ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0339 Accountantskamer Zwolle 12/933 - 12/934 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0339
Datum uitspraak: 07-01-2013
Datum publicatie: 07-01-2013
Zaaknummer(s): 12/933 - 12/934 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond zonder maatregel
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:     Klachten over slechte communicatie door AA met voormalige clienten over hoogte nota gegrond verklaard. Fundamenteel beginsel van professioneel gedrag brengt mee dat van betrokkkene sub 1 verlangd kon worden dat hij duidelijkheid  moet scheppen over de aard van  zijn relatie met adviesbureau waarvoor hij als zelfstandig adviseur werkzaamheden verrichtte en dat nota stuurde voor zijn werkzaamheden ten behoeve van klagers.Betrokkene moet ook zorgdragen voor gevraagde specificatie van die nota of erop toezien dat adviesbureau die specificatie verzorgt. Gegrondverklaring zonder oplegging  maatregel mede omdat betrokkene al is uitgeschreven. Betrokkene sub 2 heeft aan de belastingdienst gevraagd om afschriften van aan klagers op te leggen aanslagen terwijl hij moest weten dat klagers geen klant van zijn kantoor waren (geweest). Dat levert strijd op met fundamentele beginsel van professioneel  gedrag. Geen maatregel mede doordat hij door nalatigheid betrokkene sub 1 op het verkeerde been is gezet.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

van 7 januari 2013 in de zaken met de nummers 12/933 en 12/934 Wtra AK van

1)      dr. X1

en

2)      drs. X2 ,

beiden wonende te [woonplaats],

K L A G E R S ,

t e g e n

1)      Y1 ,

voorheen accountant-administratieconsulent,

wonende te [woonplaats],

en

2)      U2 ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [woonplaats],

B E T R O K K E N E N .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 22 mei 2012 ingekomen klaagschrift van 20 mei 2012, met bijlagen;

-         de op 4 juni 2012 ingekomen brief van 1 juni 2012 van klagers, met bijlage;

-         het op 21 juni 2012 ingekomen verweerschrift van betrokkene sub 2), met bijlagen;

-         het op 28 juni 2012 ingekomen verweerschrift van betrokkene sub 1), met bijlage;

-         de op 18 september 2012 ingekomen brief van betrokkene sub 1) van 17 september 2012, met bijlage;

-         de op 27 september2012 in beide zaken ingekomen brieven van klagers van 26 september 2012, elk met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 12 oktober 2012, waar beide klagers en betrokkene sub 1 in persoon aanwezig waren en betrokkene sub 2) niet is verschenen.

1.3 Partijen - voor zover aanwezig - hebben op genoemde zitting hun standpunten toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene sub 1) heeft sedert 1985 als lid van de maatschap Accountants en Adviseurs te [plaats] werkzaamheden voor klagers verricht. Na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd heeft betrokkene sub 1) die maatschap verlaten en is hij zelfstandig adviseur geworden.

2.2 Als zelfstandig adviseur verrichtte betrokkene sub 1) - onder meer - werkzaamheden voor A Advies B.V. te [plaats] (A). In die hoedanigheid heeft hij ook de concept-aangiften inkomstenbelasting 2008 en 2009 voor klagers verzorgd. De in dat verband door betrokkene sub 1) gemaakte uren berekende hij door aan A, die op haar beurt deze werkzaamheden aan klagers factureerde.

2.3 Naar aanleiding van de factuur voor het verzorgen van de conceptaangifte IB 2009 (ten bedrage van € 1.410,15), die klagers in augustus 2010 van A ontvingen en betaalden, hebben klagers betrokkene sub 1) verzocht om een specificatie van die factuur. Na gesprekken hierover tussen klagers en betrokkene sub 1), waaronder een gesprek op

31 augustus 2010, heeft  betrokkene sub 1) in november 2010 aangeboden een bedrag van

€ 225,-- in mindering te brengen op de volgende nota. Klagers hebben hierop gereageerd met de mededeling dat om specificatie was gevraagd en dat verrekening later wel aan de orde zou komen. Betrokkene sub 1) heeft hierop toegezegd nog navraag te doen naar de specificatie. Bij uitblijven van een reactie hebben klagers hun aangifte IB 2010 in februari 2011 laten verzorgen door een ander belasting-, bedrijfsadvies- en accountantskantoor, dat daarvoor een bedrag van € 150,-- (inclusief BTW) aan klagers in rekening bracht.

2.4 Eind december 2010 heeft betrokkene sub 1) klagers voorgesteld in de tweede helft van januari 2011 een gesprek met elkaar te hebben en toegezegd te zullen bellen voor een afspraak. Klager sub 1) heeft per brief van 13 april 2011 de directie van A hierover benaderd en per brief van 10 mei 2011 nog eens gerappelleerd.

2.5 Van de Belastingdienst ontvingen klagers elk een mededeling, gedateerd 7 juni 2011, inhoudende - onder meer - :

“De Belastingdienst heeft een verzoek ontvangen om met ingang van heden de verzending van elektronische kopieën van uw (naheffings)aanslagen/beschikkingen Inkomstenbelasting en/of Vermogensbelasting naar een andere belastingconsulent te sturen.

Het verzoek is afkomstig van uw nieuwe consulent:

Y2 B.V.

[straat]

[plaats]”

Klagers hebben zich hierover beklaagd bij de Belastingdienst en bij het in de mededeling genoemde kantoor (hierna: Y2), omdat zij dat kantoor niet kenden en het verzoek naar aanleiding waarvan de mededeling is verzonden buiten hun medeweten was ingediend. De Belastingdienst heeft hierop per brief van 17 juni 2001 aan elk van de klagers gemeld:

“De Belastingdienst heeft met ingang van heden de verzending van elektronische kopieën van uw (naheffings)aanslagen/beschikkingen Inkomstenbelasting en/of Vermogensbelasting aan uw belastingconsulent beëindigd.

Sinds 02 september 2009 werden, met uw toestemming, kopieën verzonden aan:

Y2 B.V.

[straat]

[plaats]”

2.6 Per brief van 17 juni 2011 aan A (met kopie aan - onder anderen - betrokkene sub 1) schreven klagers onder meer:  

“Onder voorbehoud van alle rechten en weren deel ik U mede dat wij heden bericht van de belastingdienst ontvingen dat elektronische kopieën van onze aanslagen etc. naar U zal zenden, omdat U onze nieuwe belastingadviseur zou zijn, hetgeen U zelf aan de fiscus heeft medegedeeld.

Wij vernamen van U dat de heer Y1 van A U onze namen heeft doorgegeven. Daar wisten wij niets van en de heer Y1 van A heeft dan ook een onrechtmatige daad begaan. Diens onrechtmatig handelen past geheel in het beeld dat wij van A hebben: door en door onbetrouwbaar. Het zou me niets verbazen als het over de kop is gegaan.

Echter het door U zonder ons medeweten (we kénnen Uw kantoor niet eens), aan de belastingdienst doorgeven dat wij Uw cliënten zijn, waarop U inzage krijgt in onze privé gegevens, is evenzeer een onrechtmatige daad. De gevolgen daarvan zijn voor U. Wij overwegen aangifte te doen.

Om te beginnen verzoeken wij U - mede op advies van de belastingdienst -

• alle gegevens die U van ons hebt onmiddellijk te vernietigen

• de belastingdienst te informeren dat U ten onrechte heeft aangegeven dat wij Uw clienten zouden zijn / wij ontvangen graag een (elektronische of gewone) kopie van die brief.”

En per brief van 18 juni 2011 aan zowel Y2 als betrokkene sub 1) schreven klagers:

“In aansluiting op onze brief van gisteren 17 juni, delen wij U mede dezelfde dag nog juridisch advies te hebben ingewonnen.

Ons is aangeraden in eerste instantie een klacht in te dienen bij de beroeps-vereniging(en) waarvan U of uw kantoor (ook A) lid zijn.

Wij verzoeken U derhalve ons mede te delen van welke beroepsvereniging(en) U en/of uw kantoor lid zijn, dan wel zijn geweest.

Voor de heer Y1 persoonlijk zal behoudens wat onder "betreft" ook over zijn gedrag ten aanzien van de declaraties over de aangiftes welke door hem bij A werden vervaardigd worden geklaagd. Indien A nog bestaat verzoek ik hem het huidige adres op te geven.

Uw antwoorden zien we graag uiterlijk 31 juli tegemoet, bij gebreke waarvan we onze klachten bij elke ons bekende beroepsvereniging zullen indienen.”

  2.7 Op 27 juni 2011 ontvingen klagers een e-mail met als inhoud:

“Onderwerp: Excuus briefje A Advies B.V.

Geachte heer X1,

Hierbij refereer ik aan ons gesprek van hedenmorgen inzake uw problemen met A Advies B.V. Langs deze weg bied ik u namens A excuses aan voor de wijze waarop u bent behandeld. Dit had anders moeten lopen en we hadden eerder adequaat op uw klacht moeten reageren.

Ik heb u thans uitgelegd dat vanaf 1 september vorig jaar de activiteiten zijn gestaakt. Enkele personeelsleden en het klantenbestand zijn per 1-9-2010 overgenomen door Y2. Dat is ook de reden dat u door Y2 als "dient" werd gezien en aan de Fiscus werd opgegeven. Terecht stelt u daar vooraf niet van op de hoogte te zijn gebracht en dat is niet netjes geweest. Inmiddels heeft u dit zelf gecorrigeerd en bent u bij een ander kantoor, zulks naar volle tevredenheid.

Vanuit A konden we daar verder niets meer mee, er was geen personeel meer en geen geld. De onderneming heeft fors verlies geleden en verdere voortzetting bleek niet meer mogelijk.

De heer Y1 is vanaf 1 september ook niet meer actief geweest voor A Advies B.V. Wel heeft de heer Y1 nog enkele maanden voor Y2 wat werkzaamheden verricht. Per 1 januari van dit jaar is de heer Y1 ook met de samenwerking met Y2 gestopt.

Dit alles is de reden dat uw brieven niet zijn aangekomen, resp. er helaas niet op is gereageerd.

Ik hoop u met deze brief in elk geval de feitelijke situatie te hebben aangegeven, zoals door u gevraagd. Verder hoop ik dat u met uw nieuwe accountant in de toekomst nog een plezierige samenwerking zult hebben.

Hoogachtend,

Namens A Advies B.V.

B (Dir.)”

2.8 Per brief van 7 augustus 2011 schreven klagers aan zowel Y2 als aan betrokkene sub 1):

“Tot op heden ontvingen wij geen antwoord op onze brief van 18 juni 2011, waarvan een kopie is ingesloten.

Wij verzoeken U dit per ommegaande alsnog te doen.

Indien wij maandag 15 augustus a.s. geen antwoord hebben gekregen, sturen wij de klacht naar alle ons bekende beroepsvereningingen”

En per brief van 10 maart 2012 schreven klagers aan zowel Y2 als aan betrokkene sub 1) onder meer:

“Eindelijk heeft de Belastingdienst gereageerd op de klacht die wij er tegen indienden voor het op verzoek van Y2 b.v. aan deze bv. toezenden van elektronische kopieën van fiscale stukken onzer, zonder dat wij daar weet van hadden, laat staan daar toestemming voor hadden gegeven. We hadden van Y2 überhaupt nooit gehoord toen de belastingdienst ons dit meldde.

Dat brengt een klacht bij Uw beroepsvereniging dichter bij.

Alvorens dat te doen lijkt het ons voor de hand te liggen dat wij u beiden eerst in de gelegenheid stellen het mede daardoor onstane conflict tussen U en ons op te lossen.

Wij nodigen U daarom uit dit bij ons thuis te komen doen, bij voorkeur beiden gezamenlijk. Wat betreft de heer Y1 is er overigens meer aan de hand.

Uw bericht zien wij graag voor 1 april a.s. tegemoet, bij gebreke waarvan wij de klacht uitwerken en toezenden aan Uw beroepsvereniging.”

(….)”

2.9 Op laatstvermelde brief reageerde betrokkene sub 2) met een e-mail van 14 maart 2012 met als onderwerp “verzending van electronische kopieen door belastingdienst”, inhoudende:

“Beste Mevrouw en Mijnheer X1,

Sedert uw eerste bericht hebben wij u gemaild en heeft, vlgs opgave, de heer Y1een gesprek met U gevoerd.

Een niet definitieve voorlopige afspraak bij u thuis is niet gewenst.

Naar aanleiding van uw brief van 10 maart j.l nodigen wij u gaarne uit voor een gesprek op ons kantoor.

Beleefd verzoeken wij u ons te berichten wanneer u dit schikt.

Mvg. Y2”

2.10 Betrokkene sub 1) reageerde op laatstvermelde brief van klagers met een brief van 29 maart 2012, inhoudende:

“Geachte heer en mevrouw X1,

Naar aanleiding van uw schrijven van 10 maart 2012 aan Y2 Accountants Administratieconsulenten B.V. en ondergetekende bericht ik u als volgt:

Zoals u bekend verricht ondergetekende sedert de overname door Y2 van de werkzaamheden van A Advies B.V.geen werkzaamheden meer voor A Advies B. V. en is de samenwerking met Y2 sedert januari 2011 gestopt. Om deze reden is het mij dus niet bekend welke werkzaamheden door Y2 t.b.v. de voormalige klanten van A Advies B.V.zijn verricht.

In juni 2010 heeft telefonisch overleg plaats gevonden tussen u en de heer B, directeur en aandeelhouder van A Advies.B.V. In dit gesprek is door hem de situatie m.b.t. de overname van de activiteiten van A Advies B.V. door Y2 Accountants aan u uitgelegd en op uw verzoek schriftelijk bevestigd.

(zie e-mail d.d. 27 juni 2011) Hierbij zijn tevens excuses aangeboden voor de gang van zaken, waar u ook mee instemde en waarmee de zaak naar tevredenheid was opgelost.

Het spijt mij u in deze niet verder van dienst te kunnen zijn, daar mij dienaangaande de mogelijkheden helaas ontbreken.

Er van uitgaande dat e.e.a. door Y2 op gepaste wijze zal worden opgelost verblijf ik inmiddels.

Met vriendelijke groeten,

Y1,

[straat],

[plaats]”

2.11 Betrokkene sub 1) heeft zich per 1 juli 2012 doen doorhalen in het accountantsregister als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratie-consulenten (Wet AA).

3. De klacht

3.1 De klacht gericht tegen betrokkene sub 1) houdt als verwijten in dat hij:

-         buitengewoon slecht met klagers als cliënten heeft gecommuniceerd;

-         wetend dat de nota's van A absurd hoog waren, niets aantoonbaars heeft gedaan in het belang van klagers, maar hen inmiddels wel aan het lijntje heeft gehouden;

-         noch op 31 augustus 2010 noch later ooit heeft medegedeeld dat er een faillissementsaanvraag inzake A was;

-         terwijl hij wist dat klagers al connecties hadden met een ander kantoor en daar waarschijnlijk naar zouden overstappen, zonder medeweten van klagers, laat staan hun toestemming, toch de financiële gegevens van klagers (dan wel de mogelijkheid die bij de Belastingdienst op te vragen) doorgaf aan Y2 en klagers daar als cliënt aanmeldde en zodoende bewerkstelligde dat Y2 genoemde gegevens al kreeg sinds 2 september 2009, zijnde een jaar voor het faillissement van A;

-         nooit heeft gereageerd op uitnodigingen van klagers tot een gesprek met hem en Y2;

-         nooit heeft gereageerd op de herhaalde vraag van klagers bij welke beroepsvereniging zij een klacht tegen hem konden neerleggen en

-         in het algemeen zeer vertragend werkt, óók in deze procedure, door niet of pas na ruim een jaar te antwoorden

3.2 De klacht gericht tegen betrokkene sub 2) houdt als verwijten in dat hij:

-         al in 2009 op zijn verzoek de financiële gegevens van klagers van de Belastingdienst kreeg, terwijl hij kon en dus moest weten dat klagers geen cliënt van hem waren en dat ook nooit waren geweest en desondanks toch in 2011 nog bij de Belastingdienst om de financiële gegevens van klagers vroeg;

-         niet is ingegaan op de laatste uitnodiging van klagers om een gespreksdatum vast te stellen;

-         nooit heeft gereageerd op de herhaalde vraag van klagers bij welke beroeps-vereniging zij een klacht tegen hem konden indienen;

-         afhandeling heeft gedwarsboomd door niet te antwoorden op brieven van klagers.

3.3 Klagers zijn van mening dat betrokkenen met het hun verweten handelen en/of nalaten het accountantsberoep in diskrediet hebben gebracht.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 51 Wet AA is de Accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen van betrokkenen waarop de klacht betrekking heeft, vond plaats ná 17 januari 2007 en moet daarom worden getoetst aan de sinds die datum geldende Verordening gedragscode (AA’s) (hierna: VGC) en wel in het bijzonder aan de delen A (de gedragscode voor iedere accountant-administratieconsulent) en B1 (de gedragscode voor de openbaar accountant) van die VGC.

4.3 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klagers is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountants tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld.

4.4 De hiervoor onder 3.1 opgesomde onderdelen van de klacht tegen betrokkene sub 1) zijn alle van een gelijksoortige strekking en lenen zich daarom voor gezamenlijke bespreking.

4.4.1 Betrokkene sub 1) heeft als verweer tegen hetgeen hem door klagers wordt verweten ‑ samengevat en zakelijk weergegeven - aangevoerd:

Betrokkene ontkent dat hij buitengewoon slecht zou hebben gecommuniceerd. Integendeel zelfs, hij heeft diverse malen getracht tot een gesprek te komen en daarin te pogen de ontstane misverstanden uit de wereld te helpen. Hij had echter geen enkele zeggenschap bij A en/of Y2 en voor de communicatie was betrokkene dan ook volledig afhankelijk van de medewerking van A en/of Y2. Die medewerking verliep enigszins moeizaam, maar dat kan betrokkene niet worden verweten. Ook kan hem niet worden verweten dat de nota's kennelijk te hoog waren. Pas later is betrokkene gebleken dat het aantal doorberekende uren wel correct was, maar dat een te hoog uurtarief werd toegepast. Het heeft lang geduurd voor betrokkene duidelijkheid verkreeg over wat bij de facturering was misgegaan. Hij kon daar slechts naar vragen, omdat hij geen bevoegdheid had zelf in de systemen te kijken.

Als klant van A zijn klagers geruisloos overgaan naar Y2. Zowel A als Y2 heeft daar mededelingen over gedaan aan de klanten. Waarom deze berichten klagers niet hebben bereikt is betrokkene onduidelijk. Hij had ook daar geen invloed op, omdat hij alleen maar af en toe werd ingehuurd door A en Y2.

Betrokkene heeft wel degelijk gereageerd op verzoek van klagers om een gesprek aan te gaan. Betrokkene kan zich niet herinneren dat klager sub 1) zou hebben gevraagd waar hij een klacht zou moeten indienen, maar dit is probleemloos te vinden op internet.

Dat er vertragend is gereageerd ligt niet aan betrokkene, omdat hij volkomen afhankelijk was van derden, in dit geval van A en/of Y2. Er was slechts sprake van een losse samenwerking tussen betrokkene en A en later kortstondig met Y2. Dat er met de beste bedoelingen met de Belastingdienst is gecommuniceerd, is niet verwijtbaar aan betrokkene.

Betrokkene is dan ook van mening dat de onderhavige klacht ongegrond is en slechts is veroorzaakt door onwetendheid en miscommunicatie. Zo was bij klagers onbekend dat betrokkene sub 1) niet in dienst was bij A en/of Y2. Ook was het bij hen onbekend dat A niet failliet was, maar dat haar activiteiten aan Y2 waren overgedragen. Dat er niet of te laat op brieven van klagers werd gereageerd, had te maken met het feit dat A inmiddels was verhuisd. Omdat klagers daar geen kennis van hadden (genomen) werden de door hen verstuurde brieven niet of veel later pas ontvangen. Dat het verhuis- of overnamebericht niet door de familie is ontvangen kan betrokkene evenmin worden verweten.

4.4.2 Ingevolge het fundamentele beginsel ‘professioneel gedrag’ als bedoeld in artikel A-100.4 onder e. van de VGC - welk artikel nader wordt uitgewerkt in onder meer artikel A-150.1 van de VGC - houdt de accountant-administratieconsulent zich aan de voor hem relevante wet- en regelgeving en onthoudt hij zich van handelen dat het accountantsberoep in diskrediet brengt, zoals handelingen die door een redelijke en goed geïnformeerde derde die over alle relevante informatie beschikt zullen worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep.

4.4.3 Aannemelijk is geworden dat betrokkene sub 1) over de aard van zijn relatie met A en die met Y2 bij klagers onduidelijkheid heeft laten bestaan, hetgeen er mede oorzaak van is geweest dat de communicatie tussen hem en klagers uiterst moeizaam is verlopen. Voorts is komen vast te staan dat niet is voldaan aan het verzoek van klagers om specificatie van de factuur voor het verzorgen van de conceptaangifte IB 2009, die klagers in juli 2010 van A ontvingen. Het had echter wel op de weg van betrokkene sub 1) gelegen te zorgen dat klagers de verlangde specificatie ontvingen door of zelf aan het verzoek daartoe te voldoen, dan wel erop toe te zien dat A aan het verzoek voldeed. Betrokkene sub 1) was immers de accountant van klagers en als zodanig ook verantwoordelijk voor de met klagers te onderhouden communicatie over zijn werkzaamheden. Om diezelfde reden is betrokkene sub 1) er verantwoordelijk voor dat klagers als klanten van A “geruisloos” naar Y2 zijn overgegaan. Dat A en Y2 dit beiden hebben gemeld, zoals betrokkene sub 1) stelt en klagers ontkennen, laat de eigen verantwoordelijkheid van betrokkene sub 1) waar het die overgang betreft onverlet. De Accountantskamer laat dan nog daar in het “excuusbriefje” van A dat klagers op 27 juni 2011 per e-mail ontvingen, staat vermeld dat niet vooraf aan klagers is bekendgemaakt dat A haar activiteiten per 1 september 2010 had gestaakt en dat enkele personeelsleden en het klantenbestand per die datum waren overgenomen door Y2. In het vorenstaande ligt besloten dat betrokkene sub 1) mede verantwoordelijk is voor het feit dat de Belastingdienst door Y2 werd benaderd met een verzoek om de financiële stukken, waarop de klacht ziet, voortaan aan haar te sturen. Van betrokkene sub 1) had ook verlangd kunnen worden dat hij de vraag van klagers bij welke instantie(s) over hem geklaagd kon worden, had beantwoord. 

Het hiervoor vermelde handelen - en vooral ook nalaten - van betrokkene acht de Accountantskamer strijdig met het onder 4.4.2 omschreven fundamentele beginsel ‘professioneel gedrag’. Deze schending klemt te meer nu betrokkene ter zitting heeft verklaard dat hij niet over een schriftelijke vastlegging beschikt van een mededeling zijnerzijds aan klagers dat hij voortaan voor A ging werken en ook, dat het beter zou zijn geweest als hij klagers eerder schriftelijk op de hoogte had gesteld van het feit dat hij niet meer voor Y2 werkte. De klacht tegen betrokkene sub 1) moet dan ook in zoverre gegrond worden verklaard.

4.5 De hiervoor onder 3.2 opgesomde onderdelen van de klacht tegen betrokkene sub 2) lenen zich eveneens voor gezamenlijke bespreking.

4.5.1 Betrokkene sub 2) heeft als verweer tegen hetgeen hem door klagers wordt verweten ‑ samengevat en zakelijk weergegeven - aangevoerd:

In het klaagschrift stellen klagers zelf nimmer klant van betrokkene te zijn geweest en betrokkene heeft nimmer werkzaamheden voor klagers verricht. Een klacht indienen bij de klachtencommissie van de accountantskantoren staat slechts open voor cliënten. De klacht is naar onze mening niet ontvankelijk.

Mocht de klacht wel ontvankelijk zijn, dan antwoordt betrokkene het volgende.

De Belastingdienst verzendt elektronische kopieën van belastingaanslagen na toestemming van de belastingplichtige en de Belastingdienst stelt, blijkens hun brieven aan klagers in juni 2011, dat klagers toestemming hebben gegeven. Voorts wijzigt de Belastingdienst bij wijziging machtiging belastingconsulent niet de periode van toezending, maar slechts de naam van de belastingconsulent. De stelling dat de machtiging al bestond in 2009 is wellicht juist, maar dat gold niet voor de belastingconsulent Y2. In 2009 was de naam van klagers niet bekend bij betrokkene, maar pas bij overname in 2010. In het klantenbestand, opgesteld door de heer Y1 (betrokkene sub 1, begrijpt de Accountantskamer), staat de naam van klagers vermeld.

Voorts stellen klagers dat betrokkene geen gespreksdatum wilde vaststellen. Betrokkene heeft per e-mail van 14 maart 2012 medegedeeld het gesprek graag op kantoor te houden op enig tijdstip dat klagers schikte. Ieder volgend verzoek om afspraak vast te stellen, zou tot hetzelfde antwoord leiden, te weten: graag op kantoor op enig tijdstip dat klagers schikt. Overigens wil betrokkene dit gesprek nog steeds.

Als laatste wordt betrokkene verweten de afhandeling te dwarsbomen. Betrokkene wil de kwestie graag afhandelen, maar welke kwestie? Op 7 juni 2011 heeft betrokkene het verzoek aan de Belastingdienst verzonden om elektronische kopieën van klager naar Betrokkene te zenden. Op 17 juni 2011 heeft de Belastingdienst de verzending van de elektronische kopieën naar betrokkene beëindigd. In de tussenliggende periode van 10 dagen heeft betrokkene geen elektronische kopieën ontvangen. Betrokkene meent geen klachtwaardige daad te hebben verricht. Een dergelijk verzoek tot toezending van elektronische kopieën is gebruikelijk bij overname van een klantenbestand.

4.5.2 Ten aanzien van het hiervoor onder 4.5.1 weergegeven door betrokkene sub 2) gevoerde niet-ontvankelijkheidsverweer overweegt de Accountantskamer dat betrokkene sub 2) met zijn stelling dat een klacht tegen een accountant slechts door diens cliënt bij de Accountantskamer kan worden ingediend, het bepaalde in artikel 22, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) miskent. Dat is reden om dit verweer te verwerpen.

4.5.3 Inhoudelijk slaagt het verweer van betrokkene sub 2) tegen hetgeen hem in de klacht wordt verweten slechts gedeeltelijk. Weliswaar is niet aannemelijk geworden dat betrokkene sub 2) al in 2009 op zijn verzoek de financiële stukken van klagers waarop de klacht ziet, van de Belastingdienst kreeg, maar wel aannemelijk is dat hij wist dat klagers geen cliënt van hem waren en dat ook nooit waren geweest en dat hij desondanks in 2011 nog bij de Belastingdienst om deze financiële stukken van klagers vroeg. Voorts is betrokkene sub 2) naar het oordeel van de Accountantskamer niet behoorlijk ingegaan op de laatste uitnodiging van klagers om een gespreksdatum vast te stellen en heeft hij nooit gereageerd op de herhaalde vraag van klagers bij welke beroepsvereniging zij een klacht tegen hem konden indienen. Dit handelen en nalaten van betrokkene acht de Accountantskamer strijdig met het hiervoor onder 4.4.2 vermelde en omschreven fundamentele beginsel van ‘professioneel gedrag’. De klacht tegen betrokkene sub 2) moet daarom in zoverre eveneens gegrond worden verklaard. Dat betrokkene sub 2) afhandeling heeft gedwarsboomd door niet te antwoorden op brieven van klagers, mist in het licht van de andere klachtonderdelen zelfstandige betekenis en kan daarom verder onbesproken worden gelaten.

4.6 De geconstateerde schendingen door beide betrokkenen van het fundamentele beginsel ‘professioneel gedrag’ als bedoeld in artikel A-100.4 onder e. van de VGC moeten betrokkenen wel worden aangerekend, maar niet zodanig dat hen ter zake een maatregel moet worden opgelegd.  De Accountantskamer houdt hierbij in het geval van betrokkene sub 1) ook rekening met het gegeven dat hij zich per 1 juli 2012 heeft doen doorhalen in het accountantsregister als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wet AA en in het geval van betrokkene sub 2), dat hij mede door de nalatigheid van betrokkene sub 1) “op het verkeerde been is gezet”. Op grond van het voorgaande kan worden volstaan met een gegrondverklaring zonder oplegging van een maatregel.

4.7 Gelet op het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

·        verklaart de klachten tegen beide betrokkenen gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·        legt ter zake aan betrokkenen geen maatregel op;

·        verklaart de klachten voor het overige ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mr. E.F. Smeele en mr. A.D.R.M. Boumans (rechterlijke leden) en drs. E.J.F.A. de Haas RA en P. van de Streek AA (accountantsleden) in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2013.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                                 voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:                                      

Ingevolge de artikelen 43 Wtra en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 kunnen klagers en/of betrokkenen, dan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een ondertekend beroepschrift, dat de gronden van het beroep dient te bevatten, bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s-Gravenhage.