ECLI:NL:TACAKN:2014:61 Accountantskamer Zwolle 14/19 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2014:61
Datum uitspraak: 25-07-2014
Datum publicatie: 25-07-2014
Zaaknummer(s): 14/19 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Tussenbeslissing
Inhoudsindicatie:   Betrokkene moet alsnog een deel van zijn controledossier overleggen. Weigering van betrokkene om daartoe over te gaan kan niet worden gerechtvaardigd met een beroep op zijn verplichting tot het zich houden aan het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid als bedoeld in artikel 2 van de VGBA. Beoordeling van dit beroep door de Accountantskamer verloopt langs dezelfde lijnen als uiteengezet in de tussenbeslissing van 20 januari 2014 (ECLI NL TACAKN 2014:7) .

ACCOUNTANTSKAMER

TUSSENBESLISSING in de zaak met nummer 14/19 Wtra AK v an 25 juli 2014 van de

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

X. ,

gevestigd te [plaats],

K L A A G S T E R ,

vertegenwoordigd door drs. X1,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

gemachtigde: mr. H.E. van Berckel-Dekker.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

-       het op 6 januari 2014 ingekomen klaagschrift van 2 januari 2014, met bijlagen;

-       een op 13 januari 2014 ingekomen brief van klaagster van 9 januari 2014, met als bijlage een nadere productie, bestaande uit een aantal kopieën van aan de zijde van klaagster relevant geachte pagina’s uit de jaarverslagen 2010, 2011 en 2012 van A N.V.;

-       het op 28 februari 2014 ingekomen verweerschrift, gedateerd 3 maart 2014, met bijlagen en

-       een op 20 maart 2014 ingekomen brief van klaagster van 18 maart 2014.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 23 mei 2014, waar aanwezig waren - aan de zijde van klaagster - haar directeur/grootaandeelhouder drs. X1 en  ‑ aan de zijde van betrokkene - Y RA in persoon, tot bijstand vergezeld van mr. H.E. van Berckel-Dekker, advocaat bij B.V.1 te [plaats].

1.3 Klaagster en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten en/of toegelicht en doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer. Partijen hebben daarbij pleitnotities overgelegd.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is sinds 17 april 1996 ingeschreven in het accountantsregister en houdt praktijk als openbaar registeraccountant bij    B.V.2  te [plaats] (hierna: B.V.2).

2.2 Op 30 mei 2012 is in de algemene vergadering van aandeelhouders van A N.V. (hierna: A) besloten B.V.2 opdracht te geven de jaarrekeningen te controleren van A en haar groepsmaatschappij A International B.V. (hierna ook: A) over het boekjaar eindigende op 31 december 2012. Deze opdracht is door B.V.2 op 26 september 2012 aanvaard. Daarbij is vermeld dat de werkzaamheden zouden worden uitgevoerd onder eindverantwoordelijkheid van betrokkene.

2.3 A is een beursgenoteerde onderneming, actief op het gebied van digitale druk- en drukvoorbereidingssystemen. Per 31 december 2012 werd 65,68% van de aandelen A gehouden door C International N.V. (hierna: C), een beursgenoteerde houdstermaatschappij. A hield toen 43,74% van de aandelen D N.V. (hierna: D), een beursgenoteerde exploitant van vastgoed. Deze aandelen waren in de loop van de voorafgaande jaren gekocht van D.

2.4 Klaagster heeft blijkens de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel als activiteiten: vermogensbeheer, managementactiviteiten, pensioenbeheer en het beheren van beleggingsfondsen. Enig aandeelhouder en bestuurder van klaagster is drs. X1, voormalig aandeelhouder van A en gemachtigde van klaagster.

2.5 Betrokkene heeft op 16 april 2013 een goedkeurende verklaring afgegeven bij zowel de geconsolideerde als de enkelvoudige jaarrekening van A over 2012.

3. De klacht

3.1 Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de tot 1 januari 2014 geldende Verordening Gedragscode (RA’s) (hierna: VGC) en wel in het bijzonder met de fundamentele beginselen ‘integriteit’, ‘objectiviteit’, ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’ en ‘professioneel gedrag’ als bedoeld in artikel A-100.4 van die VGC door:

1)    ten onrechte een goedkeurende verklaring te geven bij de jaarrekening 2012 van A en

2)     het niet voldoen aan de (volgens klaagster bestaande) herstelplicht tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders (ava) van A op 28 mei 2013.

3.2 Aan deze klachtonderdelen is ten grondslag gelegd:

ad 1)

I. Winst- en vermogensmanipulatie

A. Het ten onrechte afwaarderen van het aandelenbelang in D.

B. Het ten onrechte toestaan van het treffen van een voorziening voor rente op de lening aan D.

II. Ontbrekende informatie

A. Het ten onrechte niet vermelden van de nominale financieringskosten in de successievelijke jaarrekeningen.

III. Onjuiste informatie

A. Het onjuist weergeven van de benoemingsdatum van de CFO van A (hierna: de CFO).

B. Het onjuist/inconsistent weergeven van de omvang van de lening aan D.

ad 2)   

IV. Onjuiste informatieverschaffing tijdens de ava en/of het niet corrigeren van onjuiste informatie

A. In aanwezigheid van betrokkene heeft de CFO op de ava d.d. 28 mei 2013 verklaard dat D “bij” was met het betalen van de rente op de lening.

B. Betrokkene heeft verklaard dat de lening volwaardig was en dat D aan haar - toekomstige - verplichtingen ter zake rentebetaling en aflossing zou kunnen voldoen.

C. Betrokkene heeft verklaard dat hij een impairment-toets heeft gedaan ter zake de lening aan D.

4. Beoordeling

4.1 Bij de voorbereiding van de uitspraak is gebleken dat het onderzoek in deze zaak niet volledig is geweest. Dat houdt verband met het volgende.

4.2 In het verweerschrift is ter onderbouwing van het verweer tegen het klachtonderdeel omschreven onder 3.1.1) - onder meer - gesteld dat A de bedrijfswaarde van D per ultimo 2012 heeft bepaald in overeenstemming met een aanwijzing van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) op grond van de Wet toezicht financiële verslaggeving (Wtfv). Daarbij is verwezen naar brieven van de AFM van 18 augustus 2011 respectievelijk 13 februari 2012. In reactie op een van de klachtonderdelen die vallen onder 3.1. 2) is in het verweerschrift onder meer gesteld dat betrokkene heeft getoetst of de door de CFO van A uitgevoerde impairment-toets ter zake van de lening aan D voldoet aan de toepasselijke regelgeving. Dit klachtonderdeel mist daarom feitelijke grondslag, aldus betrokkene.

Klaagster heeft in haar brief van 18 maart 2014 de Accountantskamer verzocht te bewerkstelligen dat betrokkene de hiervoor bedoelde brieven van de AFM en de stukken uit het controledossier die betrekking hebben op de impairment-toets alsnog doet overleggen. Ter zitting heeft betrokkene zich op het standpunt gesteld dat deze brieven en (stukken uit) het controledossier voor de beoordeling van zijn in de klacht aan de orde gestelde beroepsmatige handelen niet van belang zijn. Bovendien staat zijn verplichting tot geheimhouding als bedoeld in artikel A-100.4 onder d. van de VGC in de weg aan overlegging van de betreffende brieven en van stukken uit het controledossier, aldus betrokkene.

4.3  De Accountantskamer roept in herinnering dat zij al eerder heeft overwogen (in de tussenbeslissing van 20 januari 2014 in de zaken met de nummers 13/1326 en 13/1327 Wtra AK (ECLI:NL:TACAKN:2014:7)) dat de verplichting tot eerbiediging van het vertrouwelijke karakter van de informatie die een accountant in het kader van zijn beroepsmatig en zakelijk handelen heeft, zoals bedoeld in artikel A-100. 4 onder d. van de VGC niet absoluut is. De onderworpenheid van een accountant aan tuchtrechtspraak brengt immers mee dat een accountant gehouden is mee te werken aan het onderzoek naar de gegrondheid van een hem betreffende klacht. Daarbij komt dat artikel A-100.4 onder d. van de VGC bekendmaking van de daarin bedoelde vertrouwelijke informatie mogelijk maakt met gebruikmaking van een daartoe verkregen specifieke machtiging, en in situaties waarin een recht of een plicht bestaat tot een dergelijke bekendmaking. Een van deze situaties is, zo blijkt uit artikel A-140.7. aanhef en sub f., van de VGC, bekendmaking van vertrouwelijke gegevens aan bij wet ingestelde tuchtrechtorganen, zoals de Accountantskamer. De van een accountant te vergen medewerking aan het onderzoek naar de gegrondheid van een klacht, die gemotiveerd en gesubstantieerd is en die niet op voorhand voor onaannemelijk kan worden gehouden, kan dan ook inhouden bespreking van informatie die als vertrouwelijk kan worden aangemerkt en/of nopen tot overlegging van bescheiden van de opdrachtgever. Hoever deze verplichting tot medewerking strekt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, daaronder begrepen de belangen die met de klacht en met de vertrouwelijkheid van informatie en bescheiden zijn gemoeid. Daarbij geldt dat het aan de accountant die zich op zijn beroepsgeheim beroept, is om voldoende feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken die dat beroep kunnen dragen. Als de Accountantskamer tot het oordeel komt dat de betreffende accountant in onvoldoende mate meewerkt aan het hiervoor bedoelde onderzoek, kan zij daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht.

4.4     De hiervoor verwoorde overwegingen knoopten aan bij het bepaalde in de VGC. Deze Verordening is ingaande 1 januari 2014 ingetrokken. Sindsdien geldt de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).  Op grond van artikel 2 van de VGBA houdt de accountant (in de zin van de Wab) zich, teneinde invulling te geven aan zijn verantwoordelijkheid om te handelen in het algemeen belang, aan (voor zover hier van belang) het fundamentele beginsel van  vertrouwelijkheid. In artikel 16, aanhef en onder c, van de VGBA is, ter uitwerking van dit beginsel, (wederom voor zover hier van belang) bepaald dat de accountant die de beschikking krijgt over gegevens of inlichtingen waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, verplicht is tot geheimhouding van die gegevens of inlichtingen, behoudens voor zover hij betrokken is in een klachtprocedure die jegens hem aanhangig is en de gegevens in die procedure van belang zijn. Artikel 17, eerste lid, van de VGBA schrijft voor dat de accountant in zijn besluitvorming om op grond van artikel 16, onderdeel c, al dan niet tot het verstrekken van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen over te gaan, betrekt: de belangen van betrokken personen en derden, waaronder het algemeen belang, de betrouwbaarheid, volledigheid en onderbouwing van die gegevens of inlichtingen, en de wijze waarop en de persoon of de entiteit aan wie die gegevens of inlichtingen worden verstrekt. Voor externe accountants gelden bepalingen van gelijke aard; zie de artikelen 38 a, eerste lid, sub c. en 38b van het Besluit toezicht accountantsorganisaties.

Gelet op de (strekking van de) hiervoor weergegeven bepalingen van de VGBA is er naar het oordeel van de Accountantskamer geen grond om het beroep van betrokkene op zijn verplichting tot geheimhouding onder de werking van de VGBA anders te benaderen dan zij heeft gedaan in haar in de vorige rechtsoverweging vermelde uitspraak.  

4.5   Van de in deze zaak voorliggende klachtonderdelen kan niet worden gezegd dat zij ongemotiveerd en niet gesubstantieerd zijn en al evenmin dat zij op voorhand onaannemelijk moeten worden geacht. Voor deze toets is mede van belang dat klaagster geen kennis draagt van alle gegevens die betrekking hebben op de opstelling van de onderhavige jaarrekening en evenmin van de gegevens die vastliggen in het controledossier van betrokkene en die gegevens dus ook niet aan zijn klacht ten grondslag kan leggen. Betrokkene heeft zijn standpunt dat de eerder vermelde brieven van de AFM en (stukken uit) zijn controledossier voor de beoordeling van zijn beroepsmatig handelen niet van belang zijn, niet onderbouwd. Waar hij wel heeft gesteld dat A (kort gezegd) de waarde van D heeft bepaald in overeenstemming met een aanwijzing van de AFM op grond van de Wtfv, die kennelijk is neergelegd in de brief van de AFM van 13 februari 2012, die voortborduurt op de brief van de AFM van 18 augustus 2011, en voorts heeft erkend dat hij de uitgevoerde impairment-toets ter zake van de lening aan D op zijn beurt heeft getoetst, kan tegen de achtergrond van het vorenstaande zijn weigering de hiervoor bedoelde brieven van de AFM en de bescheiden uit zijn controledossier die betrekking op de impairment-toets, over te leggen, niet worden gerechtvaardigd met een beroep op zijn verplichting tot geheimhouding (en tot het zich houden aan het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid) en is die weigering ook anderszins onvoldoende gerechtvaardigd. De slotsom moet zijn dat betrokkene alsnog in de gelegenheid wordt gesteld zijn controledossier over te leggen, voor zover dat betrekking heeft op de (her)bepaling van de waarde van de deelneming van A in D in de jaarrekening over 2012 en op de toetsing van de impairment-toets. De Accountantskamer gaat ervan uit dat de hiervoor bedoelde brieven van de AFM deel uitmaken van het deel van het controledossier dat zij in de vorige zin op het oog heeft. Met het oog op dit overleggen zal de behandeling van de onderhavige zaak voor onbepaalde tijd moeten worden aangehouden en zal de volgende tussenbeslissing worden gegeven.

4.5  Vanwege het defungeren ingaande 1 juli 2014 van een van de accountantsleden, waarmee de Accountantskamer in deze zaak zitting heeft gehouden,  drs. E.J.F.A. de Haas RA, zal de behandelende kamer worden aangevuld met P. Mansvelder RA, plaatsvervangend accountantslid.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

-       houdt de behandeling van de onderhavige zaak aan voor onbepaalde tijd om betrokkene in de gelegenheid te stellen binnen vier weken na heden aan de Accountantskamer over te leggen de stukken uit zijn contro ledossier in de onderhavige zaak, voor zover betrekking hebbend op de (her)berekening van de waarde van de deelneming van A in D  en op de impairment-toets ter zake van de lening aan D ;

-       verzoekt betrokkene tevens een afschrift van die stukken te doen toekomen aan klaagster, die daarop in de gelegenheid zal zijn binnen vier weken haar reactie naar de Accountantskamer te zenden;

-       stelt betrokkene in de gelegenheid binnen vier weken nadat de reactie van klaagster aan hem is gezonden, daarop op zijn beurt te reageren;

-       bepaalt dat de zaak, tenzij naar aanleiding van de nadere wisseling van stukken anders wordt beslist, zonder tweede behandeling ter zitting zal worden afgedaan met de uitspraak van de beslissing op een openbare zitting ongeveer vijftien weken na afloop van de termijn waarbinnen betrokkene mocht reageren, welke beslissing op dezelfde dag tevens op schrift naar partijen zal worden verzonden;

-        houdt voor het overige iedere beslissing aan.

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mr. E.F. Smeele en mr. A.D.R.M. Boumans (rechterlijke leden), drs. E.J.F.A. de Haas RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers (secretaris), en uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2014.

________                                                                               __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_______________________