt het op de weg van het College om deze informatie aan de gemeenteraad te verstrekken."
Dat was de juiste weg. Betrokkenen merken nog op dat zij, met uitzondering van de correspondentie met de AFM, niet hebben gesteld dat de door [partij1] gevraagde informatie niet beschikbaar zou worden gemaakt. Zij hebben er slechts voor gewaakt niet eenzijdig één fractie te informeren. Na het indienen van de klacht hebben betrokkenen steeds te kennen gegeven dat zij er geen bezwaar tegen hebben indien klagers de gevraagde informatie krijgen. Betrokkenen hebben, voor zover zij kunnen nagaan, geen toezeggingen gedaan om informatie te verstrekken om die vervolgens niet na te komen. Betrokkene 1) heeft aan de griffier van de Raad laten weten dat hij alleen op verzoek van de meerderheid van de Raad informatie kan verstrekken en niet aan individuele fractieleden. Hij heeft echter nooit een dergelijk verzoek van de meerderheid van de Raad geweigerd. Het ter zake door klagers gesuggereerde is onjuist. Klagers verwijzen ook niet naar concrete toezeggingen.
- met betrekking tot de stelling dat betrokkenen hun correspondentie met de AFM niet hebben overgelegd -
Betrokkene 1) heeft laten weten correspondentie tussen [A] en haar toezichthouder AFM niet in afschrift te verstrekken. Hij heeft zijn opdrachtgever wel geïnformeerd over het plaatsvinden van dat overleg en de uitkomsten ervan. Betrokkenen merken op dat er op een accountant - bijzondere omstandigheden wellicht daargelaten - geen verplichting rust correspondentie met de toezichthouder in afschrift aan derden te verstrekken. Die correspondentie heeft een vertrouwelijk karakter. De toezichthouder zelf is tot geheimhouding verplicht. De VGBA geeft hier geen voorschrift, maar aangenomen moet worden dat ook de accountant hier terughoudendheid betracht, ook om het functioneren van de toezichthouder niet te belemmeren. De accountant dient uiteraard wel zijn opdrachtgever te informeren omtrent de voortgang van de werkzaamheden en eventuele bedreigingen daarvoor. Dat heeft betrokkene 1) hier netjes gedaan.
- met betrekking tot de stelling dat betrokkenen niet hebben gesignaleerd dat het College sinds 2010 art. 6 eerste lid van de Controleverordening 2004 niet nakomt -
Klagers verwijzen in hun klaagschrift naar artikel 6 van de 'Controleverordening Gemeente 2006'. Betrokkenen begrijpen dat klagers hier de eerdergenoemde Verordening voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van de Gemeente 2004 bedoelen. Op grond van het al in 4.6 genoemde artikel 6 Controleverordening 2004 dient het College de Raad vooraf te informeren over overige aan de accountant verstrekte opdrachten. Niet valt in te zien waarom het de taak van betrokkenen is geweest om de Raad op de hoogte te stellen van het vermeende feit dat het College haar informatieplicht niet is nagekomen. De Controleverordening 2004 bevat in dezen geen verplichting voor de accountant. Evenmin zou deze signalering horen tot de meer algemene plicht van de accountant om zijn uiteindelijke bevindingen te rapporteren aan de Raad. Klagers zetten in hun klaagschrift ook niet uiteen waarom dit wél tot de taak van betrokkenen zou behoren. Overigens is, voor zover betrokkenen overzien, het ROF door de griffie in de regel vooraf geïnformeerd over additionele opdrachten nadat zij op hun beurt telkens de griffie hadden geïnformeerd. Zelfs als dat in een incidenteel geval niet zou zijn gebeurd, is niet in te zien waarom betrokkenen een verwijt zou treffen. Betrokkenen hebben wel jaarlijks in het accountantsverslag een overzicht gegeven van de uitgevoerde additionele werkzaamheden. Ieder jaar zijn bovendien additionele opdrachten aan de orde gesteld en aan de griffie gemeld via e-mail. Betrokkenen herhalen dat [partij1] zelf in het College zat in de jaren dat de meeste additionele opdrachten door het College werden verstrekt. De aard van de werkzaamheden is nadien niet wezenlijk veranderd. De werkzaamheden zijn zelfs significant afgenomen.
- met betrekking tot de stelling dat betrokkenen hebben geweigerd om in het ROF verantwoording af te leggen aan de Raad -
Betrokkenen [bedoeld zal zijn betrokkene 1)] hebben geen (eenzijdig) gevolg gegeven aan een uitnodiging om begin juni deel te nemen aan een vergadering van een Raadscommissie. Dat was overigens niet omdat zij informatie achter zouden houden (dat hebben betrokkenen niet gedaan: zie hierboven) maar omdat zij geen rol in die politieke vergadering zagen weggelegd voor de controlerend accountant. Betrokkenen menen dat zij zuiver hebben gehandeld door zich afzijdig te houden en zich te concentreren op hun wettelijke taak. Betrokkenen merken voorts op dat er voor de controlerend accountant noch in de wet noch in de beroepsregels een voorschrift is opgenomen dat de controlerend accountant verplicht is deel te nemen aan vergaderingen van Raadscommissies (dat zou ook vreemd zijn).
- met betrekking tot de stelling dat betrokkenen opdrachten van het College en daarmee verband houdende facturen niet aan de Raad verstrekten -
Naar de opvattingen van klagers hebben betrokkenen ten onrechte de opdrachten en bijbehorende facturen die het College aan [A] heeft verstrekt in de periode 2010-2015 niet overhandigd. De klacht is zonder grond. Betrokkenen verwijzen naar hierboven.
- met betrekking tot de stelling dat betrokkenen aan het College geen toestemming hebben verleend om klagers zicht in de gevraagde informatie te geven -
Klagers stellen zich op het standpunt dat zij van het College geen toegang krijgen tot de door [A] verstuurde opdrachtbevestigingen en facturen, omdat [A] deze geheim zou houden en het College geen toestemming zou verlenen om klagers toegang te geven tot deze stukken. Voor zover betrokkenen begrijpen, is dit verwijt niet langer actueel nu klagers de volledige informatie ter beschikking hebben. Als klagers verdere toegang willen hebben tot informatie (betrokkenen weten overigens niet welke), wenden zij zich ten onrechte tot de tuchtrechter. Hen staan de gebruikelijke civielrechtelijke rechtsmiddelen ten dienste als zij menen recht te hebben op bepaalde informatie. In dit specifieke geval staat ook de Gemeentewet klagers ten dienste. Op grond van art. 169 Gemeentewet dienen het College én individuele leden van het College alle desgevraagde inlichtingen aan de Raad te verstrekken. Betrokkenen willen zich niet mengen in de verhoudingen tussen de Raad en het College, laat staan in de verhoudingen tussen afzonderlijke fracties en het College. Om deze reden hebben betrokkenen reeds in een vroeg stadium tegen klagers gezegd dat zij zich tot het College dienen te wenden als zij informatie wensen. Desgevraagd hebben betrokkenen nog wel bevestigd dat zij geen bezwaar hebben tegen het verschaffen van inzage dan wel een kopie van de gevraagde informatie. Deze beslissing laten zij wel graag, conform de Gemeentewet, bij het College. Het is niet aan betrokkenen om zich te mengen in kwesties tussen de organen van de Gemeente. Bovendien hebben betrokkenen nooit een formeel verzoek van de Raad ontvangen om deze enkele fractie te voorzien van bepaalde informatie.
- met betrekking tot de stelling dat betrokkenen zich niet hebben gehouden aan gemaakte afspraken over het melden van additionele opdrachten -
Met deze stelling refereren klagers aan de presentatie die betrokkene 1) in 2009 in het ROF heeft gegeven. Tijdens deze presentatie is een aantal voorbeelden gegeven waarop en wanneer additionele opdrachten gemeld zouden kunnen worden. Volgens klagers hielden deze afspraken in dat 'controles of controlegerelateerde' werkzaamheden altijd vooraf bij de Raad moeten worden gemeld en adviesopdrachten met de Raad besproken moesten worden. Klagers verwijzen naar vijf categorieën werkzaamheden uit de presentatie. Het is onduidelijk waarom zij deze categorieën zo benadrukken. De presentatie bestond uit een aantal voorbeeldmaatregelen en een voorstel van [A]. Dit voorstel bestond voor het belangrijkste gedeelte uit het tijdens de vergadering bespreken van additionele opdrachten in het ROF. Uit alle aangedragen mogelijkheden hechtte het ROF, dat de zaken eenvoudig wilde houden, voornamelijk belang aan de vierde en vijfde categorie: administratieve ondersteuning en adviesopdrachten. Met het ROF is daarom in de vergadering van 14 september 2009 afgesproken dat de accountant additionele opdrachten die in deze categorieën vallen, zou melden bij de griffie. De griffie zou dan periodiek verslag doen hierover aan het ROF. Ook zouden deze opdrachten worden meegenomen in het accountantsverslag. Zo is het in de periode 2009-2014 ook gegaan. Nooit is aan betrokkenen kenbaar gemaakt dat deze afspraken niet naar tevredenheid zouden zijn. Evenmin door [partij1], terwijl zij in deze periode zelfs in het College heeft gezeten. Als betrokkenen de in 2009 gemaakte afspraken niet naar behoren zouden hebben nageleefd, hetgeen zij betwisten, had van klagers mogen verwacht dat zij dat al in een veel eerder stadium zouden hebben aangekaart. Dit is nooit gebeurd. Het standpunt van klagers is onjuist. Betrokkenen hebben - zoals gezegd - enkel een aantal mogelijkheden geschetst. Vervolgens kon de Raad kiezen wat zij de beste mogelijkheid of mogelijkheden vond om additionele opdrachten te melden.
- met betrekking tot de stelling dat betrokkenen niet transparant en specifiek zijn geweest in hun opdrachtbevestigingen, manier van facturering en urenregistratie -
Het zou voor klagers zo onmogelijk zijn na te gaan wat [A] precies heeft gedaan en onder welke voorwaarden. Klagers waren evenwel niet de klant van [A]; dit was de Gemeente. Zou de Gemeente van oordeel zijn dat de facturen, urenregistratie en opdrachtbevestiging van [A] ontoereikend waren, had het op de weg van de Gemeente gelegen zich hierover uit te laten. Dit heeft zij nooit gedaan. De Gemeente heeft de facturen bovendien altijd op correcte wijze voldaan, wat inhoudt dat zij tevreden was met de manier van facturering, urenregistratie en opdrachtbevestigingen.
4.7.3 De Accountantskamer is van oordeel dat klagers, tegenover deze weerspreking ervan, niet aannemelijk hebben gemaakt dat betrokkenen, indien en voor zover zij daartoe al gehouden zouden moeten worden geacht, de Raad onvoldoende hebben geïnformeerd en onvoldoende hebben betrokken bij de uitvoering van hun werkzaamheden, zodat ook het derde klachtonderdeel ongegrond dient te worden verklaard.
4.8.1 In het kader van klachtonderdeel IV, inhoudende dat betrokkenen de jaarrekening 2014 met een onvoldoende professioneel kritische blik hebben gecontroleerd, is namens klagers ‑ onder meer en zakelijk weergegeven ‑ aangevoerd a) dat de controle van de jaarrekening over 2014 door betrokkenen met onvoldoende diepgang is uitgevoerd, in het bijzonder wat betreft de waardering van de grondposities van de Gemeente met betrekking tot haar drie deelnemingen en b) dat betrokkenen zich niet hebben gehouden aan het vastgestelde plan van aanpak en de tijdsfaseringen hierin en dat hierover ook niets is gemeld.
4.8.2 Van de zijde van betrokkenen is hiertegen ‑ onder meer en zakelijk weergegeven ‑ ingebracht:
Klagers hebben zich op het standpunt gesteld dat betrokkenen bij het controleren van de jaarrekening 2014 tekort zouden zijn geschoten met betrekking tot de controle van de waardering van de grondposities, meer specifiek ten aanzien van (de waardering van) een drietal deelnemingen waar grond van de gemeente aan is/wordt verkocht. Ook hier geldt dat klagers beter geïnformeerd zijn dan het klaagschrift zou doen vermoeden. De betrokken grondposities zijn al jarenlang bekend, met name ook bij klagers (die zich er intensief mee bezig hebben gehouden). Klagers dienen intussen een nauwelijks toegelichte klacht in terwijl zij al jarenlang betrokken zijn bij dit dossier en beschikken over een grote hoeveelheid stukken en informatie ter zake. Zij leggen evenwel geen relevante stukken over, lichten de klacht niet toe en blijven meer in het algemeen zeer onspecifiek. Betrokkenen worden door die proceshouding geschaad in hun mogelijkheid gericht verweer te voeren.
- met betrekking tot de stelling dat betrokkenen zich niet hebben gehouden aan het vastgestelde plan van aanpak en de tijdsfaseringen -
Door de Gemeente zelf is een eigen planning gemaakt in de vorm van een plan van aanpak. Vervolgens is het aan de Gemeente om haar planning strikt te volgen dan wel hier van af te wijken. Het College communiceert dit met de Raad. Het is niet de taak van betrokkenen om de Gemeente haar eigen planning te laten herzien. Als de Gemeente besluit af te wijken van haar planning, hebben betrokkenen weinig andere keus dan zich daar op aan te passen. Betrokkenen hebben operationeel gecommuniceerd met de Gemeente over het plan van aanpak. Dat mocht ook van betrokkenen worden verwacht. De klacht specificeert verder niet over welke beweerdelijk gemaakte afspraken het zou gaan en hoe betrokkenen die dan geschonden zouden hebben. Bij gebrek aan toelichting weten betrokkenen niet waar zij op moeten reageren. Betrokkenen kunnen wel mededelen dat bij hun weten er ter zake geen afspraken zijn gemaakt laat staan dat zij die zouden hebben geschonden.
4.8.3 De Accountantskamer is met betrekking tot het vierde klachtonderdeel van oordeel dat het, voor zover het al als voldoende concreet en gesubstantieerd kan worden aangemerkt, geen stand houdt tegenover de hiervoor weergegeven weerspreking ervan. Ten aanzien van het verwijt dat de controle van de jaarrekening over 2014, in het bijzonder wat betreft de waardering van de grondposities van de Gemeente met betrekking tot haar drie deelnemingen, door betrokkenen met onvoldoende diepgang is uitgevoerd, heeft niet alleen te gelden dat het door klagers niet of nauwelijks en in elk geval volstrekt onvoldoende is onderbouwd, maar bovendien dat het te minder aannemelijk is geworden door de namens betrokkenen in de paragrafen 5.121 t/m 5.149 van het verweerschrift gegeven weerspreking ervan. Het vierde klachtonderdeel moet dan ook ongegrond worden verklaard.
4.9.1 Klachtonderdeel V houdt in dat betrokkenen de Gemeente ten onrechte niet hebben gewezen op een vermeende Europese aanbestedingsplicht en dat zij hierover ten onrechte niets hebben opgenomen in de jaarrekening van de Gemeente.
4.9.2 Van de zijde van betrokkenen is ter weerspreking van dit klachtonderdeel ‑ onder meer en zakelijk weergegeven ‑ aangevoerd:
De opdracht tot het verrichten van de controle van de jaarrekening is correct Europees aanbesteed. Deze aanbesteding zag niet op de additioneel verstrekte opdrachten, maar deze stonden dan ook los van de opdracht tot het controleren van de jaarrekening. Evenmin bestond er een wettelijke verplichting tot een Europese aanbesteding ten aanzien van de additionele opdrachten. Hoewel klagers niet lijken te specificeren welke additionele opdrachten Europees aanbestedingsplichtig waren, hebben deze opdrachten nooit de vastgestelde waarden overschreden.
4.9.3 Tegenover deze ‑ door klagers verder niet of onvoldoende betwiste ‑ weerspreking ervan is niet aannemelijk geworden dat betrokkenen ten onrechte hebben nagelaten de Gemeente te wijzen op een vermeende Europese aanbestedingsplicht en daarover iets op te nemen in de jaarrekening van de Gemeente. Het vijfde klachtonderdeel moet daarom eveneens ongegrond worden verklaard.
4.10.1 Aan klachtonderdeel VI, inhoudende dat betrokkenen na de beëindiging van hun werkzaamheden ten onrechte een nieuwe opdracht van het College hebben geaccepteerd, is namens klagers ten grondslag gelegd dat betrokkenen dit niet hadden mogen doen omdat a) zij hun werkzaamheden voor de Raad hebben beëindigd, b) zich niet onafhankelijk kunnen opstellen in deze opdracht en c) hiermee ingaan tegen de nieuw benoemde accountant.
4.10.2 Van de zijde van betrokkenen is hiertegen ‑ onder meer en zakelijk weergegeven ‑ a angevoerd:
Betrokkenen hebben in het hoofdstuk 'Feiten' van het verweerschrift geschetst hoe zij met het afronden van de werkzaamheden zijn omgegaan. Zij hebben daarbij steeds slechts het belang van de Gemeente voor ogen gehad. Zij hebben de werkzaamheden zorgvuldig en in goede harmonie afgestemd met de opvolgend accountant. De klacht is zonder grond.
In aanvulling daarop geldt het volgende.
- wat betreft de stelling dat betrokkenen hun werkzaamheden voor de Raad hebben beëindigd -
Op dit punt willen betrokkenen - wederom - benadrukken dat zij niet voor de Raad werkzaam zijn of waren. De opdrachtgever is de Gemeente zelf geweest, niet de Raad als afzonderlijk orgaan van de Gemeente.
- wat betreft de stelling dat de onafhankelijkheid van betrokkenen hiermee in het geding is -
Klagers stellen dat deze opdracht de onafhankelijkheid van betrokkenen schaadt, maar leggen niet uit waarom dat het geval zou zijn. Betrokkenen hebben voorzichtigheid betracht ten aanzien van deze opdracht. Daarom hebben zij een maatregel genomen in de vorm van een OKB.
- wat betreft de stelling dat betrokkenen tegen de nieuwe accountant zouden ingaan -
Betrokkenen gaan geenszins in tegen de opvolgende accountant. Op dit punt zijn juist afspraken gemaakt. In de desbetreffende opdrachtbevestiging is overleg met de nieuwe accountant opgenomen. Er is tussen [A] en de nieuwe accountant steeds duidelijke communicatie. Overigens heeft de nieuwe accountant nooit op enige wijze aan [A] kenbaar gemaakt dat tegen hem in zou zijn gegaan, waardoor het des te opvallender is dat een individuele fractie dit voor hem denkt te kunnen invullen. Ook deze klacht is zonder grond.
4.10.3 Ook deze weerspreking van betrokkenen is door of namens klagers niet, dan wel onvoldoende, betwist en daarom kan niet worden geoordeeld dat betrokkenen met het ‑ na de beëindiging van hun werkzaamheden ‑ accepteren van een nieuwe opdracht van het College een tuchtrechtelijk vergrijp hebben begaan. Het zesde klachtonderdeel ondergaat daarmee hetzelfde lot als alle andere klachtonderdelen.
4.11 De conclusie van het voorgaande moet zijn dat klagers, tegenover de hiervoor telkens weergegeven, uitvoerig gemotiveerde en met stukken gestaafde, steekhoudende weerspreking van alle klachtonderdelen, voor zover zij die weerspreking al hebben betwist, niet aannemelijk hebben gemaakt dat betrokkenen met hun in deze zaak door klagers aan de orde gestelde handelen en/of nalaten een tuchtrechtelijk vergrijp hebben begaan. Aangezien ook overigens niet is gebleken of aannemelijk geworden dat betrokkenen in het kader van deze zaak tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld, moet de klacht op grond van het voorgaande in alle onderdelen ongegrond worden verklaard, zodat de beslissing als volgt komt te luiden.
5. Beslissing
De Accountantskamer verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. H. de Hek en mr. E.F. Smeele (rechterlijke leden), S.L.J. Graafsma RA en D.J. ter Harmsel AA RB (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 23 september 2016.
_________ __________
secretaris voorzitter
Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________
Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.