ECLI:NL:TACAKN:2015:12 Accountantskamer Zwolle 14/2009 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:12
Datum uitspraak: 02-02-2015
Datum publicatie: 02-02-2015
Zaaknummer(s): 14/2009 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht van het BFT over het niet naleven van de verplichtingen uit de Wwft inzake cliëntenonderzoek en het melden van een ongebruikelijke transactie. Klacht gegrond, leidend tot maatregel van waarschuwing.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 14/2009 Wtra AK van 2 februari 2015 van

het BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT ,

gevestigd te Utrecht,

vertegenwoordigd door mr. M.E. Coffeng,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. A.G.A. Verzijl,

t e g e n

drs. [Y] ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats], gemeente [gemeente],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

- het op 11 augustus 2014 ingekomen klaagschrift van 8 augustus 2014 met bijlagen;

- het op 8 september 2014 ingekomen verweerschrift van 5 september 2014.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van

8 december 2014 waar zijn verschenen: namens klager drs. [A] RA, toezichthouder bij klager, die werd bijgestaan door mw. mr. A.G.A. Verzijl voormeld, en betrokkene in persoon.

1.3 Klager en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (klager aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht respectievelijk doen antwoorden en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is als openbaar registeraccountant werkzaam in zijn per februari 2011 gestarte praktijk [B] Accountants te [plaats], gemeente [gemeente].

2.2 Klager heeft in het kader van zijn toezichthoudende taak op 30 september 2013 een (regulier) onderzoek ingesteld bij de accountantspraktijk van betrokkene. Doel van het onderzoek was om vast te stellen of de verplichtingen ingevolge de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: Wwft) door het kantoor van betrokkene werden nageleefd. Klager heeft hiertoe acht cliëntendossiers van betrokkene onderzocht. In vier van de getoetste dossiers heeft klager overtredingen van de Wwft inzake het cliëntenonderzoek geconstateerd. In het dossier aangaande cliënt [v.o.f1.] (hierna: [v.o.f1.]) heeft klager een ongebruikelijke transactie geconstateerd, die betrokkene niet (tijdig) heeft gemeld aan de Nederlandse Financial Intelligence Unit (hierna: FIU-NL).

2.3 Betrokkene verkreeg in 2011/2012 van [v.o.f1.] de opdracht om van allerlei losse stukken de administratie over 2010 op te stellen. [v.o.f1.] is volgens informatie uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel op 31 maart 2009 gestart met het verlenen van (thuis)zorg aan ouderen. De vennoten zijn de heer [C] en de heer [D]. De vennoten zijn twee [nationaliteit] mannen van ongeveer 50 jaar oud. Betrokkene is bekend dat in ieder geval de heer [C] geen (recent) verleden had in het verlenen van (thuis)zorg aan ouderen. Betrokkene heeft de andere vennoot nooit ontmoet of gesproken. Volgens betrokkene zou de heer [D] een [nationaliteit] arts zijn, maar betrokkene weet niet welk beroep en/of werkzaamheden hij in Nederland heeft uitgeoefend.

2.4 Naar aanleiding van het onderzoek van 30 september 2013 heeft klager op

5 november 2013 een conceptrapport aan betrokkene gezonden. Betrokkene heeft op 22 november 2013 aangaande [v.o.f1.] melding bij FIU-NL gedaan van een ongebruikelijke transactie. Per brief van 25 november 2013 heeft betrokkene een reactie op het conceptrapport aan klager gezonden. Op 7 maart 2014 heeft klager het definitieve onderzoeksrapport aan betrokkene gezonden.

3. De klacht

3.1 Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2 Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klager gegeven toelichting, de volgende verwijten:

  1. Betrokkene heeft in vier van de getoetste dossiers niet voldaan aan de verplichtingen inzake het cliëntenonderzoek als bedoeld in artikel 3 en 33 Wwft;
  2. Betrokkene heeft in één van de getoetste dossiers, te weten het dossier van [v.o.f1.], nagelaten tijdig een ongebruikelijke transactie te melden ex artikel 16 Wwft.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 33 Wet op de Registeraccountants (oud, hierna: Wet RA),en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, voor zover dit plaats had in de periode van 1 januari 2007 tot 1 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode geldende Verordening gedragscode (RA’s) en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1, en voor zover dit plaatshad ná 1 januari 2014 aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel a. geldt het volgende.

4.4.1 Ingevolge artikel 3, eerste lid, Wwft verricht een instelling, ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, cliëntenonderzoek, zonder welk onderzoek ingevolge artikel 5 Wwft geen zakelijke relatie mag worden aangegaan of transactie mag worden uitgevoerd.

Ingevolge artikel 33, eerste juncto derde lid, Wwft legt een instelling die op grond van deze wet een persoon heeft geïdentificeerd en zijn identiteit heeft geverifieerd, of bij wie de cliënt is geïntroduceerd conform de procedure van artikel 5, van natuurlijke personen en van Nederlands recht opgerichte rechtspersonen op toegankelijke wijze de in dat artikellid opgesomde gegevens vast.

Ingevolge artikel 1, eerste lid, sub a, onder 11 ° , Wwft moet betrokkene worden aangemerkt als instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 33, eerste lid, Wwft.

4.4.2 Betrokkene heeft in zijn verweerschrift erkend dat hij in de beginfase van zijn kantoor in gebreke is geweest op het punt van het cliëntenonderzoek en toen niet steeds de regels met betrekking tot de identificatie en verificatie van cliënten heeft nageleefd. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

4.5 Met betrekking tot klachtonderdeel b. geldt het volgende.

4.5.1 Ingevolge artikel 16, eerste lid, Wwft dient een instelling een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie binnen veertien dagen nadat het ongebruikelijke karakter van de transactie bekend is geworden, te melden. Ingevolge artikel 1, eerste lid, sub a, onder 11 ° , Wwft moet betrokkene worden aangemerkt als instelling als bedoeld in artikel 16, eerste lid, Wwft. In de bijlage bij het Uitvoeringsbesluit Wwft zijn de vastgestelde indicatoren opgenomen aan de hand waarvan wordt beoordeeld of een transactie wordt aangemerkt als een ongebruikelijke transactie. De Nba (voorheen NIVRA en NOvAA) heeft in Leidraad 15 richtsnoeren voor de interpretatie van de Wwft voor belastingadviseurs en accountants opgenomen. In Bijlage 2 bij deze Leidraad zijn zogeheten ‘guidelines’ gegeven voor het detecteren van ongebruikelijke transacties. Deze aandachtsgebieden en de daaronder opgenomen voorbeelden dragen geen uitputtend karakter en zijn ook geen checklist, doch zijn bedoeld als aandachtpunten.

4.5.2 Klager heeft in zijn klacht de volgende feiten en omstandigheden betreffende [v.o.f1.] genoemd, waarvan betrokkene op de hoogte was en die ook zijn vermeld in het conceptrapport van 5 november 2013:

- [v.o.f1.] (…) heeft de heer [Y] in 2011/2012 de opdracht gegeven om van allerlei losse stukken de administratie over 2010 op te stellen. De heer [Y] had niet de beschikking over de volledige salarisadministratie van 2010 en de verkoopfacturen waren niet compleet;

- De heer [Y] heeft over 2010 twee maal drie loonstroken aangetroffen van mevrouw [E] over dezelfde periode (mevrouw [E] ontving loon van de v.o.f), maar met verschillende bedragen;

- Er worden vrijwilligersvergoedingen betaald aan een tiental personen. Dit lijken soms dezelfde personen die ook worden genoemd bij de ‘omzet thuiszorg’ en die blijkbaar zowel zorg hebben gekregen als zorg als vrijwilliger hebben verleend;

- In de losse stukken van de administratie van [v.o.f1.] (…) over 2010 komen nota’s voor van een tweetal administratiekantoren (Administratiekantoor [B] en [G] Boekhouding), maar een begin van een boekhouding c.q. salarisadministratie heeft de heer [Y] nooit ontvangen;

- Uit de administratie van [v.o.f1.] (…) over 2010 blijkt een omzet van € 31.190,57. De hiervoor verstuurde facturen zijn echter niet compleet. Uit de gemaakte kosten blijkt ook niet direct welke zorg er is verleend en welke activiteiten de onderneming [v.o.f1.] (…) nu daadwerkelijk heeft uitgevoerd;

- Er zijn veel privé-opnames en stortingen, met name van de heer [C];

- De heer [C] heeft eerdere belastingproblemen gehad vanwege verkeerd ingediende aanvragen zorgtoeslag en huurtoeslag.

Gezien deze bevindingen is het klager tijdens het onderzoek niet duidelijk geworden welke personen daadwerkelijk werkzaam waren bij [v.o.f1.] en welke activiteiten zij daadwerkelijk hebben verricht. Er is op basis van deze feiten en omstandigheden sprake van een ongebruikelijke transactie. Van betrokkene had een meer professioneel kritische houding mogen worden verwacht, aldus klager.

4.5.3 Betrokkene heeft in zijn verweerschrift het volgende naar voren gebracht:

“De heer [C] is in eerste instantie bij [B] Accountants terecht gekomen omdat hij de aangiftes inkomstenbelasting van hem en zijn vrouw niet juist heeft ingevuld. Hierbij is geconstateerd dat de heer [C] de Nederlandse taal niet voldoende machtig is. Omdat wij deze man echt hebben willen helpen, is een relatief kleine fee afgesproken voor het verzorgen van nieuwe aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2006 tot en met 2010. Om dezelfde reden is de heer [C] ook geholpen met het opzetten van de administratie van [v.o.f1.], het dossier dat in het klaagschrift wordt genoemd. De administratieve bescheiden waren niet compleet en werd slordig aangeleverd. Wij hebben zo goed en zo kwaad mogelijk de stukken verwerkt tot een administratie waardoor de vennoten aangifte inkomstenbelasting konden doen. Dit alles uit het oogpunt om de heer [C] te helpen. De onderzoeker heeft een diepgravend onderzoek verricht op de aan hem aangeleverde gegevens. De manier waarop onderzoeker onderzoek heeft verricht, is niet iets wat normaliter wordt gedaan bij het verzorgen van een administratie door een administratiekantoor. Wij zijn vooral bezig geweest om de cijfers over 2011 zo goed mogelijk op te stellen ten behoeve van de aangiften inkomstenbelasting van de vennoten.

Misschien heel erg naïef van ons om niet de zaken herkennen die de onderzoeker heeft geconstateerd, maar wij hebben niet op dezelfde manier als de onderzoeker naar deze administratie gekeken. Derhalve hadden wij op dat moment ook geen incentive om een melding ongebruikelijke transactie te verrichten. Na de conceptrapportage van BFT was er wel een reden voor het doen van een melding ongebruikelijke transactie. De melding is door ons kantoor gedaan op 22 november 2013. Onverwijld nadat de ongebruikelijke transactie ons bekend was geworden door de rapportage van BFT en na inwinning van advies hieromtrent. Wij zijn te goeder trouw geweest inzake dit dossier. Ook na het verrichten van de melding is het voor ons moeilijk in te schatten of de heer [C] frauduleus kan hebben gehandeld gezien zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal en administratieve kennis en vaardigheden.”

4.5.4 Alles overziende is de Accountantskamer van oordeel dat betrokkene in de door klager genoemde feiten en omstandigheden, welke hebben te gelden als indicatoren in vorenbedoelde zin, aanwijzingen had moeten zien voor één of meer ongebruikelijke transacties bij [v.o.f1.]. De gebrekkige kennis van de Nederlandse taal en het administratieve onvermogen van beide vennoten, welke door betrokkene als oorzaak zijn aangevoerd voor de onduidelijkheden in het dossier van [v.o.f1.], doen hier niet aan af.

Betrokkene had moeten zien dat [v.o.f1.] betrokken was bij transacties, die ongebruikelijk zijn doordat deze niet passen in de normale beroeps- of bedrijfsuitoefening, terwijl daarvoor door [v.o.f1.] geen acceptabele uitleg kan worden gegeven [1] . Daarnaast zijn de transacties naar hun omvang, aard, frequentie of uitvoering ongebruikelijk [2] en is er sprake van ongeoorloofde vermenging tussen zakelijk gebruik en privé-gebruik [3] . Voorts vertoont het betaalverkeer een ongebruikelijk patroon. De gelden waarover [v.o.f1.] en diens vennoten beschikken zijn afkomstig uit onduidelijke bronnen of de door [v.o.f1.] aangenomen bronnen zijn onwaarschijnlijk of onvoldoende gedocumenteerd [4] . Betrokkene had aldus op het moment dat hij, naar eigen zeggen, zo goed en zo kwaad mogelijk de stukken van [v.o.f1.] had verwerkt tot een administratie waardoor de vennoten aangiften inkomstenbelasting konden doen, een melding in het kader van de Wwft moeten doen en niet eerst na ontvangst van het conceptrapport van klager. Door die melding op dat moment na te laten heeft betrokkene de voor hem geldende fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 sub c. en sub e, nader uitgewerkt in de hoofdstukken A-130 en A-150 van de VGC, niet in acht genomen. Dit klachtonderdeel is daarom eveneens gegrond.

4.6 De klacht dient - in al haar onderdelen - dan ook gegrond te worden verklaard.

4.7 Bij de beslissing omtrent het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de verzuimen van betrokkene en de omstandigheden waaronder die zich hebben voorgedaan. Daarbij heeft de Accountantskamer in aanmerking genomen dat betrokkene ervan blijk heeft gegeven zich terdege bewust te zijn van de door hem gemaakte fouten. Betrokkene heeft verklaard het onderzoek van klager en diens conceptrapportage te hebben aangegrepen om verbeteringen door te voeren en fouten te herstellen. Daarnaast is meegewogen dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld. De Accountantskamer acht, alles overziend, in deze klachtzaak de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

4.8 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

· verklaart de klacht gegrond;

· legt ter zake aan betrokkene de maatregel op van waarschuwing;

· verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;

· verstaat dat betrokkene, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra het door klager betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan hem vergoedt.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. W.M. de Vries en mr. J.W. Frieling (rechterlijke leden) en Th.A. Verkade RA en P. van de Streek AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. M.H.B. Boksebeld, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2015.

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen klager en/of betrokkene dan wel de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.


[1] vergelijk Bijlage 2 bij Leidraad 15, voorbeeld D1.

[2] vergelijk Bijlage 2 bij Leidraad 15, voorbeeld D2.

[3] vergelijk Bijlage 2 bij Leidraad 15, voorbeeld D9.

[4] vergelijk Bijlage 2 bij Leidraad 15, voorbeeld E3.