ECLI:NL:TACAKN:2016:100 Accountantskamer Zwolle 15/2728 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2016:100
Datum uitspraak: 14-10-2016
Datum publicatie: 14-10-2016
Zaaknummer(s): 15/2728 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Fraude van werknemer gedurende meerdere boekjaren niet tijdens controle ontdekt. Voor de beoordeling van de klachten is van belang dat het enkele feit dat achteraf is gebleken dat bij de door betrokkene gecontroleerde gegevens en stukken sprake is geweest van fraude dan wel dat betrokkene de frauduleuze onttrekkingen bij zijn controlewerkzaamheden niet op het spoor is gekomen, nog niet betekent dat betrokkene de voor hem geldende beroeps- en gedragsregels heeft geschonden. In casu, gezien de hem gebleken feiten en omstandigheden, heeft betrokkene ten onrechte nagelaten nadere, aanvullende controlewerkzaamheden uit te voeren. Een dergelijke (aanvullende) controle was ook aangewezen nu de uitkomst daarvan mede de inschatting had te bepalen van de waarschijnlijkheid dat bedoeld risico een afwijking van materieel belang tot gevolg zou hebben. Betrokkene heeft het verweer gevoerd dat het bedrag van de uiteindelijke fraude het materieel belang niet oversteeg. Door betrokkene is betoogd dat over de periode 2009 tot en met 2013 de materialiteit op jaarbasis gemiddeld € 350.000 bedroeg en dat op jaarbasis de geconstateerde fraude de materialiteit niet overstijgt. De Accountantskamer volgt betrokkene niet in dit verweer. Doordat de fraude een aantal jaren heeft plaatsgevonden, kan immers niet slechts worden getoetst aan de materialiteit op jaarbasis, maar dient het cumulatieve effect van de fraude op het eigen vermogen van de controlecliënt mede in aanmerking te worden genomen. Dit effect was een veelvoud van de gehanteerde materialiteit en derhalve van materieel belang voor de jaarrekening.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/2728 Wtra AK van 14 oktober 2016 van

STICHTING X ,

gevestigd te [plaats]

K L A A G S T E R ,

raadsvrouw: mw. mr. C.C. Horrevorts,

t e g e n

Y MBA ,

accountant-administratieconsulent,

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. M.H.S. Verhoeven.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

- het op 16 december 2015 ingekomen klaagschrift van 16 december 2015 met bijlagen;

- het op 22 maart 2016 ingekomen verweerschrift van gelijke datum.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 27 juni 2016 waar zijn verschenen: namens klaagster [C], bijgestaan door mr. C.C. Horrevorts, advocate te Haarlem en [D], extern adviseur van klaagster, en betrokkene in persoon, bijgestaan door mr. M.H.S. Verhoeven, advocaat te Rotterdam en [E] en [F].

1.3 Klaagster en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht, alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is sedert 28 november 1990 als accountant-administratieconsulent ingeschreven in het ledenregister van (thans) de NBA. Betrokkene was verbonden aan [Accountantsorganisatie1] te [plaats].

2.2 Stichting [X1] (hierna ook [Stichting X1]) is op 1 januari 2004 ontstaan als gevolg van een fusie tussen Stichting [A] en Stichting [B]. Op 1 juli 2015 zijn Stichting [X1] en [Jeugdriagg1] te [plaats] gefuseerd tot Stichting X.

2.3 Betrokkene heeft bij de jaarrekeningen 2009 tot en met 2013 van (destijds) [Stichting X1] een goedkeurende controleverklaring gegeven.

2.4 Op 26 juni 2014 heeft [Stichting X1] aangifte gedaan bij de politie van verduistering en valsheid in geschrift door een ex-werknemer. De vermeende verduistering heeft op de volgende twee manieren plaatsgevonden.

1) De ex-werknemer, een ICT-er, was werkzaam geweest bij [G] en had bij [Stichting X1] kenbaar gemaakt dat hij daar nog gebruik kon maken van de personeelskorting. Om die reden is besloten alles op het gebied van ICT (hard- en software) zogenaamd via hem bij [G] te bestellen. De ex-werknemer stelde van 2005 tot en met juli 2013 zelf 95 valse nota’s op, als zijnde nota’s van [G]. Op de nota’s, die van een niet (meer) bestaand filiaal van [G] in [plaats] afkomstig waren, was geen Btw- of KvK-nummer vermeld. De nota’s werden betaald op de bankrekening van de ex-werknemer. In totaal is € 2.283.843,= op de bankrekening van de ex-werknemer overgemaakt door [Stichting X1]. Ter “dekking” van deze [G]-nota’s bestelde de ex-werknemer ICT-goederen bij een plaatselijke leverancier. Deze goederen liet hij daadwerkelijk afleveren bij [Stichting X1]. De door hem betaalde inkoopprijs voor deze goederen was echter (veel) lager dan het totaal van de valse facturen: € 250.829,=.

2) De ex-werknemer liet deze plaatselijke leverancier ook direct leveren en factureren aan [Stichting X1]. De ex-werknemer verhoogde in deze gevallen eigenhandig de nota’s van de leverancier. Hetgeen zodoende teveel werd betaald op die nota’s (voor zover bekend € 16.402,02) deelde de leverancier met de ex-werknemer.

2.5 Betrokkene heeft het verslag van de bespreking van 10 december 2008 van de concept managementletter 2008 overgelegd, waar namens [Stichting X1] de heren [H] en [I] en namens [Accountantsorganisatie1] [J] en [K] aanwezig waren. In het verslag is onder meer opgenomen:

“Concept managementletter 2008:

Managementletter besproken. Enkele kleine wijzigingen zullen worden doorgevoerd in de ML. ML donderdag naar [voornaam1] mailen. Ook bevindingen t.a.v. betalingen (proces inkopen) besproken. Situatie is als volgt: medewerker automatisering betaalt facturen van een bepaald bedrijf zelfstandig omdat dat een korting wordt gerealiseerd. [Stichting X1] betaalt vervolgens de factuur (die gewoon aan [Stichting X1] is gericht) uit aan de medewerker automatisering. Dit betrof een oude afspraak waarvan [H] en [I] niet op de hoogte waren. Inmiddels heeft [voornaam2] ook gesproken met de betreffende medewerker. Risico betreft vooral dat de betreffende medewerker een (deel) van de inkoopkorting in zijn eigen zak steekt. [H] gaf aan dat dit niet het geval, maar zal dit nog expliciet laten bevestigen door de betreffende medewerker. Verder zal de situatie worden vastgelegd in zijn personeelsdossier.”.

2.6 Per e-mail van 24 februari 2010 heeft [I] namens klaagster een reactie aan betrokkene doen toekomen op de managementletter 2009. Daarin is onder meer opgenomen:

Investeringsbegroting

(…)

Investeringen in computers

In de werkplannen van de afd. ICT en FA is opgenomen dat er afstemming tussen de investeringen in computers op dit moment ontbreekt en de hoofden van de beide diensten zijn gezamenlijk naar een oplossing aan het zoeken voor dit probleem, wat vooral een registratieprobleem is. Er heeft wel een beoordeling plaatsgevonden van de beschikbare investeringsruimte, die op basis van de huidige configuratie voldoende ruimte geeft om elke 3 jaar de computers te vervangen. Een knelpunt is echter wel dat voor nieuwe ontwikkelingen, zoals bijv. telewerken, maar ook computers voor kinderen, nog onvoldoende budget beschikbaar is.

N.a.v. 3.

-Op dit punt is eerder uitgebreid op gereageerd en o.i. zijn geen wijzigingen op dit punt noodzakelijk. In 2009 werd tijdens de controle vastgesteld dat aanschaffingen van computers aan een medewerker werden overgemaakt, die deze vervolgens doorvergoede aan de leverancier. Deze procedure was echter noodzakelijk om een korting op de prijs te kunnen realiseren en wel vooraf, hoewel niet schriftelijk vastgelegd, wel gemeld bij de directie. Naar onze mening is, zoals in eerdere rapportages vermeld, de controle op de crediteuren voldoende.”.

2.7 In de managementletter 2009 van 18 maart 2010 inzake [Stichting X1] heeft betrokkene onder meer geschreven:

2.1. Administratie en verslaggeving

(…)

In 2009 is geen investeringsbegroting opgesteld. U loopt hiermee het risico dat er onvoldoende inzicht is in toekomstige afschrijvingslasten. Voor de panden/huisvesting is hiervan geen sprake omdat op een andere wijze wel inzicht is in de investeringen en bijbehorende afschrijvingslasten. Voor inventaris en ICT is een goed inzicht in de benodigde investeringen en bijbehorende afschrijvingslasten nog wel een aandachtspunt.

Adviezen planning- en controlcyclus

Wij adviseren u om de volgende aanbevelingen te implementeren:

(…)

Stel voor 2010 wederom een investeringsbegroting op en geef hierin aan voor welke investeringen subsidieaanvragen zijn verstuurd aan de Provincie.”.

In de bijlage inzake de zogeheten ‘follow-up’ van de adviezen uit voorgaande jaren is met betrekking tot de inkopen en investeringen onder meer opgenomen:

“Bevinding

Er is geen inkoop- en/of aanbestedingsbeleid vastgesteld waarin onder andere Europese aanbestedingsrichtlijnen zijn verwerkt.

In de procedurebeschrijving in het kader van de HKZ-certificering (Accountantskamer: Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) zijn bepaalde elementen met betrekking tot het inkoop- en aanbestedingsbeleid opgenomen, maar nog niet alle elementen.

Advies

Werk de HKZ-procedurebeschrijving nader uit.

Bevinding

In 2008 waren niet alle facturen > € 5.000 door twee leden van de raad van bestuur voor akkoord getekend.

Bij de vergadering van de raad van toezicht in april 2008 is de grens verhoogd van € 5.000 naar € 10.000. Dit is echter nog niet aangepast in het reglement tekeningsbevoegdheden.

Advies

Pas het reglement tekeningsbevoegdheden aan conform de afspraken in de vergadering van de raad van toezicht van april 2008.

De facturen > € 10.000 in onze factuurcontrole waren allen getekend door twee leden van de raad van bestuur.

Bevinding

Wij constateerden in 2008 dat één betaling niet heeft plaatsgevonden aan het bankrekeningnummer van de juiste leverancier. Door het ontbreken van een naam-nummercontrole is het risico aanwezig dat dit wederom is gebeurd.

Advies

Ga na of het mogelijk is een controle op het logbestand van het crediteurenstambestand uit te voeren met behulp van originele facturen.

Vorig jaar heeft u aangegeven dat er onderzocht zal worden welke mogelijkheden er zijn om interne controle uit te voeren op het crediteurenstambestand.

In 2009 vond geen controle plaats op het stambestand. Voor onze controle betekent dit dat wij aanvullende waarnemingen op dit onderdeel moeten verrichten. Overigens hebben wij bij deze controle op 30 betalingen geen onjuistheden geconstateerd.

Reactie management

Deze controle kan niet worden uitgevoerd met behulp van een logbestand. Enige mogelijkheid is om de bevoegdheden tot mutatie in het crediteurenstambestand te beperken.”.

2.8 In het accountantsverslag voor het boekjaar eindigend op 31 december 2009 inzake [Stichting X1] heeft betrokkene onder meer geschreven:

8. Geen aanwijzingen van fraude

In Nederland is de accountant wettelijk verplicht om alle ontdekte fraudegevallen te rapporteren aan de raad van bestuur. Wij merken op dat onze controle niet specifiek is ingericht op het ontdekken van fraude. De accountant is wel verantwoordelijk voor het betrekken van frauderisico’s in de planning en uitvoering van zijn controle-opdracht.

Wij hebben een fraudediscussie gevoerd binnen het controleteam en met het management van [Stichting X1] waarbij wij de nadruk hebben gelegd op de eventuele mogelijkheden van materiële onjuistheden als gevolg van fraude in de jaarstukken en op preventieve maatregelen daarbij. Van de raad van bestuur hebben wij de bevestiging ontvangen dat er geen onregelmatigheden zijn geconstateerd.

Tevens hebben wij zelfstandig werkzaamheden uitgevoerd die erop waren gericht om het risico van het “omzeilen” van de interne beheersmaatregelen door het management te detecteren. Tevens hebben wij specifieke controles uitgevoerd op memoriaalboekingen, controles van schattingen en zijn wij alert geweest op significante en ongebruikelijke transacties.

Hoewel wij een kritische houding ten opzichte van risico’s van fraude in de jaarrekening hebben, merken wij op dat onze controle niet specifiek gericht is op het ontdekken van fraude. Tijdens de uitvoering van onze controle van de jaarrekening 2009 hebben wij geen aanwijzingen verkregen dat er sprake is geweest van fraude.”.

2.9 In de controle van de jaarrekening 2010 heeft een lijncontrole plaatsgevonden op een (nagemaakte) [G]-factuur, die geen order- of ander referentienummer voor de inkoop vermeldt, en geen KvK- en geen btw-nummer. Blijkens de toelichting die betrokkene hierop ter zitting heeft gegeven, is in deze lijncontrole niet (specifiek) gecontroleerd of de gefactureerde goederen waren geleverd.

In de bijlage bij de managementletter 2010 van 18 november 2010 van [Stichting X1], inzake de zogeheten ‘follow-up’ van de adviezen uit voorgaande jaren is met betrekking tot de inkopen en investeringen onder meer opgenomen:

“Bevinding

Er is geen inkoop- en/of aanbestedingsbeleid vastgesteld waarin onder andere Europese aanbestedingsrichtlijnen zijn verwerkt.

In de procedurebeschrijving in het kader van de HKZ-certificering zijn bepaalde elementen met betrekking tot het inkoop- en aanbestedingsbeleid opgenomen, maar nog niet alle elementen.

Advies

Werk de HKZ-procedurebeschrijving nader uit.

Follow-up 2010:

Op dit moment is een stagiair facilitair bedrijf bezig met een afstudeeropdracht inzake het inkoopbeleid. Na gereedkomen van deze rapportage, zal deze besproken worden met de accountant en beoordeeld worden op mogelijke leemtes.

Reactie management

Naar verwachting is het rapport aan het einde van het eerste kwartaal 2011 gereed.

Bevinding

In 2009 was geen investeringsbegroting opgesteld. Hierdoor is het risico aanwezig dat er met name voor inventaris en ICT geen goed inzicht is in de benodigde investeringen en bijbehorende afschrijvingslasten.

Advies

Stel voor 2010 een investeringsbegroting op en geef hierin aan voor welke investeringen subsidieaanvragen zijn verstuurd aan de provincie.

Follow-up 2010:

In 2010 is geen investeringsbegroting opgesteld. Wel is een opzet gemaakt van de vaste lasten over de periode 2010-2013.

Reactie management

Op dit moment wordt gewerkt aan de investeringsbegroting, die weer een normaal onderdeel van de begroting wordt voor 2011.

(…)

Bevinding

Wij constateerden in 2008 dat één betaling niet heeft plaatsgevonden aan het bankrekeningnummer van de juiste leverancier. Door het ontbreken van een naam-nummercontrole is het risico aanwezig dat dit wederom is gebeurd.

Advies

Ga na of het mogelijk is een controle op het logbestand van het crediteurenstambestand uit te voeren met behulp van originele facturen.

Vorig jaar heeft u aangegeven dat er onderzocht zal worden welke mogelijkheden er zijn om interne controle uit te voeren op het crediteurenstambestand.

Follow-up 2010:

In de financiële administratie is een functiescheiding aangebracht tussen het muteren in het crediteurenstambestand en het aanmaken van facturen. Medewerkers van de financiële administratie hebben hiermee geen mogelijkheid meer om zowel facturen te boeken als bankrekeningnummers van crediteuren aan te passen.”.

2.10 In de bijlage bij de managementletter 2011 van 24 november 2011 van [Stichting X1], inzake detailbevindingen interim-controle is met betrekking tot de inkopen en investeringen onder meer opgenomen:

“Bevinding

Het inkoop- en aanbestedingsbeleid is nog in ontwikkeling.

Impact/risico/oorzaak

Medewerkers bestellen goederen/diensten waartoe zij niet bevoegd zijn of niet tegen de meest gunstige voorwaarden.

Advies

Stel een inkoop- en aanbestedingsbeleid op en laat dit vaststellen door de raad van bestuur.”.

2.11 In de bijlage bij de managementletter 2012 van 28 november 2012 van [Stichting X1], inzake follow-up 2011 is met betrekking tot de inkopen en investeringen onder meer opgenomen:

“Bevinding 2011

Het inkoop- en aanbestedingsbeleid is nog in ontwikkeling.

Advies 2011

Stel een inkoop- en aanbestedingsbeleid op en laat dit vaststellen door de raad van bestuur.

Follow-up 2012

Er is geen follow-up gegeven aan dit advies, derhalve niet gerealiseerd.

Prioriteit

Midden

Reactie management

Een stagiaire van de Hogeschool [plaats] heeft een studie gedaan naar de rechtmatigheid en doelmatigheid van de facilitaire inkoop bij [Stichting X1]. Deze studie wordt gebruikt bij de vaststelling van het inkoop- en aanbestedingsbeleid. Dit vindt in 2013 plaats (studieopdracht Grip op inkoop).”.

2.12 In de bijlage bij de managementletter 2013 van 29 november 2013 van [Stichting X1], inzake procesbevindingen is met betrekking tot de (inkopen en) investeringen onder meer opgenomen:

Bevinding 2013

Offertes voor investeringen worden conform de procedure opgevraagd door het hoofd Dienst Financiën en goedgekeurd door de voorzitter van de raad van bestuur. Wij stelden vast dat er geen zichtbare goedkeuring is gegeven aan de offerte in de investering in computers voor een bedrag van € 28.504. Overigens is de factuur wel door de raad van bestuur geautoriseerd.

Risico/Consequentie

Het risico is aanwezig dat er ten onrechte investeringen worden gedaan.

Advies

Wij adviseren u om conform de procedure te allen tijde offertes voor investeringen te laten goedkeuren door de raad van bestuur.

(…)

Bevinding 2012

Het inkoop- en aanbestedingsbeleid is nog in ontwikkeling.

Advies 2012

Stel een inkoop- en aanbestedingsbeleid op en laat dit vaststellen door de raad van bestuur.

Follow-up 2013

Deels gerealiseerd.

Een student van Hogeschool [naam] heeft in 2012 een studieopdracht (Grip op inkoop) gedaan naar de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de facilitaire inkoop bij [Stichting X1]. De uitkomsten van deze opdracht gebruikt u om een inkoop- en aanbestedingsbeleid vast te stellen. De vaststelling heeft nog niet plaatsgevonden.

Wij adviseren u om het huidige inkoop- en aanbestedingsbeleid nog wel te actualiseren naar de huidige grenzen van de EU-aanbestedingsplicht.”.

3. De klacht

3.1 Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2 Ten grondslag aan de door klaagster ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagster gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a. betrokkene heeft, ondanks alle aanwijzingen daartoe, de langdurige fraude van de (ex-)werknemer tijdens de controle niet gesignaleerd en

b. betrokkene heeft onvoldoende professioneel-kritisch, alsmede niet zorgvuldig en niet in overeenstemming met de van toepassing zijnde vaktechnische en overige beroepsvoorschriften gehandeld.

3.3 Wat door of namens klaagster bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook in strijd zou zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde) doch als een ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door of namens betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 31 Wet toezicht accountantsorganisaties (hierna: Wta) juncto artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud, hierna: Wet AA),en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de extern accountant bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wta en Wet AA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, voor zover dit plaats had in de periode van 17 januari 2007 tot 4 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode geldende Verordening gedragscode (AA’s) en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1, en voor zover dit plaatshad ná 4 januari 2014 aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Voor de beoordeling van de klachten is van belang dat het enkele feit dat achteraf is gebleken dat bij de door betrokkene gecontroleerde gegevens en stukken sprake is geweest van fraude dan wel dat betrokkene de frauduleuze onttrekkingen bij zijn controlewerkzaamheden niet op het spoor is gekomen, nog niet betekent dat betrokkene de voor hem geldende beroeps- en gedragsregels heeft geschonden. Zoals ook in de onder meer te dezen toepasselijke Standaard NVCOS 240 ‘De verantwoordelijkheid van de accountant voor het onderkennen van het risico van fraude in het kader van de controle van financiële overzichten’ wordt onderkend, bestaat in verband met de inherente beperkingen van een controle een onvermijdelijk risico dat niet alle afwijkingen van materieel belang worden ontdekt, ook al is de controle adequaat opgezet en uitgevoerd conform de Standaarden. De Accountantskamer begrijpt de klachten dan ook aldus dat klaagster betrokkene verwijt dat hij is tekortgeschoten in zijn controlewerkzaamheden en bij de jaarrekeningen 2009 tot en met 2013 van klaagster geen goedkeurende verklaring had mogen afgeven.

4.5 Betrokkene, die de klachten ook als zodanig heeft opgevat, heeft daartegen als verweer aangevoerd dat hij niet onvoldoende professioneel-kritisch en niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Daarenboven is betrokkene van mening dat er geen frauderisicofactoren aanwezig waren, die aanleiding gaven voor nadere controlemaatregelen en dat overigens de risicofactoren met de leiding van klaagster zijn besproken en dat betrokkene naar aanleiding daarvan kritisch heeft doorgevraagd.

4.6 Wat betreft de vraag of de controle aangaande de jaren 2009 tot en met 2013 adequaat is opgezet en uitgevoerd conform de Standaarden, geldt het volgende.

4.7 Betrokkene heeft in de onderhavige jaren geen (aanvullende) controlewerkzaamheden uitgevoerd op de ICT-inkoop, anders dan een lijncontrole in 2010 op een enkele (nagemaakte) [G]-factuur, waarbij niet is gecontroleerd op levering en (het ontbreken van een) order, en waarbij ook voorbij is gegaan aan de (zeker voor een onderneming van de omvang van [G]: opmerkelijke) omstandigheid dat op de factuur geen KvK en geen Btw-nummer waren vermeld. Het verhaal van de ex-werknemer over “personeelskorting” was op zichzelf al voldoende kwestieus. En als in dit verband al voorbij zou worden gegaan aan de omvang van de “personeelskorting” én de opmerkelijke omstandigheid dat deze kon worden genoten bij facturatie aan [Stichting X1], was nog steeds niet verklaard waar de noodzaak vandaan kwam dat de betaling (anders dan de facturatie) niet rechtstreeks, maar via de bankrekening van de ex-werknemer liep. De Accountantskamer is van oordeel dat deze omstandigheden voor betrokkene aanleiding hadden moeten zijn nader onderzoek te verrichten, mede gelet op het onderkende risico in de gebrekkige administratieve organisatie en de interne beheersing. De Accountantskamer neemt daarbij in aanmerking dat betrokkene vanaf het begin dat hij verantwoordelijk is voor de controlewerkzaamheden (boekjaar 2009) op de hoogte is geweest van de afspraken tussen klaagster en de ex-werknemer inzake de (zogenaamde) leveringen via deze door [G] en tevens dat betrokkene wist van één ter zake gedane betaling op het bankrekeningnummer van de ex-werknemer. Betrokkene heeft hierover in de managementletter gerapporteerd en geadviseerd, welk advies uiteindelijk niet is uitgevoerd. Dit zelfde geldt voor het ontbreken van een inkoop- en aanbestedingsbeleid. Ook hiervoor heeft hij tot op het hoogste niveau, in de managementletter, aandacht voor gevraagd en de leiding van klaagster heeft daaraan geen (volledige) opvolging gegeven (zie 2.7 en 2.9 tot en met 2.12). Nu derhalve sprake was van een voortdurende matige administratieve organisatie, had het, naar het oordeel van de Accountantskamer, op de weg van betrokkene gelegen om nadere controlewerkzaamheden uit te voeren. Op die wijze had nagegaan kunnen worden of de (zogenaamde) leveringen op het gebied van ICT daadwerkelijk hadden plaatsgevonden en waarom, ondanks het feit dat de facturen aan [Stichting X1] waren gericht, de betaling via de bankrekening van de ex-werknemer plaatsvond. Betrokkene had zich in deze situatie niet mogen verlaten op de – wat de leveringen betreft – vanuit de leiding van klaagster aangereikte (algemene) informatie. Immers ook de leiding van klaagster had kunnen samenspannen en belang kunnen hebben bij de fraude. Betrokkene had bij zijn controlewerkzaamheden dan ook niet alleen oog mogen hebben voor de belangen van klaagster, dan wel haar leiding, maar had ook oog moeten hebben voor het algemeen belang.

4.8 De Accountantskamer overweegt voorts nog dat een dergelijke (aanvullende) controle ook was aangewezen nu de uitkomst daarvan mede de inschatting had te bepalen van de waarschijnlijkheid dat bedoeld risico een afwijking van materieel belang tot gevolg zou hebben.

4.9 Betrokkene heeft het verweer gevoerd dat het bedrag van de uiteindelijke fraude het materieel belang niet oversteeg. Door betrokkene is betoogd dat over de periode 2009 tot en met 2013 de materialiteit op jaarbasis gemiddeld € 350.000 bedroeg en dat op jaarbasis de geconstateerde fraude de materialiteit niet overstijgt. De Accountantskamer volgt betrokkene niet in dit verweer. Doordat de fraude een aantal jaren heeft plaatsgevonden, kan immers niet slechts worden getoetst aan de materialiteit op jaarbasis, maar dient het cumulatieve effect van de fraude op het eigen vermogen van [Stichting X1] in aanmerking te worden genomen. Dit effect was een veelvoud van de gehanteerde materialiteit en derhalve van materieel belang voor de jaarrekening.

4.10 Gelet op het voorgaande komt de Accountantskamer dan ook tot de conclusie dat het niet verrichten van bedoelde (aanvullende) controlewerkzaamheden tijdens de controle van onderhavige boekjaren als een verzuim van betrokkene moet worden aangemerkt. Daarmee heeft betrokkene in strijd gehandeld met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 sub c. en e. van de VGC, respectievelijk met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 2 onder d. van de VGBA.

4.11 Klachtonderdeel 3.2.b dient gegrond te worden verklaard en aan klachtonderdeel 3.2.a komt dan geen zelfstandige betekenis meer toe.

4.12 Nu de klacht (gedeeltelijk) gegrond moet worden verklaard, kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij de beslissing daaromtrent houdt zij rekening met de aard en de ernst van het verzuim van de betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van een waarschuwing passend en geboden. De Accountantskamer heeft daarbij in aanmerking genomen, dat betrokkene, zoals hiervoor onder 4.10 overwogen, in strijd met de fundamentele beginselen heeft gehandeld. Anderzijds is meegewogen dat klaagster primair zelf verantwoordelijk is voor de interne beheersing van haar administratieve organisatie en (daarmee) ook voor de beslissing om op een niet gebruikelijke manier korting te willen genieten bij één van haar leveranciers. Tevens is meegewogen dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.

4.13 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

· verklaart de klacht gegrond;

· legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van

- waarschuwing ;

· verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;

· verstaat dat, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, betrokkene het door klaagster betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan klaagster vergoedt.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. J.W. Frieling en mr. W.J.B. Cornelissen (rechterlijke leden) en J. Maan AA en Th.A. Verkade RA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. H.J. Haanstra, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2016.

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.