ECLI:NL:TACAKN:2015:6 Accountantskamer Zwolle 14/12 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:6
Datum uitspraak: 23-01-2015
Datum publicatie: 23-01-2015
Zaaknummer(s): 14/12 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Bij samenstellen van de jaarrekening van een opvolgend boekjaar heeft de accountant niets hoeven op te vallen dat moest leiden tot twijfel dat de jaarrekening van het voorafgaande jaar een fundamentele fout bevatte, tot herstel waarvan de accountant (alsnog) verplicht zou zijn. Een klacht daarover is wel ontvankelijk, ook al valt de jaarrekening van het voorafgaande jaar, waarin een fundamentele fout zou voorkomen, zelve buiten de 6-jaarstermijn.  

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 14/12 Wtra AK van 23 januari 2015 van

X ,

wonende te [woonplaats],

K L A G E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsvrouw: mr. W.K. van den Berg.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 2 januari 2014 ingekomen klaagschrift van 31 december 2013, met bijlagen;

-        een op 17 januari 2014 (per fax) en op 21 januari 2014 (per post) ingekomen brief van klager van 17 januari 2014, met bijlage;

-        een op 13 januari 2014 (per fax) ingekomen brief van klager van gelijke datum;

-        het op 4 maart 2014 (per fax) en op 5 maart 2014 (per post) ingekomen aangepast klaagschrift van 4 maart 2014;

-        een op 3 april 2014 ingekomen e-mail van klager;

-        een op 10 april 2014 ingekomen brief van klager, met als bijlagen enige aanvullende producties;

-        het op 12 juni 2014 ingekomen verweerschrift van 3 juni 2014, met bijlagen;

-        een op 18 juli 2014 (per fax) en op 21 juli 2014 (per post) ingekomen brief van de advocaat van betrokkene, met bijlage;

-        drie op 1 augustus 2014 ingekomen brieven van klager van 31 augustus 2014, met als bijlagen enige aanvullende producties.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 15 augustus 2014 waar zijn verschenen - aan de zijde van klager – [X] in persoon, en ‑ aan de zijde van betrokkene ‑ de heer [Y] AA in persoon, tot bijstand vergezeld van mevr. mr. W.K. van den Berg, advocaat te Amsterdam.

1.3       Klager en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten toegelicht en/of doen toelichten (aan de hand van pleitnota’s, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en geantwoord en/of doen antwoorden op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene staat sinds 5 november 1992 in het register ingeschreven als accountant-administratieconsulent en hij is als openbaar accountant verbonden aan accountantskantoor [B.V1.], vestiging [plaats].

2.2       Klager was financier en minderheidsaandeelhouder van [A] Logistics B.V., handelend onder de naam [B] Services (hierna: [A]), een onderneming in de afhandeling van luchtvracht, transport en logistiek, waarvan [C] (hierna: [C]) operationeel directeur was. De afhandeling van het betalingsverkeer van [A] verliep via de [stichting1], waarvan klager voorzitter is, [D] bestuurder en [C] (tot 1 september 2006) penningmeester.

2.3       De inventaris en de goodwill van de onderneming van [A] is per 1 juli 2006 overgenomen door [B.V2.], een vennootschap van [C], die op dezelfde datum als directeur van [A] vertrok. Van [B.V2.] is de statutaire naam per 2 augustus 2006 gewijzigd in [E] Logistics Services B.V. (hierna: [E]). Over (de voldoening van) de overnamesom is een geschil gerezen. 

2.4       Bij vonnis van 9 januari 2007 van de rechtbank [plaats] is het faillissement van [A] uitgesproken, met benoeming tot curator van mr. O.E. de Witt Wijnen, advocaat te Rotterdam. Deze curator heeft op 17 oktober 2007 aangifte van bedrieglijke bankbreuk gedaan tegen de bestuurders van [A] en de bestuurders van de [stichting1], onder wie klager.

2.5       Betrokkene heeft de jaarrekeningen 2006 en 2007 van [E] samengesteld en daarbij telkens ‑ op respectievelijk 30 mei 2007 en 18 augustus 2008 ‑ een samenstellings-verklaring afgegeven.

3.         De klacht

3.1       De klacht, zoals aanvankelijk door de Accountantskamer en ‑ blijkens diens verweer ‑ ook door betrokkene begrepen, luidt als volgt.

A.    Betrokkene heeft doelbewust medewerking verleend aan het verhullen van de aard en omvang van bepaalde handelstransacties over de periode januari tot en met juni 2006 in de vergelijkende cijfers van 2006 in de jaarrekening 2007 van [E] en ook andere feiten zijn in die jaarrekening 2007 onjuist weergegeven.

B.    Betrokkene heeft gehandeld in strijd met het bepaalde onder randnummer 16 in COS 4410, dat ziet op hoe te handelen als de accountant afwijkingen van materieel belang constateert. Klager doelt hiermee op zijn bewering dat in de jaarrekening 2006 is opgenomen dat [E] een deel van de koopprijs voor de onderneming van [A] heeft betaald, terwijl betrokkene wist of behoorde te weten dat de koopprijs niet zou zijn voldaan.

C.    De samenstellingsverklaring voor de jaarrekening 2006 is ondeugdelijk omdat in die jaarrekening geen verantwoording wordt afgelegd voor de periode 1 januari tot en met 30 juni 2006.

3.2       Naar aanleiding van het door en namens betrokkene gevoerde niet-ontvankelijkheidsverweer heeft klager ter zitting gesteld dat de klacht uitsluitend doelt op de misleidende jaarrekening 2007 van [E].

3.3.      De Accountantskamer begrijpt daaruit dat de klacht is beperkt en komt te luiden als hiervoor weergegeven bij 3.1 onder A.

4.         De gronden van de beslissing

4.1       Op grond van artikel 51 van de Wet op de accountants-administratieconsulenten (oud, hierna: Wet AA),en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2.1    Het door en namens betrokkene gehouden betoog dat de klacht, voor zover betrekking hebbend op de samenstelling van de jaarrekening 2006, niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat bij het indienen ervan de termijn van zes jaar als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Wtra is overschreden, behoeft - gelet op de hiervoor bij 3.2 en 3.3 gememoreerde beperking van de klacht door klager ‑ geen bespreking meer.

4.2.2    Betrokkene heeft in het kader van het niet-ontvankelijkheidsverweer voorts nog het volgende aangevoerd.

Met klachtonderdeel A. klaagt klager (onder meer) over de vergelijkende cijfers van 2006 in de jaarrekening 2007. De facto ziet ook deze klacht uiteraard op de jaarrekening 2006. De vergelijkende cijfers voor 2006 zijn in de jaarrekening 2007 immers exact overgenomen uit de jaarrekening 2006. Klager kan de zesjaarstermijn niet oprekken door verwijten ten aanzien van jaarrekening 2006 te formuleren als verwijten met betrekking tot de vergelijkende cijfers in jaarrekening 2007.

4.2.3    De Accountantskamer overweegt met betrekking tot dit (deel van het) verweer het volgende. Betrokkene heeft bij het samenstellen van de jaarrekening 2007 zichzelf de vraag moeten stellen of de in die jaarrekening 2007 ter vergelijking opgenomen cijfers over 2006 - ook al werden deze ontleend aan de jaarrekening 2006 - op basis van de ten tijde van het opmaken van de jaarrekening 2007 beschikbare informatie al of niet fundamenteel onjuist waren. Betrokkene heeft zijn samenstellingsverklaring bij de jaarrekening 2007 afgegeven op 18 augustus 2008. Deze datum valt binnen de zesjaarstermijn als bedoeld in artikel 22 lid 1 Wtra. Het niet-ontvankelijkheidsverweer, voor zover nog aan de orde, wordt daarom verworpen.

4.3       Het is in een tuchtproce dure als de onderhavige in beginsel aan klager om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       Tegen de klacht als hiervoor bij 3.1 onder A. weergegeven is namens betrokkene ‑ onder meer en zakelijk weergegeven ‑  het volgende aangevoerd.

Klager licht dit klachtonderdeel in het geheel niet toe. Uit de klaagschriften wordt niet duidelijk welke handelstransacties zouden zijn verhuld, op welke wijze betrokkene daaraan zou hebben meegewerkt en hoe een en ander in de vergelijkende cijfers van 2006 in jaarrekening 2007 tot uiting zou zijn gebracht. Ook laat klager volstrekt na uiteen te zetten welke andere feiten in jaarrekening 2007 onjuist zouden zijn weergegeven. Dit klachtonderdeel dient dus ongegrond te worden verklaard bij gebrek aan onderbouwing. Bovendien treft het verwijt geen doel. Betrokkene heeft nooit meegewerkt aan welke verhulling dan ook. Klager toont dit ook op geen enkele wijze aan.

4.5       Deze weerspreking van de klacht is door klager niet dan wel onvoldoende betwist en ook heeft hij niets naders ter staving van de klacht aangevoerd. 

4.6       Klager heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat betrokkene in 2008 bij het samenstellen van de jaarrekening 2007 iets had moeten opvallen dat bij betrokkene moest leiden tot twijfel, of zelfs tot de constatering dat de jaarrekening 2006 een fundamentele fout (een zodanige onjuistheid dat die jaarrekening in ernstige mate tekortschoot in het geven van inzicht als bedoeld in art. 2:362 lid 1 BW) bevatte, tot herstel waarvan betrokkene verplicht zou zijn .

4.7       Ook kan daartoe niet worden gerekend de verkeerde aanduiding boven de winst- en verliesrekening en de toelichting daarop, luidende: “01-07 t/m 31-12-2006”, waarmee betrokkene tot uitdrukking wilde brengen dat de activiteiten van de vennootschap daadwerkelijk waren begonnen op 1 juli 2006 (de datum per wanneer de activiteiten van [A] waren overgenomen). Weliswaar ging van die aanduiding een onjuiste suggestie uit, maar die is van onvoldoende gewicht om te kunnen worden gerekend tot een fundamentele fout als hiervoor bedoeld. 

4.8        Op grond van al het hiervoor overwogene dient de klacht ongegrond te worden verklaard en moet als volgt worden beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. W.M. de Vries en mr. H. de Hek (rechterlijke leden) en A.M.H. Homminga AA en Th.A. Verkade RA (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen/kan klager en/of betrokkenedan wel de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.