ECLI:NL:TACAKN:2016:112 Accountantskamer Zwolle 16/1029 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2016:112
Datum uitspraak: 05-12-2016
Datum publicatie: 05-12-2016
Zaaknummer(s): 16/1029 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond zonder maatregel
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Bij het opstellen van de publicatiestukken van een vennootschap heeft betrokkene een aantal jaren lang niet opgemerkt dat een regel met de post agioreserve niet is opgenomen als onderdeel van het eigen vermogen. Dat is in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. van de VGC en het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 2 onder d van de VGBA.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/1029 Wtra AK van 5 december 2016 van

X B.V. ,

vertegenwoordigd door [A],

gevestigd te [plaats1],

K L A A G S T E R ,

raadsman: mr. K.P. Meegdes,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats2],

B E T R O K K E N E ,

raadsvrouw: mr. N.E.N. de Louwere.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 11 april 2016 ingekomen klaagschrift van 7 april 2016 met bijlagen;

-        het op 16 juni 2016 ingekomen verweerschrift van 15 juni 2016 met bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van

12 september 2016 waar zijn verschenen: namens klaagster drs. [A], bijgestaan door mr. K.P. Meegdes, advocaat te Heerlen, en betrokkene in persoon, bijgestaan door mr. N.E.N. de Louwere, advocaat te Waalre.

1.3       Klaagster en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (klaagster aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht, alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is als openbaar accountant verbonden aan [B] Belastingadviseurs en Accountants. Dit kantoor heeft vanaf 2003 werkzaamheden verricht voor klaagster. De werkzaamheden bestonden onder meer uit het samenstellen van de jaarrekening en het ten behoeve van de openbaarmaking volgens artikel 2:394 van het Burgerlijk Wetboek opstellen van de jaarrekening, rekening houdend met de vereenvoudigingen en vrijstellingen volgens artikel 2:396 BW (hierna: de  publicatiestukken).

2.2       In maart 2015 heeft betrokkene de publicatiebalans opgesteld over het jaar 2014. Op 27 maart 2015 heeft betrokkene de publicatiebalans aan de moedervennootschap van klaagster ([C] B.V.) gezonden, met het verzoek aan [A] (hierna: [A]) deze van een dagtekening te voorzien en door te zenden naar de Kamer van Koophandel (hierna: KvK).

2.3       Op 30 maart 2015 heeft klaagster de publicatiebalans over 2014 bij de KvK gedeponeerd. Het in de publicatiebalans opgenomen eigen vermogen was als volgt gepresenteerd:

Eigen vermogen

31-12-2014

31-12-2014

31-12-2013

31-12-2013

Geplaatst kapitaal

             18.000

               18.000

Overige reserves

           523.794

             413.457

831.794

721.457

De optelling in deze balans is niet juist. Dit wordt veroorzaakt doordat de regel met de post agioreserve ten bedrage van € 290.000,- niet zichtbaar is.

2.4       Later is gebleken dat in alle publicatiestukken die betrokkene sedert 2010 heeft opgesteld de regel met de post agioreserve ontbrak. De KvK heeft vanaf 2010 tot en met 2013 in de door haar op eigen initiatief opgemaakte (in het handelsregister opgenomen) “standaardjaarrekening”, waarin de gegevens uit de publicatiestukken werden overgenomen, het missende bedrag van € 290.000,- opgeteld bij de post overige reserves, waardoor het totaalbedrag van het eigen vermogen aansloot bij hetgeen in de gedeponeerde publicatiestukken was vermeld. Bij het opmaken van de standaardjaarrekening 2014 heeft de KvK dit niet meer gedaan, waardoor het totaal van het eigen vermogen in de standaardjaarrekening niet meer aansloot bij het totaal in de gedeponeerde publicatiebalans. De KvK heeft wel het volgende toegevoegd: “Er is een optelverschil geconstateerd in deze jaarrekening.”

2.5       In oktober 2015 heeft klaagster per e-mail aan betrokkene meegedeeld dat de post agioreserve niet als aparte regel was opgenomen in de gedeponeerde publicatiebalans over 2014. Diezelfde dag heeft betrokkene een nieuwe, gecorrigeerde publicatiebalans over 2014 ter goedkeuring aan klaagster gezonden, waarna klaagster deze balans, met dagtekening 22 oktober 2015, bij de KvK heeft gedeponeerd. De gecorrigeerde publicatiebalans geeft het volgende weer:

Eigen vermogen

31-12-2014

31-12-2014

31-12-2013

31-12-2013

Geplaatst kapitaal

              18.000

                18.000

Agioreserve

            290.000

               290.000

Overige reserves

            523.794

               413.457

              831.794

               721.457

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2       Ten grondslag aan de door klaagster ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagster gegeven toelichting, de volgende verwijten:

  1. Betrokkene heeft verzuimd om in de publicatiestukken van klaagster over 2010 tot en met 2014 onder het eigen vermogen een post agioreserve op te nemen;
  2. Betrokkene is niet bereid geweest de schade als gevolg van de fout in de publicatiebalans 2014 te compenseren of te bezien op welke wijze de kwestie kan worden opgelost.

3.3       Wat door/namens klaagster bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook in strijd zou zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde) doch als een ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door/namens betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu dit plaatshad ná 4 januari 2014 worden getoetst aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       Ter onderbouwing van klachtonderdeel 1. heeft klaagster het volgende aangevoerd. De door betrokkene opgestelde en door klaagster gedeponeerde publicatiebalans over 2014 bevat een fout. Volgens de publicatiebalans zou het eigen vermogen enkel bestaan uit een post geplaatst kapitaal ad € 18.000,- en een post overige reserves ad € 523.794,-, waardoor het eigen vermogen in totaal € 541.794,- zou bedragen en niet € 831.794,-, zoals volgt uit de balans. Betrokkene heeft verzuimd om in de publicatiebalans over 2014 de post agioreserve in het eigen vermogen op te nemen. Deze post vertegenwoordigt een bedrag van € 290.000,-. Omdat deze post ten onrechte niet is opgenomen in het eigen vermogen, lijkt het eigen vermogen veel lager te zijn dan het daadwerkelijk is. Dit heeft tot gevolg dat het balanstotaal onjuist is waardoor ook de actiefzijde niet juist lijkt te zijn. Hierdoor lijken de solvabiliteits- en liquiditeitspositie van klaagster veel lager te zijn dan zij daadwerkelijk zijn. Pas in oktober 2015, nadat betrokkene tegenover klaagster had erkend dat er een fout was gemaakt, heeft betrokkene de post eigen vermogen in de publicatiebalans 2014 gecorrigeerd. Deze gecorrigeerde versie is op 22 oktober 2015 bij de KvK gedeponeerd, waardoor de onjuiste positie van het eigen vermogen gedurende zeven maanden zichtbaar was. Door te verzuimen om de agioreserve voor een bedrag van € 290.000,- in het eigen vermogen op te nemen, is betrokkene toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen jegens klaagster. Dezelfde fout is gemaakt in de opgestelde publicatiebalansen over 2010 tot en met 2013.

4.4.1    De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene heeft erkend dat hij verantwoordelijk is voor het opstellen van de publicatiebalans en dat in de door betrokkene aan klaagster ter deponering gezonden publicatiebalansen over de jaren 2010 tot en met 2014 telkens een regel met de post agioreserve is weggevallen. Ondanks het feit dat op klaagster een eigen verantwoordelijkheid rust voor de juistheid van de door haar bij de KvK gedeponeerde stukken, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat betrokkene, door het ontbreken van de post agioreserve in de publicatiebalansen niet op te merken, onzorgvuldig heeft gehandeld bij het opstellen van deze balansen. Betrokkene heeft hiermee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. van de VGC en het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 2 onder d van de VGBA. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond. Aan dit oordeel doet niet af dat, zoals betrokkene heeft aangevoerd, de fout in de standaardjaarrekeningen die tot en met het jaar 2013 jaarlijks door de KvK werden opgemaakt en in het handelsregister werden opgenomen, niet zichtbaar was.  

4.5       Ter onderbouwing van klachtonderdeel 2. heeft klaagster aangevoerd dat zij, als gevolg van de fout van betrokkene en het feit dat die fout voor derden gedurende zeven maanden kenbaar is geweest, schade heeft geleden. Deze schade bestaat onder meer, maar niet uitsluitend, uit het feit dat een potentiële klant is afgehaakt op basis van een kredietwaardigheidsrapport van Creditreform, waarin klaagster als weinig kredietwaardig is beoordeeld. Daarnaast kiezen bestaande cliënten mogelijk voor een concurrent, zullen leveranciers op basis van rapportages van kredietonderzoeksbureaus minder snel geneigd zijn zaken met klaagster te doen en zit de rechterhand van [A] als gevolg van de perikelen rondom de fout ziek thuis. Klaagster heeft (het kantoor van) betrokkene aansprakelijk gesteld voor alle geleden en nog te lijden schade, echter het kantoor heeft deze aansprakelijkheid niet erkend, aldus klaagster.

4.5.1    Betrokkene heeft in zijn verweerschrift naar voren gebracht dat hij, nadat de omissie aan hem was doorgegeven, onmiddellijk actie heeft ondernomen en diezelfde dag nog de publicatiebalans over 2014 heeft aangepast en ter goedkeuring aan [A] heeft gezonden, waarna de aangepaste publicatiebalans over 2014 de volgende dag is gedeponeerd. Betrokkene heeft tevens direct een onderzoek gestart naar de vraag waarom de gepubliceerde jaarstukken over eerdere jaren niet tot problemen hebben geleid en de publicatiebalans over 2014 wel. De uitkomst van dit onderzoek was dat kennelijk de interne procedure bij de KvK met betrekking tot het opstellen van de standaardjaarrekening 2014 was gewijzigd ten opzichte van die in eerdere jaren. Daarnaast heeft betrokkene intern maatregelen genomen teneinde herhaling in de toekomst te voorkomen. [A] heeft een herhaalde malen gedaan aanbod van betrokkene om uitleg te geven over de financiële stukken aan leveranciers en klanten niet aanvaard en is ook niet ingegaan op een eveneens herhaalde malen gedaan aanbod om in persoonlijk overleg te treden. Het enkele feit dat er geen schadevergoeding is betaald of aangeboden, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, aldus betrokkene, omdat over de verschuldigdheid daarvan nog getwist wordt in een aanhangige civiele procedure.

4.5.2    Nu klaagster niet heeft weersproken dat betrokkene in oktober 2015 een nieuwe, gecorrigeerde publicatiebalans over 2014 aan [A] heeft gezonden, waarin de regel met de post agioreserve alsnog is opgenomen, kan in zoverre niet worden gezegd dat betrokkene de kwestie niet heeft “opgelost”. In zoverre is klachtonderdeel 2. dan ook ongegrond. Voor het verwijt dat betrokkene niet (namens zijn kantoor) aansprakelijkheid heeft aanvaard voor de schade die klaagster stelt te hebben geleden als gevolg van de fout van betrokkene geldt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken of aangevoerd die maken dat betrokkene het civielrechtelijke standpunt over die aansprakelijkheid bewust onjuist of misleidend en dus te kwader trouw namens zijn kantoor heeft ingenomen of dat dit standpunt naar zijn aard bezien door een redelijke en goed geïnformeerde derde, die over alle relevante informatie beschikt, zal worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep. Daaruit volgt dat het betrokkene ingevolge vaste jurisprudentie van de Accountantskamer vrij stond dit standpunt namens zijn kantoor en derhalve in zijn zakelijke betrekkingen in te nemen en dat hem daarvan in het kader van het in acht nemen van de fundamentele beginselen van professionaliteit en integriteit zoals bedoeld in artikel 2 onder a en b van de VGBA dan ook geen gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit onderdeel van de klacht is daarom ook voor het overige ongegrond. Opmerking verdient nog dat de Accountantskamer niet bevoegd is om eventuele, uit de handelwijze van betrokkene voortvloeiende, schade vast te stellen noch om te bepalen dat dergelijke schade dient te worden vergoed.

4.6       Nu de klacht gedeeltelijk gegrond moet worden verklaard, kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij de beslissing daaromtrent houdt zij rekening met de aard en de ernst van het verzuim van betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. De Accountantskamer heeft in de onderhavige zaak acht geslagen op de aard van de fout (er ontbreekt weliswaar een subpost, maar het totale eigen vermogen is correct opgenomen), waarvan de schadelijke gevolgen nog voorwerp van geschil zijn in een civiele procedure, en voorts op de door klaagster niet weersproken lezing van betrokkene over de context waarin de fout voor de eerste maal door betrokkene is gemaakt (bij het aanpassen van de al vastgestelde en gedeponeerde jaarrekening over 2010 vanwege een later bekend geworden besluit tot omzetting van een rekening-courantschuld in de betreffende agioreserve). De Accountantskamer heeft voorts in aanmerking genomen dat aan betrokkene nog niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Dat alles leidt ertoe dat de Accountantskamer zal volstaan met het gegrond verklaren van de klacht op de wijze zoals hiervoor is weergegeven, zonder oplegging van een tuchtrechtelijke maatregel.

4.7       Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor weergegeven;

·       legt ter zake aan betrokkene geen maatregel op;

·       verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

·       verstaat dat, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, betrokkene het door klaagster betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan klaagster vergoedt.

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mr. J.W. Frieling en mr. R.P. van Eerde (rechterlijke leden) en mr. drs. J.B. Backhuijs RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. H.J. Haanstra, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 5 december 2016.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.