ECLI:NL:TACAKN:2015:41 Accountantskamer Zwolle 13/2221 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:41
Datum uitspraak: 23-03-2015
Datum publicatie: 23-03-2015
Zaaknummer(s): 13/2221 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:   Kantoortoetsing. Ten tijde van hertoetsing onvoldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing. Intussen voldoende aanwijzingen van een relevante verbetering en externe deskundige hulp om het stelsel van kwaliteitsbeheersing geheel op orde te krijgen. Daarom wordt volstaan met berisping en aanbeveling aan de beroepsorganisatie de praktijk over 1 jaar opnieuw te toetsen.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 13/2221 Wtra AK van 23 maart 2015 van

 

de KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (Nba) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadsvrouw/gemachtigde: mr. M.L. Batting en mr. J. Nijland,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft vooreerst kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, te weten:

-        het op 27 september 2013 ingekomen klaagschrift van 25 september 2013, met bijlagen;

-        het op 13 december 2013 ingekomen verweerschrift van 12 december 2013, met bijlagen.

1.2       De klacht is vooreerst behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 20 december 2013, waar aanwezig waren - aan de zijde van klaagster - haar raadsvrouw/gemachtigde mr. M.L. Batting, advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van G.J.A.H van der Wielen AA, adviseur van de Raad voor Toezicht, voorheen de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: de Raad), en ‑ aan de zijde van betrokkene – [Y] AA in persoon.

1.3       Klaagster en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten en/of toegelicht en doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer. De raadsvrouw/gemachtigde van klaagster heeft daarbij een pleitnota overgelegd.

1.4       Bij (tussen)beslissing van 14 februari 2014 heeft de Accountantskamer onder meer:

-        de behandeling van de onderhavige zaak aangehouden voor onbepaalde tijd, teneinde de praktijk van betrokkene een nieuwe hertoetsing te doen ondergaan;

-        klaagster opgedragen de bevindingen van die hertoetsing onverwijld schriftelijk aan de Accountantskamer te (doen) rapporteren, met afschrift daarvan aan betrokkene, die daarop in de gelegenheid werd gesteld binnen vier weken zijn reactie naar de Accountantskamer te zenden;

-        bepaald dat de zaak, tenzij naar aanleiding van de nadere wisseling van stukken anders zou moeten worden beslist, zonder nadere behandeling ter zitting zal worden afgedaan;

-        voor het overige iedere beslissing aangehouden.

1.5       Vervolgens heeft de Accountantskamer kennisgenomen van:

-        de op 5 juni 2014 ingekomen brief van 4 juni 2014 van de raadsvrouw/gemachtigde van klaagster;

-        de op 28 augustus 2014 ingekomen brief van 27 augustus 2014 van de raadsvrouw/gemachtigde van klaagster, met als bijlagen de stukken betrekking hebbende op de op 19 juni 2014 gehouden nieuwe hertoetsing van de praktijk van betrokkene;

-        de op 9 oktober 2014 ingekomen brief van 7 oktober 2014 van betrokkene, met bijlagen, houdende een reactie op laatst vermelde brief van 27 augustus 2014 van de raadsvrouw/gemachtigde van klaagster.

1.6       De Accountantskamer heeft de klacht vervolgens nader behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 12 januari 2015, waar aanwezig waren ‑ aan de zijde van klaagster - haar raadsvrouw/gemachtigde mr. J. Nijland, advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van G.J.A.H van der Wielen AA, adviseur van de Raad, en ‑ aan de zijde van betrokkene – [Y] AA in persoon, tot bijstand vergezeld van [A] AA van het bureau [B] te [plaats].

1.7       Klaagster en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten en/of toegelicht en doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer. Partijen hebben daarbij pleitnota’s overgelegd.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting van 20 december 2013 heeft de Accountantskamer vastgesteld hetgeen dienaangaande staat vermeld in de (tussen)beslissing van 14 februari 2014 in deze zaak. Thans stelt de Accountantskamer op grond van de inhoud van de nagekomen ‑ hiervoor onder 1.5 vermelde ‑ gedingstukken en het verhandelde ter zitting van 12 januari 2015  nog het volgende vast.

2.1       Op 19 juni 2014 heeft de aanvullende hertoetsing van de accountantspraktijk van betrokkene plaatsgevonden. Tijdens die aanvullende hertoetsing hebben de toetsers ten aanzien van drie van de vier getoetste samenstellingsdossiers geconcludeerd dat zij niet in overeenstemming zijn met de daarvoor geldende vereisten doordat de documentatie van de werkzaamheden onvoldoende is, omdat betrokkene daarin heeft nagelaten de financiële informatie te presenteren en toe te lichten in overeenstemming met het van toepassing zijnde verslaggevingsstelsel en daarnaast, dat betrokkene bij deze drie dossiers heeft nagelaten om bij het doorlezen van het financieel overzicht een afweging te maken of het toereikend is en vrij van afwijkingen van materieel belang lijkt te zijn.

2.2       Inmiddels laat (het kantoor van) betrokkene zich terzake het stelsel van kwaliteitsbeheersing c.q. de compliance begeleiden door het bureau [B] te [plaats].

3.         De klacht

3.1       De klacht, zo begrijpt de Accountantskamer, is gebaseerd op het gegeven dat bij de hertoetsing op 12 december 2011 is geconstateerd dat betrokkene de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels heeft overtreden omdat de accountantspraktijk van betrokkene, waarin aan assurance verwante opdrachten worden uitgevoerd, niet beschikte over een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld.

3.2       Deze tekortkomingen in het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing deden zich voor in de vorm van tekortkomingen op het gebied van de continuering van opdrachten en de uitvoering en documentatie van werkzaamheden.

3.3       Wat namens klaagster bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen  (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook niet meer zou zijn toegestaan) doch als een ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.

4.         De verdere beoordeling

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1       Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud, hierna: Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab)is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet, nu dit plaats had in de periode van 17 januari 2007 tot 1 januari 2014, worden getoetst aan de in die periode vigerende Verordening Gedragscode (AA’s) (hierna: VGC) en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1. Voorts dient het handelen, mede gezien artikel 73 Wab, getoetst te worden aan artikel 3, eerste lid van de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing (VPPT), zoals deze luidde ten tijde van de hertoetsing op 12 december 2011, welke bepaling overigens geen andere norm bevat dan het huidige artikel 3 van de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen.

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       Aangaande de klacht dat de accountantspraktijk van betrokkene, waarin aan assurance verwante opdrachten worden uitgevoerd, niet beschikte over een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, wordt het volgende overwogen.

4.5       In artikel 3, eerste lid, VPPT was bepaald dat de accountant ervoor zorgt dat de accountantspraktijk waar hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten, niet zijnde opdrachten tot het uitvoeren van wettelijke controles, en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wet AA, althans de Wab. Gelet op deze bepaling kan van betrokkene worden verlangd dat deze steeds zorgt voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing.

4.6.1    Klaagster heeft allereerst aangevoerd dat de toetsers bij de hertoetsing van 12 december 2011 hebben geconstateerd dat sprake was van tekortkomingen in de wijze van acceptatie en continuering van opdrachten.

4.6.2    Bij de eerste, reguliere toetsing van 28 september 2009 zijn tekortkomingen geconstateerd in de acceptatie en continuering van opdrachten. Slechts in één geval werden vastleggingen aangetroffen over de continuering van de opdracht. Ook was in slechts één dossier een opdrachtbevestiging uitgebracht. Bij de hertoetsing op 12 december 2011 is gebleken dat nog steeds niet uit alle dossiers blijkt of betrokkene bij het continueren van de opdracht heeft overwogen of zich bedreigingen voordoen. Ook bleek uit de dossiers niet dat overeenstemming bestond over de voorwaarden van de opdrachten en de wederzijdse rechten en verplichtingen van partijen. Betrokkene heeft gesteld dat die overeenstemming blijkt uit de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) van de cliënten. Echter, uit die notulen van de AVA blijkt weliswaar dat betrokkene is aangewezen als accountant, maar van een vastlegging van de reikwijdte en voorwaarden van zijn opdracht is in die notulen geen sprake.

4.6.3    De accountant dient zich ervan te overtuigen dat er tussen de opdrachtgever en hem overeenstemming bestaat over de voorwaarden van de opdracht, zo is bepaald onder 7 van NVCOS 4410. Dat zal in de meeste gevallen vastgelegd worden aan de hand van een opdrachtbevestiging, zoals genoemd onder 8 van NVCOS 4410. Van belang is dat die duidelijkheid reeds bestaat vóórdat de werkzaamheden worden aangevangen en afgerond.

4.6.4    Dat bij de hertoetsing nog dossiers aanwezig waren waaruit niet bleek dat bij de aanvaarding en continuering van opdrachten duidelijk was wat de voorwaarden waren waaronder de opdracht wordt uitgevoerd, is in strijd met het bepaalde onder 7 van NVCOS 4410 en aldus met het fundamentele beginsel ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’, zodat het op dit punt aan de klacht ten grondslag gelegde aannemelijk is geworden.

4.7.1    Klaagster heeft voorts gesteld dat bij de hertoetsing eveneens tekortkomingen zijn geconstateerd in uitvoering en documentatie van de werkzaamheden.

4.7.2    Bij de eerste, reguliere toetsing van 28 september 2009 zijn tekortkomingen geconstateerd in de uitvoering en documentatie van de werkzaamheden door betrokkene. De posten op de balans waren onvoldoende gespecificeerd, de specificaties sloten niet altijd aan, er waren onvoldoende aantekeningen en gespreksverslagen in de dossiers opgenomen en er werden geen cijferbeoordelingen uitgevoerd. Ook was onvoldoende aandacht besteed aan niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen en aan gebeurtenissen die zich na de balansdatum hadden voorgedaan.

4.7.3    Ondanks in het verbeterplan voorgenomen verbeterpunten zijn bij de hertoetsing op 12 december 2011 wederom tekortkomingen geconstateerd ten aanzien van de uitvoering en documentatie van werkzaamheden. In alle getoetste dossiers waren diverse posten in de jaarstukken onvoldoende onderbouwd waardoor niet duidelijk is welke werkzaamheden betrokkene heeft verricht om tot opname van die posten in de jaarstukken te komen. Zodoende kan niet worden vastgesteld of is voldaan aan de vereisten die gelden bij de uitvoering van samenstellingsopdrachten. Hetzelfde geldt voor het ontbreken van vastleggingen inzake gebeurtenissen die zich na de balansdatum hebben voorgedaan. Doordat hierover in twee van de vier getoetste dossiers niets was opgenomen, kon niet worden vastgesteld dat hier aandacht aan was besteed. Ten slotte rezen in een dossier vragen over de fiscale verplichtingen van de cliënt, omdat de jaarstukken waren opgesteld voor een cliënt die zelfstandig belastingplichtig is, terwijl uit het dossier bleek dat de cliënt deel uitmaakt van een fiscale eenheid.

4.7.4    Een dossier is van cruciaal belang om inzichtelijk te maken welke werkzaamheden zijn verricht en of deze zijn verricht in overeenstemming met de voor de afgifte van een samenstellingsverklaring of controleverklaring geldende vereisten. In dat verband is van belang dat de accountant de uitvoering van zijn werkzaamheden vastlegt, alsook de gegevens waarop de uitvoering van de werkzaamheden is gebaseerd. De dossiers dienen inzichtelijk te maken dat de werkzaamheden conform de geldende normen zijn uitgevoerd. Als leidraad voor de informatie die in ieder geval in de dossiers dient te worden opgenomen, geldt dat - op grond van het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid en de, op dit punt terechte, uitwerking daarvan in Leidraad 11 - de dossiers in ieder geval overdraagbaar dienen te zijn aan een opvolgend accountant. Gelet op het voorgaande voldeden de dossiers niet aan de daarvoor geldende eisen, zulks in strijd met het bepaalde onder 10 van NVCOS 4410. Bovendien kon in strijd met het fundamentele beginsel ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’ niet worden vastgesteld dat de werkzaamheden zorgvuldig zijn uitgevoerd. Het accountantskantoor van betrokkene was, in strijd met de Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van aan assurance verwante opdrachten (AA’s) (hierna: NVAK-aav), niet zodanig ingericht dat sprake is van uitvoering van de opdrachten conform de daarvoor geldende normen, zodat het op dit punt aan de klacht ten grondslag gelegde eveneens aannemelijk is geworden.  

4.8       Gezien de aard en de omvang van de hiervoor vastgestelde tekortkomingen, waarvoor betrokkene gezien artikel B1-291.2 VGC verantwoordelijk is, moet worden geoordeeld dat de accountantspraktijk van betrokkene ten tijde van de hertoetsing op 12 december 2011 niet beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de gestelde normen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de VPPT, neergelegd in de hiervoor aangehaalde voorschriften van de VGC, de NVAK-aav en de NVCOS.

4.9       Omstandigheden die meebrengen dat betrokkene van het niet naleven van de hiervoor vermelde verordeningen en nadere voorschriften geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, zijn niet aannemelijk geworden. Betrokkene moet in het bijzonder worden aangerekend dat hij ook nog ten tijde van de hertoetsing van 12 december 2011 het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet op orde had. Het niet naleven van de verordeningen en nadere voorschriften die (onder meer) de kwaliteit van de beroepsuitoefening door de accountants-administratieconsulenten beogen te bewaken, levert naar het oordeel van de Accountantskamer, gelet op het maatschappelijk belang dat met de naleving gemoeid is, een overtreding op van de voor iedere accountant geldende fundamentele beginselen ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’ en ‘professioneel gedrag’, een en ander als bedoeld in artikel A-100.4 sub c. en e. van de VGC. De klacht moet daarom gegrond worden verklaard.

4.10     Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. In dat kader houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van het verzuim van betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. Daarbij wordt ernstig meegewogen dat, ondanks de in het verbeterplan voorgenomen verbeterpunten, bij de hertoetsing op 12 december 2011 wederom tekortkomingen zijn geconstateerd. Een en ander kan de maatregel van (tijdelijke) doorhaling in het accountantsregister rechtvaardigen.

Inmiddels is uit de op verzoek van de Accountantskamer gehouden aanvullende hertoetsing gebleken dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de praktijk van betrokkene weliswaar nog niet geheel op orde is, maar dat daarin wel een sterke verbetering waarneembaar is. Voorts heeft betrokkene bij het op orde brengen van dat stelsel de hulp ingeroepen van een extern deskundige. Daarvan verwacht de Accountantskamer ‑ en naar ter zitting is gebleken: ook klaagster ‑ dat deze de praktijk van betrokkene binnen een aanvaardbare termijn op het vereiste niveau zal helpen brengen. Door middel van een toets over ongeveer een jaar zou kunnen worden vastgesteld of die verwachting gerechtvaardigd is. De Accountantskamer geeft klaagster dan ook in overweging om te gelegener tijd een dergelijke toets te doen uitvoeren.

T en slotte wordt meegewogen dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

Een en ander overziende acht de Accountantskamer het in deze klachtzaak passend en geboden om af te zien van een (tijdelijke) doorhaling van betrokkene in het accountantsregister en te volstaan met oplegging van de maatregel van berisping.

4.11     Op grond van het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt aan betrokkene ter zake de maatregel van berisping op;
  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, ingevolge artikel 9 lid 2 juncto artikel 47 Wtra zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers bedoeld in artikel 1, onder i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. W.M. de Vries en mr. J.W. Frieling (rechterlijke leden), A.M.H. Homminga AA en Th.A. Verkade RA (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen/kan klaagster en/of betrokkene tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.