ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0378 Accountantskamer Zwolle 12/1612 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0378
Datum uitspraak: 17-06-2013
Datum publicatie: 18-06-2013
Zaaknummer(s): 12/1612 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:   Betrokkene beschuldigt een curator/klager van "onvoorstelbaar onzorgvuldig" handelen. Van een accountant mag in het kader van het beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid verlangd worden dat hij zijn (publieke) uitlatingen deugdelijk onderbouwt; in casu heeft betrokkene dat nagelaten. De door betrokkene gekozen bewoordingen zijn dermate suggestief en ongefundeerd dat betrokkene daarenboven in strijd met het beginsel van professioneel gedrag heeft gehandeld.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 17 juni 2013

in de zaak met nummer 12/1612 Wtra AK van

            mr. X,

kantoorhoudende te [plaats],

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. T.H.J. van Liempd,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

gemachtigde: mr. C.P. Liesker.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-          het op 2 augustus 2012 ingekomen klaagschrift van 1 augustus 2012, met bijlagen;

-          het op 25 oktober 2012 ingekomen verweerschrift van 24 oktober 2012, met bijlagen;

-          de op 4 januari 2013 per e-mail en op 7 januari 2013 per gewone post ingekomen brief van betrokkene van 4 januari 2013, met bijlagen.  

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 28 januari 2013 waar zijn verschenen: klager in persoon, bijgestaan door mr. M.J.W. van Ingen, kantoorgenoot van zijn raadsvrouw, en betrokkene in persoon, bijgestaan door mr. C.P. Liesker, als gemachtigde.

1.3 Klager en betrokkene hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en geantwoord respectievelijk doen antwoorden op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Bij vonnis van 7 februari 2012 is Bouwbedrijf B.V.1 (hierna: B.V.1) in staat van faillissement verklaard. Bij afzonderlijke vonnissen van 6 maart 2012 zijn de aan B.V.1 gelieerde vennootschappen Holding B.V.1, Vastgoed B.V.1 en B B.V. in staat van faillissement verklaard. Klager is in deze faillissementen aangesteld als curator.

2.2 Betrokkene verricht als accountant in business werkzaamheden onder de naam van Accountantskantoor Y B.V. In voornoemde faillissementen verleent betrokkene diensten aan gedupeerde crediteuren.

2.3 Op 8 februari 2012 heeft betrokkene namens één van de crediteuren van B.V.1 aan

- onder meer - klager een e-mail gezonden, waarvan de letterlijke weergave luidt:

“ (…). Namens BV2 hebben kennis genomen van de publicatiestukken 2010 van B.V.1, waaruit blijkt dat ultimo 2010 B.V.1 een eigen vermogen had van € 1.776.840. Volgens de krant zou B.V.1 in 2011 een verlies hebben van € 700.000, wat betekent dat er nog een eigen vermogen zou zijn van ruim een € 1.000.000. Zij hadden ook een goedkeurende accountantsverklaring van Accountantskantoor1, waaruit blijkt dat bij deponering in juli 2011 nog continuïteit zou zijn geweest. De voornaamste reden volgens de krant is dat het bouwbedrijf € 4.000.000 heeft moeten afschrijven op de grondposities, terwijl volgens de cijfers 2010 er helemaal geen grond in kan zitten. Waarom er sprake is van een faillissement is ons niet duidelijk en wij hebben heel veel vragen. Wij willen kennis nemen van het faillissementsverslag van de curator, want cliënt is van mening dat zij door de directie is misleid, gezien het feit dat ten tijde van de opdrachtgeven (paar maanden geleden) de directie had moeten weten hoe slecht ze er voor stond en sluit een claim i.v.m. bestuursaansprakelijkheid niet uit. Gelieve ons aan te geven wanneer het eerste faillissement verslag beschikbaar is zodat wij ons nader kunnen beraden.”

Klager heeft niet op deze e-mail gereageerd.

2.4 Bij e-mail van 24 februari 2012 heeft betrokkene de e-mail van 8 februari 2012 nogmaals aan klager gezonden, met daarop een aanvulling, inhoudende:

“UIT DE KRANT HEBBEN WIJ NU VERNOMEN DAT DE LOPENDE WERKEN INMIDDELS DOOR U ZIJN VERKOCHT ZONDER DAT U DE SCHULDEISERS HEBT GEINFORMEERD HOE DE VLAG ER VOOR STAAT. DIT VINDEN WIJ ONBEGRIJPELIJK, MET NAME OOK OMDAT HET EEN ZEER GEZOND BEDRIJF LEEK (zie hiervoor). ALS U TIJD HEBT GEHAD OM DE ZAAK TE VERKOPEN HEBT U OOK TIJD OM E.E.A. TE BEOORDELEN EN VAST TE LEGGEN. WIJ VERZOEKEN U ONS OF CLIENT PER OMGAANDE TE INFORMEREN WAT DE OORZAKEN ZIJN VAN HET FAILLISSEMENT EN EEN INDICATIE TE GEVEN OF HET AANNEMELIJK IS DAT CLIENT OF EN HOEVEEL VAN ZIJN VORDERING ZAL ONTVANGEN.

Client heeft u geschreven en proberen te bellen en U en Uw collega’s waren niet te bereiken. Indien wij binnen een week geen reactie van U hebben gehad, zullen wij e.e.a voor leggen aan de rechter commissaris. Client heeft bijna € 130.000 te vorderen en heeft recht om te weten hoe het zit.”

2.5 Klager heeft naar aanleiding van deze e-mail telefonisch contact opgenomen met betrokkene. Betrokkene heeft zijn weergave van dit gesprek bij e-mail van 25 februari 2012 aan klager gezonden. Klager heeft bij e-mail van diezelfde dag aan betrokkene medegedeeld dat zijn weergave van het telefoongesprek grotendeels onjuist is en daarbij zijn eigen weergave van het gesprek gegeven. Betrokkene heeft deze weergave bij e-mail van 26 februari 2012 uitdrukkelijk betwist en klager verzocht per omgaande aan te geven waarom B.V.1 haar faillissement had aangevraagd. Klager heeft hierop bij e-mail van dezelfde dag geantwoord: “Volgens het verzoekschrift is het faillissement aangevraagd kort gezegd omdat B.V.1 in de toestand verkeert waarin zij is opgehouden te betalen.”

2.6 Op 28 februari 2012 heeft betrokkene aan klager een e-mail gezonden, waarin hij klager onder meer heeft verweten niet bereid te zijn informatie te geven, waarom de rechtbank dit bedrijf in staat van faillissement heeft gesteld, wat de motivering van de directie was en wat de reactie was van Accountantskantoor1. Tevens heeft betrokkene klager medegedeeld over diens handelen beklag te zullen doen bij de rechter-commissaris mr.  A(hierna: mr. A) en tevens een klacht te zullen indienen bij de Deken van de Orde van Advocaten.

Klager heeft hierop per e-mail van dezelfde dag gereageerd, inhoudende:

“Spijtig te moeten vernemen dat u deze weg meent te moeten inslaan. Ik ben immer bereid tot constructief overleg, echter wel binnen de grenzen die de faillissementswet stelt. U lijkt zich van dit laatste onvoldoende bewust. Daarom breng ik nogmaals het volgende onder uw aandacht:

-          Het is gebruikelijk dat curatoren in faillissementen niet iedere schuldeiser afzonderlijk informeren. (…).

-          (…). Voor zover u bedoeld hebt te vragen wat de oorzaken van het faillissement zijn, heb ik u geïnformeerd dat ik hier onderzoek naar dien te doen alsmede dat een dergelijk onderzoek normaal gesproken maanden in beslag neemt. Dat een dergelijk onderzoek enige tijd in beslag neemt, is ook niet ongebruikelijk. Zo zal de administratie moeten worden bestudeerd, personen moeten worden gehoord, een verslag moeten worden opgemaakt, het conceptverslag zal aan de diverse betrokkenen in het kader van hoor en wederhoor moeten worden voorgelegd, etc.etc. Totdat het onderzoek is afgerond, kan en zal ik mij niet in het openbaar uitlaten over mogelijke oorzaken van het faillissement, bestuurdersaansprakelijkheden etc.

-          (…).”

Naar aanleiding van deze e-mail van klager heeft betrokkene bij e-mail van dezelfde dag aan klager als volgt gereageerd: “Ik heb kennis genomen Uw mail en dat u bereid bent tot constructief overleg en wij krijgen nu een beeld hoe e.e.a. werkt en zullen e.e.a. moeten afwachten. De rechtbank heeft een summiere toetsing gemaakt. Is hier een verslag van? Gelieve te begrijpen dat schuldeisers behoefte hebben aan zinvolle informatie en als U iets via de krant meedeelt U dit ook in een faillissementsverslag doet.”     

2.7 Op 29 februari 2012 heeft betrokkene aan klager een e-mail gezonden, inhoudende: “Het verliezen van meer dan € 140.000 is voor mijn cliënt een heel groot bedrag. U deelde mede, bereid te zijn tot constructief overleg en wij begrijpen, dat U niet op alle vragen van individuele schuldeisers kunt ingaan. Toch hebben wij nog veel vragen met name van financiële aard en is het voor ons niet aanvaardbaar, dat cliënt maanden moet wachten op uitsluitsel of en hoeveel hij van zijn vordering kan verwachten. (…). Wij verzoeken U in Uw eerste faillissementsverslag antwoord te geven op deze belangrijke vragen. Indien U meent dat U nu al weet dat U niet snel antwoord kunt geven op deze vragen, dan zullen wij een tuchtzaak bij het NIVRA (heet nu NBA) aanspannen, waarbij Accountantskantoor1 zich kan verantwoorden. Fijn dat u bereid bent tot constructief overleg en wij verzoeken U ons nader te informeren.”

2.8 Klager heeft op 16 maart 2012 het eerste faillissementsverslag in de faillissementen van B.V.1 en de aan haar gelieerde vennootschappen ter griffie van de rechtbank

[plaats] gedeponeerd.

2.9 Bij e-mailberichten van 22 maart 2012 en 11 april 2012 heeft betrokkene klager verzocht om toezending van twee bij het faillissementsverslag behorende bijlagen, waaronder een overzicht van ingediende en voorlopig erkende concurrente schuldvorderingen van de vennootschappen. Klager heeft op 16 april 2012 aan dit verzoek gehoor gegeven.

2.10 Op 19 april 2012 heeft betrokkene aan crediteuren in het faillissement van B.V.1 een brief (met machtiging als bijlage) gezonden,waarvan de letterlijke weergave luidt:

“Wij hebben vernomen dat u een gedupeerde bent in het faillissement van "B.V.1".

Een zeer gewaardeerde klant van ons is ook zwaar gedupeerd, waardoor wij ons volledig hebben verdiept in bovenstaande faillissementen. Op basis van de huidige beschikbare informatie, vallen wij van de ene in de andere verbazing. Het eerste faillissementsverslag van de curator hebben wij zorgvuldig doorgenomen en wij zijn op zijn zacht gezegd niet tevreden met de manier waarop hij de belangen van U, de concurrente crediteuren, tot op heden heeft behartigd. Hij is zeer onzorgvuldig te werk gegaan en deze uitspraak kunnen wij met goede argumenten onderbouwen, waarbij wij alvast een paar argumenten met U willen delen:

- Volgens Accountantskantoor1 en de directie was B.V.1 tot medio 2011 een gezond bedrijf. Volgens de publicatiestukken 2010, had dit bedrijf een eigen vermogen van €1.776.840 met een winst in 2010 van €65.870 en in 2009 €328.229. Bij de jaarrekening van 2010 is er door Accountantskantoor1 een goedkeurende accountantsverklaring afgegeven. De meesten van U hebben kredietinformatie opgevraagd en op basis daarvan zaken met ''B.V.1'' gedaan.

Uit het eerste faillissementsverslag d.d. 16/3/2012 van de curator blijkt:

- De curator heeft niet de moeite genomen om per bedrijf een apart faillissementsverslag te maken. In het verslag wordt alles op een hoop gegooid en wordt er dus voorbij gegaan aan het maken van verslagen per bedrijf.

- De curator heeft niet de moeite genomen om samen met een accountant te kijken naar de mogelijkheden voor een overname. Hij heeft de organisatie meteen vernietigd en geen gebruik gemaakt van de kennis van de medewerkers en U als leveranciers. Hij heeft geen goede verantwoording gemaakt over de vraag, waarom de werken richting de debiteuren niet gegarandeerd hadden kunnen worden met behulp van medewerkers, het UWV en leveranciers van "B.V.1". Hierdoor hadden de debiteuren moeten betalen, had het onderhanden werk gefactureerd kunnen worden en had U nog geld gehad van het na het faillissement te maken onderhanden werk.

- Dat er geen melding is gemaakt van het opvragen van informatie bij Accountantskantoor1.

- Uit het eerste faillissementsverslag van de curator d.d. 16/3/2012 blijkt uit het financieel verslag, dat het saldo op de boedelrekening na BTW €207.998,72 is en dat de concurrente crediteurenpositie op dat moment €3.490.305,66 was.

De lijst van de concurrente crediteuren was niet aan het faillissementsverslag toegevoegd. Hier hebben wij de curator op 22/3/2012 van op de hoogte gebracht en hem verzocht deze alsnog toe te voegen. In antwoord hierop, heeft de curator, na een herhaaldelijk verzoek op 11/4, op 16/4/2012 gereageerd. Uit deze opstelling d.d. 27/3/2012 blijkt, dat de stand van de concurrente crediteuren ondertussen is gestegen naar €3.993.644,22. Wij hebben deze lijst bekeken en hebben vastgesteld dat er op deze lijst minimaal één crediteur ad ruim €100.000 ontbreekt. Deze crediteur staat niet op de lijst maar is wel bevestigd door de curator. Daarnaast is er nog geen rekening gehouden met de kosten van de curator en is nog onduidelijk of er sprake is van preferente crediteuren zoals vorderingen van de fiscus/UWV en ABN/AMRO.

- Wij hebben via de Pers kenbaar gemaakt dat wij een tuchtzaak zullen aanspannen richting de accountant Accountantskantoor1. De curator heeft hier verder niets mee gedaan.

Het zal u duidelijk zijn dat het, op basis van deze informatie, reëel is om te veronderstellen dat U geen uitkering meer kan verwachten uit dit faillissement als U deze curator zijn werk laat doen. Wij hebben ons verdiept in dit faillissement en zien mogelijkheden om Uw vordering volledig terug te kunnen krijgen. Hiervoor doen wij het volgende voorstel:

ONZE VOORSTEL EN PAN VAN AANPAK:

Wij willen als Uw belangenbehartiger gaan optreden.

Indien voldoende concurrente crediteuren zich bij ons aanmelden zullen wij het volgende plan gaan uitvoeren:

Wij zullen de rechtbank gemotiveerd met zeer goede argumenten, verzoeken de huidige curator te vervangen, waarbij wij de rechtbank tevens zullen verzoeken om ons als adviseur en gemachtigde van U en Uw belangenbehartiger te benoemen. Tegelijkertijd zullen wij een tuchtzaak aanspannen richting Accountantskantoor1 i.v.m. de jaarrekeningen 2010 van "B.V.1".

Volgens Accountantskantoor1 en de directie was er tot medio 2011 sprake van gezonde bedrijven.

De meesten van U hebben kredietinformatie opgevraagd en op basis daarvan zaken met

"B.V.1" gedaan.

Indien Accountantskantoor1 veroordeeld wordt, dan staat de procedure open via de geschillencommissie of rechter om Uw schade op hen te verhalen. Indien dat niet het geval is dan levert dat informatie op, dat naar onze inschatting zeer nadelig zou kunnen zijn voor directie en aandeelhouders.

De weg zal lang zijn waarbij alle partijen recht hebben op hoor en wederhoor. Wij zijn ons er van bewust dat wij heel beslagen te werk moeten gaan. Het is van belang dat wij namens zoveel mogelijk gedeputeerden uit kunnen komen, omdat we dan sterker staan. Tot op heden hebben wij een degelijk onderbouwd dossier opgebouwd en zullen dit verder uitwerken indien U met ons meedoet. Wij kunnen U Uw vordering niet garanderen maar als U deze kans laat liggen, dan is het zeer waarschijnlijk dat U Uw vordering niet meer ontvangt.

Voor U ter Informatie:

Ons kantoor is een Accountantskantoor dat accountant-in-business-werkzaamheden verricht.

Hierbij is ondergetekende Registeraccountant en directeur en werkzaam als accountant in business wat inhoudt, dat er geen accountants-, beoordelings- of samenstelverklaringen worden afgegeven.

Op al onze uitingen is van toepassing: 'geen accountantscontrole toegepast'. De titel Registeraccountant moet U zien als een deskundigheidsaanduiding. Ondergetekende heeft bijna 40 jaar ervaring, waarbij hij o.a. bij grote accountantskantoren heeft gewerkt. Zijn naaste medewerkster is master in de accountancy.

Indien nodig hebben wij een netwerk op allerlei gebied.

In bijlage 1 hebben wij een machtiging bijgevoegd met het verzoek deze te dateren, te ondertekenen, te voorzien van een K.V.K. uittreksel waaruit blijkt dat U gemachtigd bent om te tekenen en aan ons terug te sturen. Wij zijn van mening dat wij U een integer voorstel doen en dat het voor U zinvol is om mee te doen.

De verdere correspondentie zal via mail verlopen. Wij verzoeken U, Uw machtiging ook per mail naar ons te sturen, zodat wij Uw email adres hebben en wij U via dit email adres op te hoogte kunnen houden.

Op 30 april 2012 zullen wij aan de hand van het aantal ontvangen machtigingen, de definitieve afweging maken of wij bovenstaande stappen zullen nemen. Een aantal van U heeft al diverse mails van ons ontvangen en wij verzoeken U deze mails te beschouwen als aanvullende informatie.”

2.11 Op 2 mei 2012 heeft betrokkene aan kleinere crediteuren in het faillissement van B.V.1 een brief (met machtigingen als bijlagen) gezonden, waarvan de letterlijke weergave luidt:

“Wij hebben vernomen dat u een kleinere gedupeerde bent in het faillissement van "B.V.1".

Wij zijn van mening, dat in dit faillissement accountant Accountantskantoor1 de concurrente crediteuren heeft misleidt.

Verder vinden wij dat de curator Uw belangen tot op heden onvoorstelbaar onzorgvuldig heeft behartigd.

Beiden stellingen kunnen wij uiteraard onderbouwen met feiten.

Uit het eerste faillissementsverslag van de curator d.d. 16/3/2012 blijkt uit het financieel verslag, dat het saldo op de boedelrekening na BTW €207.998,72 is en dat de concurrente crediteurenpositie op dat moment €3.490.305,66 was. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de kosten van de curator en is nog onduidelijk of hoe hoog de vordering is van preferente crediteuren zoals die van de fiscus/UWV en ABN/AMRO. Het zal u duidelijk zijn dat het, op basis van deze informatie, reëel is om te veronderstellen dat

U geen uitkering meer kan verwachten uit dit faillissement als U deze curator zijn werk laat doen.

Wij hebben ons verdiept in dit faillissement en zien mogelijkheden om Uw vordering volledig terug te kunnen krijgen. Hiervoor doen wij het volgende voorstel:

ONZE VOORSTEL EN PAN VAN AANPAK:

Wij willen als Uw belangenbehartiger gaan optreden.

Indien voldoende concurrente crediteuren zich bij ons aanmelden zullen wij het volgende plan gaan uitvoeren:

Wij zullen de rechtbank gemotiveerd met zeer goede argumenten, verzoeken de huidige curator te vervangen, waarbij wij de rechtbank tevens zullen verzoeken om ons als adviseur en gemachtigde van U en Uw belangenbehartiger te benoemen.

Tegelijkertijd zullen wij een tuchtzaak aanspannen richting Accountantskantoor1 i.v.m. de jaarrekeningen 2010 van "B.V.1". Volgens Accountantskantoor1 en de directie was er tot medio 2011 sprake van gezonde bedrijven. De meesten van U hebben kredietinformatie opgevraagd en op basis daarvan zaken met "B.V.1" gedaan.

Indien Accountantskantoor1 veroordeeld wordt, dan staat de procedure open via de geschillencommissie of rechter om Uw schade op hen te verhalen. Indien dat niet het geval is dan levert dat informatie op, dat naar onze inschatting zeer nadelig zou kunnen zijn voor directie en aandeelhouders. Het is van belang dat wij namens zoveel mogelijk gedupeerden uit kunnen komen, omdat we dan sterker staan.

Voor U ter Informatie:

Ons kantoor is een Accountantskantoor dat accountant-in-business-werkzaamheden verricht. Hierbij is ondergetekende Registeraccountant en directeur en werkzaam als accountant in business wat inhoudt, dat er geen accountants-, beoordelings- of samenstelverklaringen worden afgegeven. Op al onze uitingen is van toepassing: 'geen accountantscontrole toegepast'. De titel Registeraccountant moet U zien als een deskundigheidsaanduiding.

We hebben voor U twee opties:

Optie 1) In bijlage 1 hebben wij de machtiging bijgevoegd, waarbij wij voor onze werkzaamheden 5% rekenen van Uw vordering op "B.V.1" plus btw, welke door curator aan U erkend is. Wij adviseren U om deze machtiging te tekenen.

Optie 2) In bijlage 2 hebben wij de optie uitgewerkt dat U niks hoeft te betalen en waarbij U Uw vordering onder voorwaarden aan ons overdraagt.

Indien U om welke reden dan ook niet bereid bent om iets voor onze werkzaamheden te betalen en geen enkele risico wilt nemen, zouden wij graag Uw vordering voor niks willen overnemen onder de volgende voorwaarden:

Als wij succesvol zijn met het 100% innen van de door de curator aan U erkende openstaande vordering op "B.V.1", zullen wij U 50% van de deze vordering excl. btw vergoeden.

Als wij succesvol zijn met het innen van een lager % van de door de curator aan U erkende openstaande vordering op "B.V.1", zullen wij U 50% van dit lagere % van deze vordering  excl. btw vergoeden.

Beide opties zijn als bijlage toegevoegd aan deze brief. Wij verzoeken U de optie van Uw keuze te dateren, te ondertekenen, te voorzien van een K.V.K. uittreksel waaruit blijkt dat U gemachtigd bent om te tekenen en deze tezamen met een copie van Uw paspoort aan ons terug te sturen.

Wij hebben inmiddels van veel van de grote schuldeisers machtigingen ontvangen en willen U ook in de gelegenheid stellen om ons te machtigen, omdat in deze tijd iedere euro telt. Verder verzoeken wij U alleen antwoord te geven op de volgende vraag als die positief is:

Had U tot 7 februari 2012 onderhanden werk gemaakt of zaken geleverd, die U tot op heden nog niet hebt gefactureerd?

Indien de vraag met ja wordt beantwoord, gelieve deze factuur per ommegaande in te dienen bij de curator en een copy naar ons te sturen.

Wij gaan er dus van uit dat als wij niks van U horen de door curator erkende vordering Uw vordering is t/m 7 februari 2012 van alles wat U hebt gedaan c.q. hebt geleverd. Het zal U helder zijn, dat wij alleen voor gemachtigden zullen gaan optreden. De beide opties vervallen als wij voor 13 mei 2012 geen reactie van U hebben mogen ontvangen.”

2.12 Bij brief van 15 mei 2012 heeft betrokkene mr. A verzocht de curator [klager] te vervangen op de volgende gronden:

“Hier delen wij U mede, dat wij als gemachtigde optreden namens veel schuldeisers van B.V.1 te [plaats] die wij in bijlage 1 hebben vermeld. Uiteraard kunt U dat verifiëren bij de directie van de desbetreffende ondernemingen. Er kunnen nog gemachtigden bij komen.

Holding B.V.1 en haar dochterbedrijven B.V.1 zijn op 7 februari

2012 failliet gegaan. De 100% deelnemingen van B.V.1 "B B.V. en Vastgoed B.V.1" zijn op 6 maart failliet gegaan.

Voor U ter informatie:

Ons kantoor is een Accountantskantoor dat accountant-in-business-werkzaamheden verricht. Hierbij is ondergetekende Registeraccountant en directeur en werkzaam als accountant in business wat inhoudt, dat er geen accountants-, beoordelings-, of samenstelverklaringen worden afgegeven. Op al onze uitingen is van toepassing: 'geen accountantscontrole toegepast'. De titel Registeraccountant moet U zien als een deskundigheidsaanduiding.

Tegelijkertijd met het verzenden van deze brief, hebben wij een kopie verzonden aan de curator.

We beschuldigen hem van onvoorstelbaar onzorgvuldig handelen, inzake faillissement "B.V.1".

Wij verzoeken U, dat de curator door ondergetekende z.s.m. wordt vervangen.

Een beknopte motivering van ons verzoek:

1.Het faillissementsverslag nummer 1 d.d. 16 maart 2012 is onzorgvuldig, omdat niet per gefailleerde vennootschap een faillissementsverslag is gemaakt.

Per vennootschap is geen inzicht gegeven in de oorzaak van het faillissement, hetgeen voor concurrente crediteuren met name in het faillissement van B.V.1 van eminent belang is, aangezien het faillissement op eigen aangifte is uitgesproken. Er is per gefailleerde vennootschap geen inzicht gegeven in de toestand van de boedel per faillissementsdatum 7 februari 2012 resp. 6 maart 2012, terwijl dit inzicht via de boekhouding van de verschillende vennootschappen op eenvoudig wijze was te verkrijgen.

Dat dit wel had moeten gebeuren is van groot belang, vooral voor de concurrente crediteuren in het faillissement van B.V.1 omdat met name met deze vennootschap zaken werd gedaan. Uit het verslag blijkt dat in het faillissement bij B.V.1 tot aan de verslagdatum van 16 maart 2012 volgens de curator voor een totaal bedrag van €3.490.305,66 aan concurrente vorderingen ter verificatie was aangemeld.

Er is slechts een indicatieve waarde van 1,5 miljoen euro van de openstaande posten debiteuren vermeld en geen gedetailleerd inzicht per vennootschap verstrekt van de vorderingen op andere bedrijven waarmee de diverse vennootschappen gelieerd waren.

De curator heeft geen informatie gegeven over de waarde op going concern basis per 7 februari 2012 resp. 6 maart 2012 terwijl deze wel eenvoudig te verkrijgen was bij de gefailleerde vennootschappen.

Verder geeft de curator in het geheel geen informatie over de waarde van het onderhanden werk en over de mogelijke waarde van de orderportefeuille.

Ook heeft hij geen indicatie gegeven over het verlies wat op basis van normale waarderingsgrondslagen is geleden in 2011 resp. over de periode 1 januari 2012 tot 7 februari 2012 resp. 1 januari 2012 tot 6 maart 2012.

Dit zou onderwerp van nader onderzoek zijn, maar deze gegevens zouden zeker indicatief bekend moeten zijn door raadpleging van de administratie.

In het faillissement verslag geeft de curator alleen maar aan dat er 'een aantal onroerende goederen’ zijn zonder enige indicatie waarvoor deze door de vennootschappen zelf waren gewaardeerd.

Uit het bovenstaande kunnen wij vaststellen dat nauwelijks gebruik is gemaakt van de administratie van de verschillende vennootschappen. Dat geen gebruik is gemaakt van de administratie van dochterbedrijven B.V.1 v.w.b. de verificatie van voorlopig erkende concurrente schuldvorderingen blijkt uit het volgende:

Volgens de lijst van voorlopig erkende concurrente schuldvorderingen van B.V.1 bedraagt het totale bedrag van de op deze lijst geplaatste vorderingen: € 3.490.305,66 incl. BTW. Deze lijst bevat substantiële fouten.

Zo hebben wij o.a. vastgesteld dat een aantal concurrente crediteuren niet op deze lijst zijn vermeld, terwijl deze crediteuren wel een brief van de curator hebben ontvangen dat hun vordering door hem zou worden geplaatst op deze lijst. Het totaal bedrag van deze niet op de lijst geplaatste vorderingen beloopt ongeveer     € 387.000. De naam en toenaam kunnen wij desgewenst aanleveren.

Daarnaast hebben wij vernomen, dat een bedrag van rond € 200.000 ten onrechte op deze lijst is geplaatst als voorlopig erkende schuldvordering, aangezien dit bedrijf slechts een opdracht heeft ontvangen maar volgens hun mededeling nog geen werkzaamheden en/of leveranties hadden verricht. Het is dan ook hoogst onwaarschijnlijk dat een factuur van dit bedrijf in de administratie aanwezig is, hetgeen bevestigd wordt door het feit dat op de lijst van de curator slechts een contractnummer is vermeld.

Ook kunnen wij aantonen dat er voorlopig erkende schuldvorderingen tweemaal op de lijst zijn geplaatst.

Bovenstaande is geen limitatieve opsomming van de gemaakte fouten.

Dit leidt tot onze conclusie dat de curator gehandeld heeft in strijdt met het bepaalde in artikel 111 van de faillissementswet. De curator heeft de ingezonden rekeningen niet getoetst aan de administratie van de  gefailleerde.

Het gaat om het beeld dat naar onze schatting ruim € 4.200.000 concurrente crediteuren per 7 februari 2012 open staan. Bovenstaande is geen limitatieve maar een beperkte opsomming van het onzorgvuldig handelen van de curator.

De huidige curator heeft geen inzicht getoond en hele belangrijke zaken over het hoofd gezien en daardoor verkeerde beslissingen genomen. Hij heeft tot op heden volstrekt onvoldoende in belang van concurrente crediteuren en andere vertegenwoordigers in het maatschappelijk verkeer gehandeld.

Wij zijn van mening en kunnen onderbouwen, dat in dit faillissement veel te veel uren door de curator zijn besteed en hetgeen bij zorgvuldig handelen eenvoudig voorkomen had kunnen worden.

Wij verzoeken U ondergetekende z.s.m. als curator te benoemen, omdat wij precies weten welke stappen er nu gezet moeten worden, omdat wij ons volledig hebben verdiept in dit faillissement. Hierdoor kan veel kosten worden bespaard. Het is helder, dat wij op zorgvuldige wijze alle belangen van het maatschappelijke verkeer als curator moeten dienen. Uiteraard gaan die stappen in overleg en goedkeuring van U.

Wij zijn bereid e.e.a. mondeling aan U toe te lichten.”

2.13 Bij brief van 16 mei 2012 heeft mr. A betrokkene niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.

2.14 Op 18 mei 2012 is op basis van het verzoek van betrokkene tot vervanging van de curator in het Dagblad een persbericht gepubliceerd.

2.15 Op 21 mei 2012 heeft de raadsman van klager aan betrokkene een brief gezonden, inhoudende:

“(…). In het kader van die gewenste belangenbehartiging heeft u crediteuren voorgehouden dat de curator naar uw mening tot op heden geen werkzaamheden heeft ontplooid die zouden leiden tot gehele of gedeeltelijke voldoening van de concurrente crediteuren. Daarbij heeft u evenwel slechts algemeenheden gebruikt, zonder op enig moment in detail te treden over de vraag welke stappen naar uw mening genomen zouden moeten worden. Wel geeft u de crediteuren aan mogelijkheden te zien om hen respectievelijke vorderingen volledig betaald te krijgen. (…). In uw brieven aan de crediteuren, alsmede in uw brieven aan de curator laat u echter na op enige wijze te substantiëren hoe de werkzaamheden van u als curator dan zouden leiden tot volledige voldoening van de crediteuren. Wel doet u uw beklag erover dat u niet bent gehoord door de curator. Nu u niet-ontvankelijk bent verklaard in uw verzoek om de curator te ontslaan, zou de kans bestaan dat uw ideeën niet ten behoeve van de crediteuren wiens belangen u stelt te behartigen tot wasdom kunnen komen. Bovendien is de curator gaarne bereid om van u te vernemen of daadwerkelijk zodanige ideeën bestaan en of deze enig realiteitsgehalte hebben en/of uitvoerbaar zijn binnen het systeem van de faillissementswet. Om die reden stel ik u gaarne in de gelegenheid om uw gedachten voor aanstaande donderdag schriftelijk uit te werken waarna u deze desgewenst tijdens een bespreking op mijn kantoor kan komen toelichten. Op voorhand veroorloof ik mij echter enige bemerkingen.

Hoewel het u op zichzelf vrij staat om crediteuren te benaderen en te verenigen, wordt door u in die brieven aan crediteuren aan uw aanbod ten gronde gelegd dat de curator de belangen van de crediteuren niet op zorgvuldige wijze zou behartigen. U bericht daarbij de crediteuren dat zij geen gelden behoeven te verwachten als zij “deze curator zijn werk laten doen”. Het een noch het ander wordt door u op zorgvuldige wijze onderbouwd. In andere brieven aan crediteuren baseert u uw stellingen op een aantal ongefundeerde aannamen die niet meer of anders duidelijk maken dan dat u vindt dat u onvoldoende informatie verkrijgt. (…). Het behoeft geen nader betoog dat de curator gaarne, onder opgave van feiten en omstandigheden waaruit dit zou voortvloeien, verneemt waarop die aantijgingen dan zouden zijn gebaseerd. (…). Willekeurige derden kunnen niet onder terzijdestelling van het systeem van de faillissementswet verlangen dat zij uit “de boedel” worden voldaan, waarbij dan niet eens duidelijk is op welke boedel u het oog heeft (nota bene datgene wat u de curator ten onrechte verwijt). De vraag rijst dan op welke wijze - aannemende dat hetgeen u crediteuren voorhoudt op waarheid berust - u dan voor zich ziet hoe dat vorm zou dienen te krijgen, terwijl bovendien de vraag rijst of, zo die stelling onjuist mocht zijn, de crediteuren niet zijn misleid door deze mededeling. (…). De vraag die dit opwerpt is of daarmee het u nog vrij staat om een positie als door u aan crediteuren voorgehouden te verwerven, nu u daarmee belang heeft bij de door u na aanstelling behandelde zaak, hetgeen lijnrecht in strijd lijkt met artikel 3:43 BW, maar bovendien zeer onwenselijk. In ieder geval lijkt dat niet te stroken met de integriteit waarmee u schermt jegens de crediteuren. De curator gaat er van uit dat u een passend antwoord op deze vragen kunt bieden en verneemt dat dan ook gaarne. Zoals de curator bij email van 28 februari aan u al kenbaar heeft gemaakt was en is hij steeds bereid tot constructief overleg. (…). Opmerking verdient wel dat, zo ik niet van u mocht vernemen, de curator zich zal dienen te beraden omtrent de tot op heden ongefundeerde aantijgingen aan zijn adres die zonder enige verdere motivering te kwalificeren zijn als laster. (…).”   

2.16 Betrokkene heeft bij e-mail van 23 mei 2012 een reactie aan de raadsman van klager gezonden, inhoudende:

“Het is de ons helder, dat er bedenkingen zijn op basis van 3:43 BW. In uw brief staan verder feitelijke onjuistheden. In plaats van het boetekleed aan te trekken en zelf dit faillissement goed te bestuderen en op te komen voor de belangen onder meer concurrente crediteuren in dit faillissement stelt u de integriteit van ons ter discussie. U vindt, dat wij tot op heden ongefundeerde aantijgingen hebben geformuleerd aan het adres van de curator, die zonder verdere motivering U te kwalificeert als laster. Dit is onjuist. Wij zijn van mening, dat de curator tot op heden onvoorstelbaar onzorgvuldig heeft gehandeld en absoluut niet het belang van de concurrente crediteuren heeft gediend. (…). Wij adviseren U de correspondentie tussen ondergetekende en de curator tot U te nemen en dan durven te beweren, dat de curator altijd tot constructief overleg bereid was.”

2.17 Betrokkene heeft op 23 mei 2012 namens de door hem vertegenwoordigde crediteuren van B.V.1 bij de rechtbank [plaats] een verzoek ingediend tot vervanging van de curator [klager] en benoeming van betrokkene als medecurator. In deze brief licht betrokkene “Het onvoorstelbaar onzorgvuldig handelen van de curator” toe.

Op 6 juni 2012 heeft mr. A een schriftelijke reactie op dit verzoek aan de raadkamer van de rechtbank gezonden. Naar aanleiding van deze reactie heeft betrokkene 8 juni 2012, in aanvulling op het verzoek van 23 mei 2012, de rechtbank [plaats] verzocht tot vervanging van mr. A als rechter-commissaris in de B.V.1-faillissementen.

2.18 Op 30 mei 2012 heeft de raadsman van klager een schriftelijke reactie gegeven op de e-mail van betrokkene van 23 mei 2012, inhoudende:

“(…). Ik begrijp dat u in ieder geval van mening bent dat de door u aan de volmacht verbonden condities ontoelaatbaar zijn. Daarmee rijst de vraag in hoeverre u degenen in wiens belang u stelt te handelen daarvan op de hoogte heeft gesteld, alsmede de vraag of met die enkele constatering de volmachten nog enige waarde hebben. Die vraag laat ik graag ter beantwoording aan u over. (…). De curator en ik hebben begrip voor de emotie van een potentieel verlies van een vordering bij de crediteuren. Waar geen begrip voor bestaat en kan bestaan is dat die emotie door een professionele dienstverlener die zich opwerpt als belangenbehartiger van crediteuren, wordt aangegrepen om zich te verrijken en crediteuren perspectieven te schetsen die op geen enkele wijze op waarheid berusten. Door ondanks daartoe uitdrukkelijk te zijn uitgenodigd de beschuldigingen, noch het plan waarmee u kennelijk schermt te adstrueren, handelt u niet in het belang van hen die naar uw zeggen u volmacht hebben verschaft. Het heeft er alle schijn van dat u in strijd met uw beroepsregels de emotie aangrijpt om zichzelf te verrijken. De curator overweegt ter zake een klacht in te dienen bij het NBA vanwege uw handelwijze nu u daarbij zich afficheert als “RA” en de wijze waarop deze worden uitgevoerd schade toebrengen aan de “eer van de stand” als bedoeld in de toepasselijke GBA. Uw ongefundeerde aantijgingen maken immers tot op heden slechts duidelijk dat u onvoldoende geverseerd bent in het (faillissements-) recht. (…). ”

2.19 Bij beschikking van 19 juni 2012 heeft de rechtbank het verzoek tot ontslag van de rechter-commissaris afgewezen omdat hiervoor een wettelijke grondslag ontbreekt en de rechtbank derhalve niet bevoegd is aldus te beslissen. Daarnaast heeft de rechtbank de overige verzoeken van de door betrokkene vertegenwoordigde crediteuren niet-ontvankelijk verklaard, dan wel afgewezen.

2.20 Op 9 juli 2012 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager, zijn raadsman, betrokkene en vijf crediteuren. Betrokkene had hiertoe een gespreksnotitie opgesteld en aan de deelnemers aan het gesprek overhandigd.

2.21 Klager heeft op 11 juli 2012 een crediteurencommissie met een reglement bij de rechtbank voorgedragen. De door betrokkene vertegenwoordigde crediteuren hebben geen zitting in deze commissie.

3. De klacht

3.1 De klacht houdt - naar de Accountantskamer begrijpt - in dat betrokkene de fundamentele beginselen integriteit, objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag heeft geschonden door zich zowel jegens klager, als derden neerbuigend uit te laten over klager en mededelingen te doen, die een deugdelijke grondslag ontberen.

3.2 Ter zitting heeft klager desgevraagd verklaard het klachtonderdeel, inhoudende dat betrokkene ten onrechte de titel accountant in business gebruikt, niet te handhaven.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (Wab) is de accountant-administratieconsulent onderworpen aan tuchtrechtspraak op grond van de Wtra ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu dit plaats had na 1 januari 2007, worden getoetst aan de sinds deze datum vigerende Verordening Gedragscode RA’s (hierna: VGC) en daarvan in het bijzonder het (voor alle registeraccountants geldende) deel A en het (voor accountants in business geldende) deel C.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Klager heeft ter onderbouwing van zijn klacht aangevoerd dat betrokkene zijn argumenten waarom klager zeer onzorgvuldig zou hebben gehandeld op geen enkele wijze heeft gesubstantieerd en onderbouwd en blijft steken in vaag- en algemeenheden. Daarenboven geldt, aldus klager, dat betrokkene zich niet gehinderd voelt door enige kennis van de faillissementswet zelf, alsmede issues en achtergronden die in de respectievelijke faillissementen spelen. Betrokkene heeft bovendien zijn - volgens klager - ongefundeerde standpunten in de publiciteit gebracht in plaats van klager in het kader van hoor en wederhoor in de gelegenheid te stellen hierop te reageren. Klager is van mening dat betrokkene met de brieven van 19 april 2012 en 2 mei 2012 (hiervoor onder 2.10 en 2.11 opgenomen) de crediteuren heeft misleid, terwijl hij van deze misleiding kennis had, althans had behoren te hebben. Betrokkene heeft de bij de crediteuren levende emoties aangegrepen om zichzelf te verrijken en om hen perspectieven te schetsen die op geen enkele wijze op waarheid berusten, door hen voor te houden mogelijkheden te zien om hun vordering op de gefailleerde vennootschap volledig terug te krijgen.

4.5 Betrokkene heeft niet bestreden dat de hiervoor in de vaststaande feiten weergegeven e-mailberichten en brieven van hem afkomstig zijn. Betrokkene heeft voorts in reactie op al hetgeen hem wordt verweten - kort samengevat en zakelijk weergegeven - gewezen op artikel A-100.1 van de VGC, welk artikel het wezen van het accountantsberoep inhoudt en de reden is waarom hij heeft gehandeld zoals hij heeft gehandeld. Betrokkene verklaart in eerste instantie te zijn opgekomen voor zijn eigen cliënt als één van de crediteuren van B.V.1. Op het moment dat hem bleek dat klager, als curator, hem geen fatsoenlijk antwoord gaf en het eerste faillissementsverslag in zijn ogen onvoorstelbaar onzorgvuldig was, heeft betrokkene overige crediteuren benaderd en aan hen voorgesteld om tegen een geringe vergoeding ook hun belangen te behartigen. Veel crediteuren zijn op dit voorstel ingegaan. Betrokkene is van mening dat klager hoofdzaken in de faillissementen niet (tijdig) heeft onderkend. Betrokkene heeft als accountant moeten vaststellen dat klager van balanslezen weinig kaas heeft gegeten, terwijl een dergelijke vaardigheid een basisvereiste is voor een curator. Klager heeft, aldus betrokkene, zelfs nagelaten om de ingediende vorderingen te controleren aan de hand van de crediteurenlijst die op datum van het faillissement beschikbaar was. Betrokkene stelt om meerdere redenen een verzoek bij de rechtbank te hebben ingediend met het doel de curator te vervangen dan wel betrokkene tot medecurator te benoemen. Betrokkene verklaart bewust de term “onvoorstelbaar onzorgvuldig” gebruikt te hebben en die term in het verzoekschrift tot ontslag van de curator te hebben gemotiveerd. Betrokkene is van mening dat hij naar eer en geweten heeft gehandeld, in het belang van crediteuren die hem gemachtigd hebben. Dat hij zich mogelijk niet altijd heeft bediend van diplomatieke taal is het gevolg geweest van de ronduit hooghartige wijze waarop klager zich van aanvang af heeft opgesteld. Betrokkene merkt hierbij op dat curatoren er kennelijk slecht tegen kunnen dat er een keer met een vingertje naar ze gewezen wordt, echter zij bekleden een publieke functie en dienen te handelen in het belang van de crediteuren.

4.6 Vastgesteld moet worden dat betrokkene de door hem, zowel jegens klager als jegens derden geuite beschuldigingen over de onzorgvuldige en onjuiste wijze waarop klager zijn werk als curator zou verrichten, niet met bewijsstukken heeft gestaafd. Evenmin heeft betrokkene zijn uitlatingen jegens de crediteuren - inhoudende dat het reëel is om te veronderstellen dat zij geen uitkering meer kunnen verwachten uit dit faillissement als zij deze curator zijn werk laten doen, echter dat nog wel mogelijkheden bestaan om de vorderingen volledig terug te krijgen indien de crediteuren hem machtigen namens hen op te treden - met bewijsstukken gestaafd, terwijl betrokkene blijkens zijn verklaringen ter zitting wel beschikt over bewijsstukken maar deze (nog) niet prijs wil geven. Deze verzuimen getuigen van een ernstige mate van onzorgvuldigheid, aangezien van een accountant verlangd kan worden dat hij zijn (publieke) uitlatingen deugdelijk onderbouwt (artikel A-130.1 en artikel C-320.1 en 320.3 sub c VGC). Daarenboven zijn de door betrokkene gekozen bewoordingen in de onder rechtsoverwegingen 2.10, 2.11, 2.12 en 2.16 weergegeven brieven en/of e-mailberichten dermate suggestief en ongefundeerd dat dit zonder meer als schadelijk voor het accountantsberoep moet worden bestempeld. De Accountantskamer ziet overigens in hetgeen klager dienaangaande in zijn toelichting op de klacht - zonder nadere motivering -heeft gesteld geen aanleiding te veronderstellen dat betrokkene de crediteuren bewust onjuist zou hebben voorgelicht. Betrokkene heeft gezien het voorgaande in strijd met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag (artikel A-100.4 sub c. en e. VGC) gehandeld. In zoverre is de klacht gegrond.

4.7 Nu klager in zijn klacht niet ten gronde op de uitlatingen van betrokkene ingaat, maar zich veeleer richt op de handelwijze waarop betrokkene zich met zijn uitlatingen tot klager en derden richt, brengt dat met zich dat de Accountantskamer niet toekomt aan een oordeel over de vraag of betrokkene in strijd met het beginsel van integriteit zou hebben gehandeld doordat hij met zijn beweringen de waarheid geweld zou hebben aangedaan als bedoeld in artikel A-110.1, laatste zinsdeel, van de VGC. In zoverre is de klacht ongegrond.

4.8 Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij het bepalen van de zwaarte van de op te leggen maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van het verzuim van betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. De Accountantskamer heeft hierbij in aanmerking genomen dat geen aanleiding bestaat te veronderstellen dat betrokkene de crediteuren bewust onjuist zou hebben voorgelicht. De Accountantskamer rekent betrokkene evenwel zwaar aan dat hij in zijn (tot op heden) ongefundeerde uitlatingen jegens zowel klager als derden heeft volhard, ook nadat klager daarover een klacht had ingediend. Betrokkene heeft er bovendien geen blijk van gegeven dat hij inziet dat hij zich op ongepaste wijze jegens en over klager heeft uitgelaten. Daarnaast houdt de Accountantskamer tevens rekening met de wijze waarop klager en zijn gemachtigde zich ten opzichte van betrokkene hebben opgesteld en uitgelaten, welke handelwijze zeer zeker niet ten goede heeft bijgedragen aan het thans aan betrokkene verweten gedrag. De Accountantskamer acht - alles in aanmerking nemende - oplegging van de maatregel berisping passend en geboden.

4.9 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer :

·         verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor weergegeven;

·         legt ter zake de maatregel op van berisping;

·         verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;

·         verstaat dat -overeenkomstig het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra- het door klager betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) door betrokkene wordt vergoed.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. E.F. Smeele en H. de Hek (rechterlijke leden) en drs. R.G. Bosman RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. M.H.B. Boksebeld, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2013.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager, betrokkene dan wel de voorzitter van de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021,

2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.