ECLI:NL:TACAKN:2016:80 Accountantskamer Zwolle 16/1498 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2016:80
Datum uitspraak: 12-08-2016
Datum publicatie: 12-08-2016
Zaaknummer(s): 16/1498 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Tussenbeslissing
Inhoudsindicatie:   Tussenbeslissing. Bevel persoonlijke verschijning betrokkene op volgende zitting van de Accountantskamer. Waarschuwing dat bij niet verschijnen een volgende keer betrokkene met de sterke arm zal worden opgehaald. Art. 27 Wtra.

ACCOUNTANTSKAMER

TUSSENBESLISSING ingevolge de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 12 augustus 2016 in de zaak met nummer 16/1498 Wtra AK van

 

BELEGGINGS- en EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ X B.V.

gevestigd te [plaats],

K L A A G S T E R ,

raadsman: mr. R.A. de Koning,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

voorheen kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

-        het op 8 juni 2016 ingekomen klaagschrift van 7 juni 2016, met bijlagen;

-        het op 20 juni 2016 ingekomen verweerschrift van 16 juni 2016, met bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 1 augustus 2016, waar is verschenen klaagsters raadsman mr. R.A. de Koning advocaat te Amsterdam. Betrokkene is met voorafgaande telefonische kennisgeving daarvan, niet verschenen.

1.3       Klaagster heeft op deze zitting haar standpunten doen toelichten en doen antwoorden op vragen.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Klaagster heeft als verhuurder op 4 april 2002 een huurovereenkomst gesloten voor de duur van 10 jaar met drie dochterondernemingen van [A] Beheer B.V. (hierna [A]) als huurders. [A] heeft zich garant gesteld voor de nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst.  De huurders zijn op 20 januari 2009 failliet verklaard. De curator heeft de huurovereenkomst tegen 21 april 2009 opgezegd.

2.2       Klaagster heeft zich in 2009 tot de kantonrechter in [plaats] gewend en gevorderd dat [A] wordt veroordeeld tot betaling van gederfde huur met contractuele boete. Na toewijzing van deze vordering, vernietiging van dit vonnis en afwijzing van de vordering door het gerechtshof [plaats1], vernietiging van dit arrest door de Hoge Raad bij arrest van 15 november 2013 met verwijzing naar het gerechtshof te [plaats2] en bevestiging van het vonnis van de kantonrechter in [plaats] bij arrest van 11 november 2014 heeft de kantonrechter van de rechtbank [plaats] bij beslissing van 8 maart 2016 [A] veroordeeld om aan klaagster een schadevergoeding van € 343.866,00 te betalen.

2.3       [Accountantskantoor1 B.V.] te [plaats] heeft de jaarrekening 2002 van [A] samengesteld en daarbij een samenstellingsverklaring afgegeven. In de toelichting bij deze jaarrekening is een aantal niet uit de balans blijkende verplichtingen vermeld, waaronder door [A] afgegeven diverse hoofdelijkheidsverklaringen en garantstellingen jegens diverse kredietinstellingen en andere schuldeisers.

2.4       Betrokkene is registeraccountant en verbonden geweest aan [accountantskantoor2] accountants en adviseurs te [plaats] (hierna: [Accountantskantoor2]). Hij heeft dit kantoor in 2010 verlaten. Voor dit kantoor was betrokkene voor de jaarrekeningen 2004 tot en met 2009 de accountant van [A]. De opdracht betrof het samenstellen van de jaarrekeningen.

2.5       Door een registeraccountant van [accountantskantoor2] is op 4 januari 2008 een samenstellingsverklaring verstrekt bij de jaarrekening 2006 van [A].

2.6       Betrokkene heeft op 29 januari 2009 de verklaring verstrekt dat de door [A] te deponeren balans met toelichting per 31 december 2007 op de juiste wijze is ontleend aan haar jaarrekening 2007.  

2.7       Op 14 januari 2010 heeft betrokkene de verklaring verstrekt dat de deponeringsstukken per 31 december 2008  door [A] op de juiste wijze zijn ontleend aan haar jaarrekening 2008.

2.8       Bij brief van 15 maart 2016 heeft klaagster zich gewend tot [Accountantskantoor1] B.V. en informatie gevraagd over de in de toelichting bij jaarrekening 2002 van [A] vermelde hoofdelijkheidsverklaringen en garantstellingen.                

2.9       Betrokkene heeft deze brief  ontvangen en beantwoord bij brief van 23 maart 2016. Daarin schrijft hij dat hij klaagster niet verder kan helpen. De betrokken registeraccountants hebben volgens hem in juni 2003 respectievelijk november 2008 hun werkzaamheden voor de vennootschap beëindigd waarna de vennootschap geen activiteiten meer heeft verricht en betrokkene geen dossiers meer kan inzien. Ook laat hij klaagster weten dat één van de registeraccountants, mevrouw [B] RA, in november 2013 is overleden.

2.10     Bij brief van 29 maart 2016 legt klaagster betrokkene de volgende vragen voor:

  “(...)

·        U hebt het enkele malen over beëindiging van de werkzaamheden voor “de vennootschap”. Bedoelt u uw eigen vennootschap [Accountantskantoor1]  BV. of bedoelt u [A] Beheer BV.? Uw brief is op dit punt niet duidelijk.

·        U stelt dat de vennootschap na november 2008 geen activiteiten meer heeft verricht. Volgens mij functioneert [A] beheer B.V. nog steeds. Wie is momenteel de accountant? Dat moet u toch weten want indien sprake is van een andere accountant, dan moeten de basis-dossiers overgedragen zijn aan de nieuwe accountant. Mocht er sprake zijn van een nieuwe accountant bij [A] Beheer B.V., dan gaarne antwoord op mijn vraag t/m welk jaar uw vennootschap accountant was voor [A] Beheer B.V..

·        Wat is momenteel het adres van de heer [C]? Dit moet u weten want hij geniet hoogst waarschijnlijk een pensioen bij uw vennootschap. Gaarne gelijktijdig het adres van wijlen mw. [B].  (...)”

2.11     In reactie hierop  antwoordt betrokkene bij brief van 30 maart 2016:

“ Met de term “vennootschap” in mijn schrijven van 23 maart jl. duidde ik (uiteraard) op [Accountantskantoor1] B.V. Over [A] Beheer B.V. is er mijnerzijds immers niets mee te delen.

Zoals ik u meedeelde, hebben de heer [C] en mevrouw [B] hun werkzaamheden voor [Accountantskantoor1] B.V. in 2003, respectievelijk in 2008 beëindigd. Na het vertrek van mevrouw [B] heeft [Accountantskantoor1] B.V. geen activiteiten meer verricht.

Zoals ik hierboven vermeldde, beschik ik niet over enige informatie ten aanzien van [A] Beheer B.V. Over of en hoe deze vennootschap (nog) functioneert en over de huidige accountant van de vennootschap kan ik u derhalve geen informatie verstrekken.

Ook over het huidige adres van de heer [C] en/of over de erfgenamen van mevrouw [B] kan ik u niet informeren. De contacten zijn reeds lang geleden verbroken en van een pensioenregeling bij [Accountantskantoor1] B.V. is geen sprake. (...)”

2.12     Bij brief van 31 maart 2016 richt klaagster zich opnieuw tot betrokkene en schrijft daarin:

“ Het valt mij wederom in uw schrijven op dat u geen enkel concreet gegeven verstrekt. Gaarne verneem ik van u t/m welk jaar [Accountantskantoor1] B.V. (of haar rechtsvoorganger) als accountant de zaken heeft behartigd van [A] Beheer B.V.. Bij beëindiging van de werkzaamheden voor [A] Beheer B.V. moet u toch de basisdossiers als de balansdossiers van voorgaande jaren aan de nieuwe accountant hebben verstrekt. U moet daarover dus iets weten.

U stelt dat u na het vertrek van mw. [B] geen activiteiten meer heeft verricht. Moet ik hieruit opmaken dat uw accountancy t/m 2008 de zaken heeft behartigd voor [A] Beheer?

Ik constateer dat u alles van u afduwt volledig ontwijkend antwoordt. Als u daarmee doorgaat heb ik geen andere keus dan u te dagvaarden zodat u onder ede tegenover de rechter-commissaris kunt verklaren wat u weet omtrent de eventuele beëindiging van de relatie tussen [A] Beheer en uw accountancy. Ik hoop dat u het zover niet zult laten komen en zie dan ook van u concrete informatie tegemoet. Indien uw kantoor de werkzaamheden voor [A] Beheer in 2008 heeft beëindigd, dan is dit nog maar een paar jaar geleden en moet u iets weten t.a.v. de vraag wie als opvolgend accountant is opgetreden.(...).”

2.13     Betrokkene antwoordt klaagster bij brief van 1 april 2016 het volgende:

“Naar mijn inschatting heeft [Accountantskantoor1] B.V. haar werkzaamheden voor [A] Beheer B.V. reeds in 2004 beëindigd. In ieder geval beduidend eerder dan het door u genoemde jaar 2008.

Het is niet gebruikelijk dat accountants terzake van beëindigde opdrachten hun dossiers overdragen aan de opvolgend accountant. Na een bewaartermijn worden de dossiers (van vertrokken cliënten) veelal vernietigd.

Zoals u ook weet, is de keuze van een accountant voorbehouden aan de betreffende

onderneming. De onderneming is terzake hiervan geen verantwoording verschuldigd aan de accountant waarbij de opdracht is opgezegd. Er is geen verplichting voor de opvolgend accountant om met zijn voorganger te overleggen.

Meer en anders kan ik u niet informeren.”

2.14     Klaagster reageert hierop bij brief van 11 april 2011 als volgt:

“Uw berichtgeving blijft in mijn ogen hoogst onbevredigend. U verschuilt zich stelselmatig achter een B.V.. Het gaat mij niet om de een of andere B.V., ongeacht welk etiket met naam op die BV. is geplakt. U stelt in uw brief van 30 maart dat [Accountantskantoor1] B.V. geen aktiviteiten meer heeft verricht.

Dit was voor mij aanleiding in mijn brief van 31 maart 2016 de concrete vraag te stellen of ik hieruit diende op te maken dat uw accountancy t/m 2008 de zaken heeft behartigd voor [A] Beheer. In uw antwoordbrief van 31 maart begint u weer met te stellen dat [Accountantskantoor1] B.V. haar werkzaamheden reeds in 2004 heeft beëindigd. Dat vroeg ik niet. Ik vroeg of uw accountancy t/m 2008 de zaken heeft behartigd voor [A] Beheer.

Ik wil niet meer praten over de een of andere vennootschap, ongeacht welk etiket daarop geplakt zit. Ik herhaal mijn vraag of uw accountancy t/m 2008 de zaken heeft behartigd voor [A] Beheer. Ik zal dit nog concreter stellen: hebt u persoonlijk als registeraccountant de zaken voor [A] Beheer behartigd en zo ja, t/m welk jaar? (...)”

2.15     Bij brief van 20 april 2016 reageert betrokkene hierop als volgt:

“Uw bovengenoemd schrijven ontving ik in goede orde. Wat u bedoeld met de term “uw accountancy” is mij niet duidelijk c.q. ik kan dit begrip niet plaatsen.

Nogmaals merk ik op dat ik u niet meer en anders kan en zal informeren dan ik deed in de 3 brieven die ik u toezond.

Omdat ik stellig de indruk heb dat u maar wat in het wilde weg rond vraagt, zal ik mij de vrijheid permitteren om niet meer op eventuele brieven van uw zijde te reageren. (...)”

2.16     Alle voormelde brieven van betrokkene dragen in hoofde van die brieven als afzender de vermelding: “[Accountantskantoor1] B.V.”.

2.17     Tenslotte schrijft klaagster in de brief van 4 mei 2016 aan betrokkene:

“Uw schrijven dd. 20 april jl. kwam in mijn bezit. De enige die in het wilde weg bezig is, bent u doordat u stelselmatig met allerlei kinderachtige uitvluchten alles van u afduwt, alles ontkent, met als gevolg dat ik u geen zakelijke informatie kan vragen omtrent de door u ondertekende jaarstukken van [A] Beheer BV.. Zie o.a. uw handtekening dd. 14 januari 2010 onder de jaarstukken 2008. U bent volgens mij nog steeds de accountant van [D] c.s..

U stelt in uw brief dd. 20 april jl. de nogal kinderachtige vraag wat ik met de term “uw accountancy” bedoel. Het is u niet duidelijk c.q. u kunt dit begrip niet plaatsen. Ik zou zeggen neemt u de moeite om eens naar een boekhandel te gaan en een Engels woordenboek te kopen. U kunt daarin lezen dat accountancy betekent het beroep van accountant.

Ik ben het met u eens dat de briefwisseling met u gestaakt moet worden. Gezien uw grote mate van onwil zal ik een klacht bij de Accountantskamer indienen, waarbij ik er vanuit ga dat u als registeraccountant niet zult proberen de Accountantskamer met een kluitje in het riet te sturen zoals u enkele malen in mijn geval hebt geprobeerd. (...)”

3.         De klacht

3.1       Ten grondslag aan de door klaagster ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop namens klaagster gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a.      het gedrag van betrokkene is een registeraccountant onwaardig.  Hij speelt verstoppertje en geeft evasieve antwoorden. Het publiek dat afgaat op gepubliceerde gegevens mag zo niet worden behandeld;

b.     door dit gedrag van betrokkene kon klaagster geen nadere toelichting krijgen op bepaalde mededelingen in de gedeponeerde jaarstukken, met name wat betreft de zekerheidsstellingen, de garanties en de voorzieningen;

c.      in de jaarrekening 2009 is geen voorziening opgenomen of melding gemaakt van  een door klaagster gestelde vordering op [A] van ruim 1 miljoen euro. Zo wordt een schijn van kredietwaardigheid tegenover het publiek opgehouden. Betrokkene helpt mee om het publiek een rad voor ogen te draaien.

4.         De gronden van de beslissing

4.1       Bij de voorbereiding van de uitspraak is gebleken dat de Accountantskamer zich  onvoldoende voorgelicht acht. Daartoe is het volgende overwogen.         

4.2       In klachtonderdeel c. heeft betrokkene zich erover beklaagd dat in de jaarrekening 2009 van [A] geen voorziening is opgenomen en in de toelichting daarbij niet een zogenaamde niet uit de balans blijkende verplichting is vermeld.  

4.3       Betrokkene heeft in zijn verweerschrift naar voren gebracht dat hij voor de samenstelopdracht met betrekking tot de jaarrekeningen 2004 tot en met 2009 van [A] de accountant van [A] is geweest. Daarnaast heeft hij ook naar voren gebracht uit het klaagschrift te hebben begrepen dat de door [A] gedeponeerde jaarrekening 2009 door [A] zelf is samengesteld.

4.4       Verder heeft de Accountantskamer vastgesteld dat de deponeringsstukken 2008 (nog) door betrokkene van een getekende verklaring zijn voorzien op 14 januari 2010 en dat hij volgens zijn opgave [Accountantskantoor2] op enig moment in 2010 heeft verlaten met achterlating van de dossiers van [A].   

4.5       Bezien tegen deze achtergrond acht de Accountantskamer het voor haar oordeelsvorming van belang door betrokkene in persoon op een zitting nader te worden geïnformeerd over bij de Accountantskamer gerezen vragen over zijn betrokkenheid bij [A] waaronder die bij het samenstellen van de jaarrekening 2009 van [A].  

4.6       Daarom zal de beslissing in de onderhavige zaak worden aangehouden en de behandeling van de klacht worden heropend en aangehouden tot de zitting van vrijdag 28 oktober 2016 te 13:00 uur.

4.7       Op de voet van artikel 27 Wtra wordt betrokkene bevolen ter zitting in persoon te verschijnen. Betrokkene wordt erop gewezen dat hij, als hij niet vrijwillig verschijnt, voor een alsdan te bepalen volgende zitting op de voet van voormelde wetsbepaling met de sterke arm ter zitting zal worden meegebracht.

4.8       Op grond van het hiervoor overwogene wordt de volgende tussenbeslissing gegeven.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

-        heropent de behandeling van de onderhavige zaak en houdt deze aan tot de zitting van vrijdag 28 oktober 2016 te 13:00 uur en roept partijen op alsdan aanwezig te zijn;

-        betrokkene wordt bevolen op die zitting in persoon te verschijnen ;

-        houdt voor het overige iedere beslissing aan.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. R.P. van Eerde en mr. W.J.B. Cornelissen (rechterlijke leden) en P. Mansvelder RA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2016.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_______________________