ECLI:NL:TACAKN:2015:53 Accountantskamer Zwolle 14/2469 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:53
Datum uitspraak: 01-05-2015
Datum publicatie: 01-05-2015
Zaaknummer(s): 14/2469 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Betrokkene heeft de jaarrekeningen over 2007 en 2008 van een op de Britse Maagdeneilanden gevestigde rechtspersoon, die zich bezighoudt met investeringen, en de jaarrekeningen over 2007, 2008, 2009 en 2010 van een andere rechtspersoon, die met de eerste rechtspersoon deel uitmaakt van dezelfde investeringsstructuur, gecontroleerd. De controles zijn uitgevoerd naar Nederlands recht. Over de jaren 2007 en 2008 heeft betrokkene bij de jaarrekeningen van beide rechtspersonen een verklaring van oordeelonthouding afgegeven. Betrokkene heeft goedkeurende verklaringen afgegeven bij de jaarrekeningen over 2009 en 2010 van de tweede rechtspersoon.   Klager stelt dat betrokkene had moeten onderkennen dat een overeenkomst van geldlening tussen een van de rechtspersonen en een Panamese rechtspersoon en een daarmee samenhangende “Total Return Swap” overduidelijk valse overeenkomsten waren. Betrokkene heeft verder verwijtbaar en ten onrechte gesteld dat de jaarrekeningen over 2009 en 2010 een ''fair and true" beeld gaven van de financiële toestand van de tweede rechtspersoon, omdat hij de terugbetaling van de lening zonder controle heeft aanvaard.   Klacht in alle onderdelen ongegrond. De aangevoerde omstandigheden (in de overeenkomst inzake de Olsen lening is niet vermeld waarvoor de lening was bedoeld en voor de te lenen bedragen zijn (in de overeenkomst) geen zekerheden bedongen of verstrekt) leveren geen aanwijzingen voor fraude op. Ook de weigering van de Panamese rechtspersoon om meer informatie te verschaffen, hoefde geen vraagtekens op te roepen over de werkelijke bedoelingen van de partijen bij deze overeenkomst. Betrokkene heeft in verband met de lening terecht wel een gemotiveerde verklaring van oordeelonthouding afgegeven en daarmee ervoor gewaarschuwd dat het geld eventueel niet terug zou komen.   Bij het afgeven van de goedkeurende verklaringen bij de jaarrekeningen 2009 en 2010 van de tweede rechtspersoon mocht betrokkene  mede steunen op het gegeven dat de lening op 25 februari 2011 was afgelost. Dat het afgeloste bedrag op een “blocked time deposit” terechtkwam, is volgens betrokkene geenszins ongebruikelijk, terwijl klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit anders is. Andere aangevoerde omstandigheden hoefden voor betrokkene geen reden te zijn om aan te nemen dat degenen aan wie werd verzocht om de Letters of Representation te ondertekenen, niet de bestuurders waren van wie hij bevestigingen diende te verkrijgen. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 14/2469 Wtra AK van 1 mei 2015 van

X ,

wonende te [plaats] ([land]),

K L A G E R ,

raadsman/gemachtigde: mr. N.J. Margetson,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsvrouw/gemachtigde: mr. S.A.G. Hoogeveen.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 23 september 2014 ingekomen klaagschrift van 18 september 2014, met bijlagen;

-        een op 29 september 2014 ingekomen brief van gelijke datum van de raadsman/gemachtigde van klager;

-        een op 8 oktober 2014 ingekomen brief van gelijke datum van de raadsman/gemachtigde van klager;

-        een op 9 oktober 2014 ingekomen brief van gelijke datum van de raadsman/gemachtigde van klager;

-        het op 15 december 2014 ingekomen verweerschrift van gelijke datum, met bijlagen;

-        een op 19 januari 2015 ingekomen brief van 15 januari 2015 van de raadsman/gemachtigde van klager, met als bijlage een aantal nadere producties bij het klaagschrift.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 30 januari 2015, waar zijn verschenen - aan de zijde van klager - zijn vertegenwoordigster [A] en zijn raadslieden/gemachtigden mr. N.J. Margetson en mr. ing. N.H. Margetson, beiden advocaat te Rotterdam, en ‑ aan de zijde van betrokkene - Y RA in persoon, tot bijstand vergezeld van mr. S.A.G. Hoogeveen, advocaat te Amsterdam.

1.3       Klager en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten en toegelicht respectievelijk doen antwoorden en geantwoord op vragen van de Accountantskamer. De raadslieden/gemachtigden van klager en betrokkene hebben daarbij hun pleitaantekeningen aan de Accountantskamer overgelegd.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sinds [datum] als registeraccountant ingeschreven in het accountantsregister van het NIVRA (vanaf 1 januari 2013 het register van de Nba) en werkzaam als openbaar accountant bij [B] Accountants N.V. te [plaats].

2.2       [C] Ltd. (hierna: [C]) is een rechtspersoon, gevestigd op de British Virgin Islands (BVI), die zich bezig houdt met investeringen. Zij is op 12 februari 2002 opgericht door [D] (hierna: [D]) en [E], een zoon van klager (hierna: [E]). [E] is een van de (indirect) bestuurders van [C]. Het vermogen van [C] werd geïnvesteerd in A-, B- en C-aandelen. Na verloop van tijd is [C] opgenomen in een investeringsstructuur met aan het hoofd daarvan [F] Ltd. (hierna: [F]), dat net als [C] op de BVI is gevestigd. Om de investeringsmogelijkheden van [C] uit te breiden, is in december 2009 [G] Ltd. (hierna: [G]) opgericht, van welke rechtspersoon de eigendom bij [F] berustte. Administrateur van [C] was een rechtspersoon genaamd [H] B.V. (hierna: [H]), die haar naam in 2012 heeft gewijzigd in [I] B.V. (hierna: [I]).

2.3.1    Op 3 december 2007 is [F] Class C een overeenkomst van geldlening (een "Loan Facility") aangegaan met een in Panama gevestigde onderneming, genaamd [J] S.A. (hierna: [J]). Op basis van die overeenkomst was [J] gerechtigd om bedragen tot € 16.400.000,- van [F] te lenen tegen een vaste rente van 6,875 %. De "Loan Facility" (hierna: de [J] lening) was geldig tot en met 31 december 2012. Op grond van de voorwaarden ervan diende rente te worden betaald in de periodes van 15 dagen na 30 juni en 31 december van elk jaar. [F] heeft in 2007, 2008, 2009 en 2010 op verschillende tijdstippen zeer aanzienlijke bedragen naar [J] overgemaakt. Op haar beurt heeft [J] rente voldaan aan [F].

2.3.2    Daarnaast bestond een Swap Transaction Agreement (een zogeheten total return swap: hierna: TRS) tussen (een onderdeel van) [C] en [J] van 1 november 2007, die - onder meer - inhield:

“THE FOLLOWING SWAP TRANSACTION IS AGREED

On December 31st 2012 The [C] Ltd. Class B will pay tot [K] SA the total proceeds of the investment held into Shares of [F] Class A

On the same date [J] SA will pay to [C] Ltd. Class B the fixed amount of USD 10,800,00 gross of any fees and/or expenses related to the settlement of the transaction.”

2.4.1    Betrokkene heeft de jaarrekeningen per ultimo 2007 en 2008 van [C] en de jaarrekeningen per ultimo 2007, 2008, 2009 en 2010 van [F] gecontroleerd. De controles zijn door betrokkene uitgevoerd naar Nederlands recht, hetgeen naar het recht van de BVI was toegestaan.

2.4.2    Over de jaren 2007 en 2008 heeft betrokkene bij de jaarrekeningen van zowel [C] als [F] een verklaring van oordeelonthouding afgegeven. De verklaring van oordeelonthouding bij de jaarrekening van [F] over 2007 luidt:

"Basis for disclaimer of opinion

As at 31 December 2007 the company's investment in [J] of EUR 4,000,000 on the company's balance sheet, represents over 10% of the company's net assets. Due to a lack of information regarding this specific investment we were not able to assess the correct value of this investment."

Disclaimer of opinion

Because of the significance of the matter described in the Basis for disclaimer of opinion paragraph, we have not been able to obtain sufficient appropriate audit evidence to provide a basis for an audit opinion. Accordingly, we do not express an opinion on the financial statements."

De verklaring bij de jaarrekening van [F] over 2008 luidt:

"Basis for disclaimer of opinion

As at 31 December 2008 the company's investment in [J] S.A. of EUR 5,500,000 on the company's balance sheet, represents over 19% of the company's net assets. Due to a lack of reliable information to substantiate the valuation of this investment and due to the fact that management of [J] S.A. did not allow us to perform our own investigation, we were unable to determine whether any adjustments were necessary in respect of the valuation of this specific investment.

Disclaimer of opinion

Because of the significance of the matter described in the Basis for disclaimer of opinion paragraph, we have not been able to obtain sufficient appropriate audit evidence to provide a basis for an audit opinion. Accordingly, we do not express an opinion on the financial statements."

De verklaring bij de jaarrekening van [C] over 2007 luidt:

"Basis for disclaimer of opinion

As at 31 December 2007 the company's investment in [F] Ltd. is carried at EUR 5,730,466 on the company's balance sheet, which represents over 90% of the company's net assets as at 31 December 2007. As [F] Ltd. has a disclaimer of opinion we therefore are not able to assess the correct valuation of the investment in [F] Ltd. ",

Disclaimer of opinion

Because of the significance of the matter described in the Basis for disclaimer of opinion paragraph, we have not been able to obtain sufficient appropriate audit evidence to provide a basis for an audit opinion. Accordingly, we do not express an

opinion on the financial statements."

De verklaring bij de jaarrekening van [C] over 2008 luidt:

"Basis for disclaimer of opinion

As at 31 December 2008 the company's investment in [F]Ltd. is carried at EUR 6,386,212 on the company's balance sheet, which represents over 80% of the company's net assets as at 31 December 2008. As [F] Ltd. has a disclaimer of opinion we therefore are not able to assess the correct valuation of the investment in [F] Ltd. As at 31 December 2008 the company's investment in the Total Return Swap with [J] S.A. is carried at EVR 1,513,955 on the company’s balance sheet, which represents over 19% of the company's net assets as at 31 December 2008. Due to a lack of reliable information to substantiate the valuation of this investment and due to the fact that management of [J] S.A. did not allow us to perform our own investigation, we were unable to determine whether any adjustments were necessary in respect of the valuation of this specific investment.

Disclaimer of opinion

Because of the significance of the matter described in the Basis for disclaimer of opinion paragraph, we have not been able to obtain sufficient appropriate audit evidence to provide a basis for an audit opinion. Accordingly, we do not express an opinion on the financial statements."

In aanvulling daarop is in de accountantsverklaringen bij de (vier) jaarrekeningen over

2007 en 2008 de volgende tekst opgenomen.

"Responsibility of the Directors

The directors are responsible for the preparation and fair presentation of the financial statements in accordance with International Financial Reporting Standards. This responsibility includes: designing, implementing and maintaining internal control relevant to the preparation and fair presentation of the financial statements that are free from material misstatement, whether due to fraud or error; selecting and applying appropriate accounting policies; and making accounting estimates that are reasonable in the circumstances.

Auditor's responsibility

Our responsibility is to express an opinion on the financial statements based on our audit. We conducted our audit in accordance with Dutch law. Because of the matter described in the Basis for disclaimer of opinion paragraph, however, we were not able to obtain sufficient appropriate audit evidence to provide a basis for an audit opinion."

2.5       Op 22 december 2009 heeft [F] de [J] lening gecedeerd aan [G]. De hoofdsom van de [J] lening is volgens de jaarrekening over 2009 van [F] op 25 februari 2011 “including the interest” aan [G] terugbetaald, waarna het bedrag “has been reïnvested into a time deposit.”

2.6       Betrokkene heeft op 30 maart 2011 respectievelijk 14 april 2011 een goedkeurende controleverklaring afgeven bij de jaarrekeningen per ultimo 2009 en 2010 van [F].

2.7       In 2011 heeft een zetelverplaatsing van [C] en [F] plaatsgevonden van de BVI naar Malta. Met ingang van boekjaar 2011 heeft [B] Malta de controle van de jaarrekeningen van [F] overgenomen.

2.8       In de loop van 2013 is gebleken dat [C] niet in staat was aan haar verplichtingen ten opzichte van haar investeerders te voldoen, omdat [F] niet over voldoende middelen beschikte om een uitkering aan [C] te doen. [D] heeft eind 2013 zelfmoord gepleegd.

3.         De klacht

3.1       De klacht, zoals betrokkene die heeft begrepen en in het verweerschrift heeft samengevat en ook de Accountantskamer die begrijpt, is erop gebaseerd dat betrokkene de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels heeft overtreden bij het uitvoeren van zijn controles van de jaarrekeningen van [C] en [F].

3.2       Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klager gegeven toelichting, de volgende concrete verwijten:

  1. De [J] lening en de TRS waren overduidelijk valse overeenkomsten; daarom had betrokkene de controleopdrachten voor de jaarrekeningen van [C] en [F] moeten weigeren.
  2. Betrokkene heeft ten onrechte nagelaten in duidelijke “disclaimers of opinion” te waarschuwen voor het gevaar van de [J] lening.
  3. Betrokkene heeft verwijtbaar en ten onrechte gesteld dat de financiële jaarstukken over 2009 en 2010 een ''fair and true" beeld gaven van de financiële toestand van [F] en haar geldstromen op 31 december van die jaren, omdat hij de terugbetaling van de [J] lening zonder controle heeft aanvaard.

3.3       Met het voorgaande heeft betrokkene - aldus klager - zijn zorgplicht jegens [F] en haar investeerders (onder wie klager) geschonden. Hij heeft in feite meegeholpen aan het "verdoezelen" van een door [D] doorlopend gepleegde fraude.

3.4       Wat namens klager bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen  (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook niet meer zou zijn toegestaan) doch als een ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door en/of namens betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 33 Wet op de Registeraccountants (oud, hierna: Wet RA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2.1    Betrokkene heeft primair doen stellen dat de klacht niet-ontvankelijk is en daartoe het volgende aangevoerd. De klacht is later ingediend dan drie jaar nadat klager heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat het handelen of nalaten in strijd is met de relevante wet- en regelgeving als bedoeld in art. 22, eerste lid, van de Wtra. Immers, toen betrokkene de laatste van de in deze procedure bestreden controleverklaringen afgaf (op 14 april 2011), was klager via zijn zoon en vertegenwoordiger volledig op de hoogte van de naar zijn eigen zeggen evident frauduleuze [J] lening. Dat zijn zoon zijn vader (klager) mogelijk niet of niet volledig heeft geïnformeerd, is in dat verband niet relevant. Waar het om gaat, is dat uit de stellingen van klager zelf volgt dat klager verondersteld moet worden reeds in 2007 met de naar zijn eigen zeggen evident frauduleuze [J] lening - die mede door zijn zoon/vertegenwoordiger werd getekend - bekend moet zijn geweest.

4.2.2    Van de zijde van klager is ter zitting daartegen het volgende ingebracht. Namens betrokkene is gesteld dat alle kennis van [E] aan klager kan worden toegerekend en dat [E] vanaf 14 april 2011 op de hoogte was van de frauduleuze [J] lening. [E] assisteert zijn vader (die 79 jaar oud is) in deze procedure en vertegenwoordigt hem tot op zekere hoogte. Gezien het feit dat [E] de enige overgebleven bestuurder van [C] is, ligt dat voor de hand. Voor zover er sprake is van vertegenwoordiging ziet die vertegenwoordiging op het instrueren en informeren van de advocaten die van tijd tot tijd namens klager optreden. Er zijn echter geen feiten of rechtsregels die de conclusie rechtvaardigen dat alle kennis van [E] aan zijn vader kan worden toegerekend. En ook al zou dat wel het geval zijn, dan geldt nog steeds dat [E] pas met de fraude bekend raakte nadat hij bekend raakte met de gevolgen van die fraude, te weten dat [C] niet kon uitkeren en de daarmee verband houdende zelfdoding van [D]. Daarbij komt, aldus klager, dat [E] rond het einde van 2007 zijn actieve bemoeienissen met [C] heeft gestaakt. Op 23 maart 2009 heeft hij formeel ontslag genomen als bestuurder van [K] Investment Management Ltd. en [K] Advisory S.A. (de entiteiten die de investeringen van [C] deden). Hoewel [E] een zogenaamde non-executive director van [C] bleef, is hij vanaf het einde van 2007 niet betrokken geweest bij het bestuur van [C]. Ook had hij niets te maken met het bestuur van [F]. Vanaf eind 2007 was zijn enige rol het controleren van de informatie die [I] hem zond. De [J] lening heeft hij voor het eerst gezien op 3 februari 2014, toen de bestuurder van [I] deze aan hem overhandigde op haar kantoor. Kennelijk moeten de handtekening en de parafen op die overeenkomst op die van [E] lijken. Ze zijn echter niet van hem. Waarschijnlijk zijn ze vervalst door [D], aldus klager.

4.2.3    De Accountantskamer overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende. Vast staat dat het klaagschrift van klager op 23 september 2014 bij de Accountantskamer is ingekomen. Dit betekent dat moet worden nagegaan of reeds vóór 23 september 2011 sprake was van een constatering door klager van zodanige feiten, dat daarop redelijkerwijs een vermoeden in de zin van artikel 22 van de Wtra gebaseerd kon worden. Namens betrokkene is tegenover de betwisting namens klager niet aannemelijk gemaakt op welke grond alle kennis/wetenschap van [E] aan klager kan worden toegerekend. Er is daarnaast geen aanknopingspunt voor het oordeel dat [E], laat staan klager, al vóór 23 september 2011 kennis droeg van het frauduleuze karakter van de [J] lening. Het daarvan uitgaande niet-ontvankelijkheidsverweer wordt dan ook verworpen.

4.3       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu dit plaats had in de periode van 1 januari 2007 tot 4 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode geldende Verordening gedragscode (RA’s) (hierna: VGC) en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1.

4.4       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.5       De klacht is - in alle onderdelen - gebaseerd op het uitgangspunt dat betrokkene op de hoogte was of had moeten zijn van het feit dat de [J] lening en de bijbehorende TRS frauduleuze overeenkomsten waren.

4.6       Van de zijde van betrokkene is dienaangaande gesteld dat het aan klager is te bewijzen a) dat de genoemde overeenkomsten daadwerkelijk frauduleus waren en b) dat betrokkene van die beweerde fraude op de hoogte was of had moeten zijn. Voorts is namens betrokkene onder meer aangevoerd dat de rol van betrokkene naar zijn aard beperkt was tot de controle van de door “het management” van [C] en [F] opgestelde jaarstukken en dat “het management” van deze rechtspersonen schriftelijk heeft bevestigd betrokkene toegang te hebben verschaft tot alle relevante informatie. Daaraan is onder meer het volgende (met weglating van de nummering) toegevoegd.

“De verklaringen van oordeelonthouding zijn - zoals volgt uit de hierboven geciteerde toelichtingen - erop gebaseerd dat betrokkene niet in staat is geweest voldoende en geschikte informatie te verkrijgen om de juistheid vast te stellen van de waarde van een door [F] aan de firma [J] SA ("[J]") verstrekte Profit Sharing Loan Facility (de "[J]Lening").

Ten aanzien van de jaarrekening per ultimo 2008 van [C] was, naast de onzekerheid

inzake de investering in [F], de verklaring van oordeelonthouding onder meer gebaseerd op het niet beschikbaar zijn van voldoende en geschikte informatie ten aanzien van de door Klager genoemde "Total Return Swap" met [J] (de "TRS"). Deze TRS zag erop dat [J] op 31 december 2012 - tegen gelijktijdige betaling van USD 10,8 miljoen - alle B-Class aandelen in [F] zou verkrijgen. Op deze manier kon [C] garanderen dat zij op 31 december 2012 de B-Class aandelen zou kunnen 'aflossen'. Dat is - zoals in het Klaagschrift wordt gesteld - ook gebeurd.

Controles over jaren 2009 en 2010 (uitsluitend [F])

Betrokkene heeft het management van [F] meermaals gevraagd inzicht te verschaffen in [J] en de [J] Lening. In reactie daarop heeft het management van [F] aan betrokkene toegelicht dat het haar niet vrijstond betrokkene over de [J] Lening te informeren. Dat is door [J] bevestigd (Productie 3).

Daarnaast had Betrokkene reeds in het kader van de controle van de jaarrekening [F] 2008 op basis van zelfstandig onderzoek vastgesteld dat [J] een entiteit is die werd gehouden door een Panamese trustmaatschappij. Betrokkene had daartoe kopieën opgevraagd en ontvangen van paspoorten van de bestuurders van deze trustmaatschappij. Ten slotte heeft betrokkene aanvullend online onderzoek gedaan (Productie 4). Op basis van dit alles is betrokkene tot de conclusie gekomen dat [J] een bestaande entiteit is die wordt gehouden door een Panamese trust-vennootschap. Omdat niettemin onduidelijkheid bestond en bleef bestaan over de waarde van de [J]-lening - als gevolg van het ontbreken van informatie over de kredietwaardigheid van [J] - heeft betrokkene een verklaring van oordeelonthouding afgegeven. Betrokkene heeft in die verklaring expliciet onderbouwd wat daarvoor de grondslag was.”

4.7       De Accountantskamer is van oordeel dat de door klager aangevoerde omstandigheden (in de overeenkomst inzake de [J] lening is niet vermeld waarvoor de lening was bedoeld en voor de te lenen bedragen zijn (in de overeenkomst) geen zekerheden bedongen of verstrekt) geen aanwijzingen voor fraude opleveren. Ook de informatie die betrokkene zelf heeft vergaard over [J] en de weigering van [J] om meer informatie te verschaffen, hoefden geen vraagtekens op te roepen over de werkelijke bedoelingen van de partijen bij deze overeenkomst. Betrokkene heeft in verband met de [J] lening terecht wel een expliciet gemotiveerde verklaring van oordeelonthouding afgegeven en daarmee ervoor gewaarschuwd dat het geld eventueel niet terug zou komen, hetgeen zich uiteindelijk lijkt te hebben verwezenlijkt. Dat er gronden waren voor het afgeven van verklaringen met beperking of afkeurende verklaringen, is gesteld noch gebleken. 

4.8       Bij het afgeven van de goedkeurende verklaringen voor de jaarrekeningen 2009 en 2010 van [F] op 30 maart 2011 respectievelijk 14 april 2011, mocht betrokkene  mede steunen op het gegeven dat de [J] lening op 25 februari 2011 was afgelost. Dat het afgeloste bedrag op een “blocked time deposit” terechtkwam, is volgens betrokkene geenszins ongebruikelijk, terwijl klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit anders is. Zonder nadere toelichting van de kant van klager, die niet is gegeven, valt niet in te zien dat betrokkene heeft kunnen en moeten weten dat, zoals namens klager is gesteld, de lening is afgelost met geld dat door [J] was geleend van de [L] SA, gevestigd te Luxemburg, waarbij het afgeloste bedrag in een deposito is gezet, en al evenmin dat [G] haar vermogen aan die bank had verpand tot zekerheid van de terugbetaling van de aan [J] door die bank verstrekte lening.

4.9       Anders dan klager meent, heeft betrokkene zich bij de onderhavige controles mede mogen verlaten op de afgegeven Letters of Representation. Daartoe is het volgende overwogen. De in de jaarrekeningen als bestuurders van [F] genoemde entiteiten staan als ondertekenaars onder beide brieven. Op de brief van 30 maart 2011 staat bovenaan op de eerste bladzijde voluit de naam van [F], terwijl op de eerste bladzijde van de brief van 13 april 2011 bovenaan [K] Investment Management Ltd (gevolgd door gegevens over de plaats van vestiging) is vermeld. Op beide brieven staan aan het slot twee handtekeningen, met dien verstande dat onder de Letter of Representation van 13 april 2011 bij de naam “[M] Ltd” een handtekening ontbreekt, terwijl bij de naam van de andere bestuurder “[N] Ltd” twee handtekeningen staan. Door klager is ter zitting aangevoerd dat beide bestuurders medio december 2010 ontslag hebben genomen vanwege de voorgenomen zetelverplaatsing van [F] naar Malta. Uit door klager overgelegde stukken blijkt verder dat [H] de bestuurders in twee e-mails heeft verzocht de daarbij gevoegde Letters of Representation te ondertekenen en te retourneren. Kopieën van deze e-mails zijn tezelfdertijd aan betrokkene gezonden. In de e-mail waarbij de Letter of Representation van 13 april 2011 is gevoegd, is vermeld dat de nieuwe bestuurders niet kunnen ondertekenen: “due to the fact that the redomiciliation is not finalized the new directors can’t sign due to the fact that they are appointed as per redomiciliation date”. Een en ander hoefde voor betrokkene geen reden te zijn om aan te nemen dat degenen aan wie werd verzocht om de Letters of Representation te ondertekenen, niet de bestuurders waren van wie hij bevestigingen met betrekking tot het opstellen van de financiële overzichten en de volledigheid van de verstrekte informatie (waaronder informatie over de aflossing van de [J] lening) diende te verkrijgen. De wijze van ondertekening van de Letter of Representation van 13 april 2011 en het briefhoofd van deze Letter of Representation maken dat niet anders.

4.10     De Accountantskamer is gezien het vorenstaande van oordeel dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is, zodat als volgt dient te worden beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mr. E.F. Smeele en mr. R.P. van Eerde (rechterlijke leden) en A.M.H. Homminga AA en Th.A. Verkade RA (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan/kunnen klager en/of betrokkene tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.