ECLI:NL:TACAKN:2013:77 Accountantskamer Zwolle 13/1302 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2013:77
Datum uitspraak: 20-12-2013
Datum publicatie: 20-12-2013
Zaaknummer(s): 13/1302 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met waarschuwing
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Betrokkene staat twee groepen van vennootschappen bij die intensief samenwerken en onderling financieel verweven zijn, waarbij zich een en ander voorts afspeelt in een familieverhouding. Op verzoek van de bank wordt onderzocht op welke wijze de rekening-courant-verhoudingen tussen Nederlandse en de buitenlandse kunnen worden opgeschoond, in welk kader betrokkene een overzicht en uitwerking verstrekt. Daarna worden de rekening-courant-verhoudingen tussen de Nederlandse vennootschappen opgeschoond, waarbij geen rekening wordt gehouden met de rekening-courant-verhoudingen met en tussen de buitenlandse vennootschappen. Klacht over het niet betrekken van die laatste rekening-courant-verhoudingen is wegens overschrijding van de 3-jaarstermijn uit artikel 22 Wtra niet-ontvankelijk. Klacht over te eenzijdige behartiging van belangen en zich te veel laten leiden door de belangen van de ene groep vennootschappen gegrond. Van betrokkene had mogen worden verwacht, dat hij gezien de evidente risico’s verbonden aan het deels opschonen en de voor klaagsters op het spel staande belangen, klaagster had gewezen dat en welke risico’s (mogelijk) waren verbonden aan het slechts deel opschonen van de rekening-courant-verhoudingen. Voorts heeft betrokkene door het door zowel klaagsters als de andere groep van vennootschappen gestarte voorlopig getuigenverhoor alleen voor te bespreken met de andere groep van vennootschappen en niet ook met klaagsters en haar daarvan onkundig te houden onvoldoende de van hem te vergen distantie betracht. Betrokkene heeft door een en ander de fundamentele beginselen van objectiviteit en van deskundigheid en zorgvuldigheid niet nageleefd. De overige klachtonderdelen, onder meer betreffende het onder ede niet vertellen van de waarheid, zijn ongegrond bevonden. Volgt maatregel van waarschuwing.  

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 13/1302 Wtra AK van 20 december 2013 van

1.             mw. X,

en

2.             de besloten vennootschap X1 B.V.,

en

3.             de besloten vennootschap X2 B.V.,

vertegenwoordigd door mw. X,

wonende dan wel gevestigd te [plaats],

K L A A G S T E R S ,

raadsman: mr. G. Gort,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. J.F. Garvelink.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-       het op 13 juni 2013 ingekomen klaagschrift van 12 juni 2013 met bijlagen;

-       het op 7 oktober 2013 ingekomen verweerschrift van 4 oktober 2013 met bijlagen;

-       de op 31 oktober 2013 van klaagsters ontvangen vier nadere producties.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 11 november 2013 waar zijn verschenen: namens klaagsters mw. X, bijgestaan door mr. G. Gort, advocaat te Leiden, en betrokkene, bijgestaan door mr. J.F. Garvelink en mw. mr. W. van den Berg, beiden advocaat te Amsterdam.

1.3 Klaagsters en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (beiden aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht, alsmede doen antwoorden en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is openbaar accountant en als zodanig verbonden aan Accountants1 te [plaats].

2.2 Klaagster sub 1. houdt zich vanaf 1999 via klaagster sub 2. en 3. en de vennootschap ‘X2 Ltd.1’ (hierna: X2 Ltd.1) bezig met het telen en verhandelen van rozen en het verkopen van licenties voor het aanplanten van de rassen van ‘Rosen Tantau’. Deze vennootschappen worden ook wel aangeduid als de ‘X2 Groep’. Klaagster sub 1. verblijft meestentijds in [land].

2.3 Klaagster sub 1. is de dochter van A, die samen met B (hierna: B) de oprichter is van de zogenaamde ‘X Groep’, een groep van vennootschappen in [land] en in [land] die zich eveneens bezighoudt met het in [land] telen en het in Nederland verhandelen van rozen. Het merendeel van de rozen wordt door de X Groep in [land] geteeld via de vennootschap ‘Flowers Ltd.’ (hierna: Flowers Ltd). De X Groep wordt thans geleid door B en een zus van klaagster sub 1., C, die daar thans tevens grootaandeelhouder is.

2.4 De Nederlandse en [land] vennootschappen van de X Groep en die van de X2 Groep werkten vanaf 1999 nauw samen, zowel bij het financieren van kosten, exploiteren van de licentie van ‘Rosen Tantau’ als de handel in rozen, zowel extern als onderling. Als gevolg hiervan zijn een groot aantal rekeningen-courant verhoudingen ontstaan tussen de verschillende vennootschappen.

2.5 In 1999/2000 heeft de X Groep in [plaats] een nieuw bedrijfspand, inclusief woning, laten bouwen. Het woonhuis is zonder ondergrond aan klaagster sub 1. verkocht en geleverd. Voor het overige is het complex eigendom van één van de vennootschappen van de X Groep. Het complex is deels in gebruik bij klaagster sub 3. en deels bij de X Groep. Het was de bedoeling dat op enig moment het eigendom van het gehele complex inclusief ondergrond bij klaagster sub 1. dan wel bij één van haar vennootschappen zou komen te liggen.

2.6 Betrokkene is omstreeks 2002 werkzaamheden gaan verrichten voor de vennoot-schappen van de X Groep. Hij is onder meer aangaande boekjaren 2005 tot en met 2008 opgetreden als samenstellend accountant en is na afronden van de jaarrekening 2008 blijven optreden als adviseur van de X Groep. D, belastingadviseur bij Accountants1 (hierna: D), adviseerde de X Groep op fiscaal terrein en deed ook de aangifte Vpb, bijgestaan door zijn medewerker E (hierna: E).

2.7 D en E hebben in februari 2004 in opdracht van de X Groep in een ‘memo inzake geldstroom [land]’ de verhoudingen neergelegd tussen diverse Nederlandse en [land] vennootschappen. Het memo houdt tevens in de (mogelijke) verrekening van vorderingen en aflossingen.

2.8 Betrokkene is vanaf april 2004 tot en met eind januari 2013 opgetreden als de samenstellend accountant van de X2 Groep. Hij heeft ook adviezen verstrekt aan - in ieder geval - klaagster sub 1.

2.9 De X Groep heeft, vanwege een daartoe gestelde eis van haar financier in maart 2008, betrokkene gevraagd een overzicht te maken met een verrekening van diverse rekeningen-courant. Klaagster sub 1. heeft vervolgens betrokkene gevraagd uit te werken hoe de verkoop van het resterend deel van het complex te [plaats] aan haar of aan een van haar vennootschappen zou kunnen plaatsvinden. Betrokkene heeft per e-mailbericht van 30 september 2008 aan A, C, B en klaagster sub 1. zowel het gevraagde overzicht als de gevraagde uitwerking gezonden. In het overzicht is weergegeven dat tussen de Nederlandse vennootschappen van de X Groep (aangeduid als ‘[plaats]) en de Nederlandse vennootschappen van de X2 Groep (aangeduid als ‘[plaats]) alleen nog de vennootschap Rozenkwekerijen B.V.1 en klaagster sub 3. onderling een rekening-courant hebben. De uitwerking bevatte tevens een manier waarop een deel van de koopsom voor dat resterende deel van het complex te [plaats] door de X2 Groep gefinancierd zou kunnen worden, te weten door middel van verrekening van het bedrag van € 4.025.000 dat Flower Ltd. aan X2 [land] in rekening-courant verschuldigd was.

2.10 Betrokkene heeft na 30 september 2008 een verrekening conform voormeld overzicht laten doorvoeren in de administraties van de verschillende vennootschappen via het door Accountants1 gebruikte online-boekhoudprogramma en verwerkt in de jaarrekeningen 2008. In dit online-boekhoudprogramma hielden de Nederlandse vennootschappen van zowel de X Groep als de X2 Groep hun administratie bij. De administratie van de [land] vennootschappen, zowel van de X Groep als de 2 Groep, werd verzorgd in [land].

2.11 Na 30 september 2008 is het resterend deel van het complex te [plaats] niet aan klaagster sub 1. of een van haar vennootschappen verkocht en geleverd.

2.12 Begin 2011 is een geschil ontstaan tussen de X Groep en de X2 Groep, over onder meer de onderlinge financiële afrekening, de verkoop en levering van het resterende deel van het complex te [plaats] en het karakter van de door de X2 Groep vanaf 2000 voor (gebruik van) dat complex gedane betalingen aan de X Groep. Beide partijen hebben in dat kader in mei 2011 een berekening gemaakt van hoe de afrekening eruit zou moeten zien. Betrokkene heeft daarop op verzoek van klaagster sub 1. een update opgesteld van de rekening-courant verhoudingen van de Nederlandse vennootschappen per 31 december 2010 en deze op 18 mei 2011 aan partijen gezonden. Partijen hebben daarop op 15 juli 2011 betrokkene de opdracht gegeven een verschillenanalyse op te stellen, althans partijen te begeleiden bij het opstellen daarvan. Op 1 december 2011 heeft betrokkene een eerste concept verschillenanalyse aan partijen gezonden. Deze opdracht is, nadat de onderhandelingen tussen partijen vanwege een incident tussen A en klaagster sub 1. in december 2011 waren gestaakt, op 24 mei 2012 door betrokkene teruggegeven. In de daarover verzonden brief van 24 mei 2012 staat onder meer vermeld: ‘Voorts is de bemiddelende rol van [naam van betrokkene] momenteel feitelijk beëindigd, aangezien er volgens tenminste één der partijen geen sprake meer is van een bemiddelende rol.’

2.13 De X2 Groep heeft op 28 juni 2012 de opdracht aan Accountants1 opgezegd. In nader overleg zijn de werkzaamheden van samenstelling van de jaarrekening 2010 en de aangifte Vpb 2010 nog afgerond. De samenstellingsverklaring bij de jaarrekening 2010 is door betrokkene op 31 januari 2013 afgegeven.

2.14 De X2 Groep en - daarna - de X Groep hebben bij de rechtbank Amsterdam een voorlopig getuigenverhoor verzocht, welke verzoeken zijn ingewilligd. Zowel D als betrokkene zijn op 14 mei 2013 op verzoek van de X2 Groep als de X Groep als getuige gehoord. Betrokkene en D hebben op verzoek van de X Groep op 11 februari 2013 en 10 mei 2013 het verhoor voorbesproken met onder anderen A.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klaagsters ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagsters gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a.         betrokkene heeft het voorlopig getuigenverhoor alleen voorbesproken met de X Groep, wat in strijd is met de fundamentele beginselen van integriteit, objectiviteit, zorgvuldigheid en professioneel gedrag;

b.         betrokkene heeft ten onrechte in het opschonen van de rekening-courant verhoudingen alleen de Nederlandse vennootschappen betrokken en niet ook de rekening-courant verhouding tussen X2 B.V. en Flower Ltd;

c.         betrokkene heeft tijdens zijn verhoor op 14 mei 2013 niet de waarheid gesproken over het niet voorbereiden van de bespreking van 28 april 2011 en het vooraf niet weten waarover deze bespreking zou gaan;

d.         betrokkene heeft tijdens zijn verhoor op 14 mei 2013 niet de waarheid gesproken over het niet doen van een boekenonderzoek in 2004 tijdens zijn bezoek aan X2 [land];

e.         betrokkene heeft nagelaten er op te wijzen dat de huur voor het onroerend goed aan de [straat] te [plaats] meer dan het dubbele bedroeg dan de marktprijs;

f.          betrokkene heeft ten onrechte in de jaarrekeningen 2008 en 2009 van X2 B.V. een managementvergoeding verwerkt voor één van de vennootschappen van de X Groep, terwijl na ontdekking van deze fout zulks pas in 2012 is gecorrigeerd in de jaarrekening 2011;

g.         betrokkene heeft de belangen van de X2 Groep onvoldoende behartigd en zich te veel laten leiden door de belangen van de X Groep.

3.2 Ter zitting hebben klaagsters een nadere klacht geuit, betrekking hebbende op het ten onrechte ‘zoet houden’, sussen en geruststellen van klaagsters aangaande het (verder) uitvoeren van afspraken met de X Groep omtrent het (verder) opschonen van de rekening-courant verhoudingen met de [land] vennootschappen en het overdragen van het onroerend goed te [plaats].

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1 Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud; hierna: Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab)is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Betrokkene heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de onder 3.2 vermelde aanvulling tardief is ingediend waardoor hij zich tegen die zijns inziens onjuiste klacht, die al veel eerder bekend was, niet behoorlijk kan verweren. Om deze reden verzoekt betrokkene om deze nadere klacht buiten beschouwing te laten.

4.2.1 De Accountantskamer acht de in rechtsoverweging 3.2 vermelde aanvulling op klacht, genoemd tijdens de mondelinge behandeling, in een zodanig laat stadium naar voren gebracht dat betrokkene geen - laat staan voldoende - gelegenheid heeft gehad om zijn verweer tegen deze klacht voor te bereiden en zijn verdediging daarop in te richten. Daarvan uitgaande en in aanmerking nemende dat niet valt in te zien waarom klaagsters  hun klacht dienaangaande niet eerder hadden kunnen aanvullen en uitbreiden, staat de goede procesorde in de weg aan bespreking van deze aanvulling. Dit betekent dat dit deel van de klacht buiten behandeling dient te blijven en niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

4.3 Betrokkene heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de onderdelen b., e. en f. van de klacht niet-ontvankelijk moeten worden verklaard nu de daarin verweten gedragingen zich meer dan zes jaar voor indiening van die onderdelen hebben voorgedaan, althans deze onderdelen niet zijn ingediend binnen drie jaar nadat klagers het verweten handelen of nalaten hebben geconstateerd.

4.3.1 Ingevolge artikel 22 lid 1 Wtra neemt de Accountantskamer een klacht niet in behandeling indien tussen het moment van het verweten handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar is verstreken. Ook kan geen klacht meer worden ingediend indien op het moment van indienen van de klacht drie jaren zijn verstreken nadat het verweten handelen of nalaten is geconstateerd. Hierbij heeft te gelden het moment waarop bij een klager objectief gezien, gelet op de voor hem/haar beschikbare informatie, reeds zoveel duidelijkheid kon bestaan omtrent het verweten handelen of nalaten van de betrokkene op het aan de orde zijnde punt, dat die klager geacht moet worden van het handelen of nalaten van de betrokkene voldoende op de hoogte te zijn geweest om daarover de klacht jegens de betrokkene te kunnen formuleren [1] .

4.3.2 Wat betreft klachtonderdeel b. geldt het volgende. Ter zitting is gebleken dat klaagsters - in de persoon van klaagster sub 1. - ten tijde van de vaststelling op 28 oktober 2009 van de jaarrekening 2008 zich volledig bewust waren van het gegeven dat de daarin weergegeven verrekeningen van de rekeningen-courant alleen betrekking hadden op de in Nederland gevestigde vennootschappen en niet ook op die rekeningen-courant tussen de vennootschappen in Nederland enerzijds en in [land] anderzijds en/of op in [land] gevestigde vennootschappen. Vastgesteld moet derhalve worden dat klaagsters, gelet op de voor hen beschikbare informatie (ten minste) al op 28 oktober 2009 en derhalve meer dan drie jaar voor het indienen van de klacht (op 13 juni 2013), hebben en moeten kunnen constateren dat bij het opschonen van de rekeningen-courant geen rekening is gehouden met die verhoudingen met en tussen de [land] vennootschappen. Deze constatering brengt mee dat klaagsters op dit onderdeel te laat zijn met het indienen van hun klacht, zodat deze in dit onderdeel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

4.3.3 Wat betreft klachtonderdeel e. geldt dat het door klaagsters aan betrokkene gemaakte verwijt betrekking heeft op de in de administratie van klaagsters en in de jaarrekeningen 2000 tot en met 2004 opgenomen huurprijs ad € 270.000,00 per jaar voor het onroerend goed te [plaats]. Klaagsters hebben niet bestreden dat dat bedrag voor het laatst in de jaarrekening 2004 is opgenomen en dat nadien jaarlijks een afnemend bedrag in de daaropvolgende jaarrekeningen is opgenomen. Dit brengt mee dat, gelet op voormelde zesjaarstermijn, klaagsters te laat zijn met het indienen van een klacht daarover, zodat ook dit onderdeel van de klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

4.3.4 Wat betreft klachtonderdeel f. geldt dat ter zitting voorts is gebleken dat klaagsters  ‑ in de persoon van klaagster sub 1. - ten tijde van de vaststelling op 28 oktober 2009 van de jaarrekening 2008 ervan op de hoogte waren dat in die jaarrekening een management fee ten behoeve van een van de vennootschappen van de X Groep was opgenomen. Vastgesteld moet derhalve worden dat klaagsters, gelet op de voor hen beschikbare informatie (ten minste) al op 28 oktober 2009 en derhalve meer dan drie jaar voor het indienen van de klacht (op 13 juni 2013), hebben en moeten kunnen constateren dat die fee in de jaarrekening 2008 was verwerkt. Deze constatering brengt mee dat klaagsters ook op dit onderdeel te laat zijn met het indienen van hun klacht, zodat deze in zoverre eveneens niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

4.4 Met betrekking tot de klachtonderdelen a., c., d. en g. geldt het volgende.

4.5 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, voor zover dit plaats had vóór 17 januari 2007, worden getoetst aan de tot die datum geldende GBAA, en, voor zover het plaats had na 17 januari 2007, aan de sinds deze datum vigerende Verordening Gedragscode AA’s (hierna: VGC) en daarvan in het bijzonder het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1.

4.6 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagsters is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.7 De klachtonderdelen a. en g. stellen centraal het verwijt dat betrokkene te eenzijdig is geweest bij de behartiging van de belangen van de X Groep en de X2 Groep en dat hij zich te veel heeft laten leiden door de belangen van de X Groep en te weinig door de belangen van de X2 Groep. Dit blijkt volgens klaagsters uit het gegeven dat 1) betrokkene wel met de zijde van de X Groep het getuigenverhoor heeft voorbesproken en niet met de zijde van de X2 Groep, 2) betrokkene, die volledig op de hoogte was van de verrekening in de rekeningen-courant, de X2 Groep niet heeft gewaarschuwd voor de gevolgen van het slechts gedeeltelijk opschonen van de rekeningen-courant en niet daarin betrekken van de [land] rekeningen-courant en 3) betrokkene klaagster sub 1. niet heeft gewaarschuwd voor en beschermd tegen het niet (deugdelijk) vastleggen van gemaakte afspraken omtrent de geldstromen, de verrekeningen en het onroerend goed te [plaats]. Klaagsters hebben er in dit verband onder meer op gewezen dat betrokkene jarenlang de samenstellend accountant en adviseur is geweest van zowel de X Groep als de X2 Groep, dat betrokkene op hun gezamenlijk verzoek is opgetreden als bemiddelaar en dat hij door zowel de ene als de andere zijde als getuige is opgeroepen.

4.7.1 Wat betreft de risico’s voor klaagsters, verbonden aan het alleen opschonen van de rekeningen-courant van de Nederlandse vennootschappen en het niet uitvoeren van de intentie van overdracht van het resterende deel van het complex te [plaats] aan klaagster sub 1. of één van haar vennootschappen, geldt dat klaagsters onweersproken hebben aangevoerd dat zij zich deze pas eind 2010 / begin 2011 bewust geworden zijn. Het staat voorts vast dat betrokkene klaagsters daaromtrent niet heeft geadviseerd dan wel hen de (mogelijke) gevolgen heeft voorgehouden van het niet (gelijktijdig) dan wel deels doorvoeren van de verrekening in de rekeningen-courant, in het bijzonder het daarin niet betrekken van de in [land] bestaande vordering van aanmerkelijke omvang in rekening-courant van de X2 Groep op de X Groep. Gesteld noch gebleken is dat betrokkene bij zijn kantoorgenoten D en/of E is nagegaan of zij klaagsters wel dienaangaande hebben geadviseerd. Het staat voorts vast dat betrokkene op geen moment bij klaagsters aan de orde heeft gesteld het belang van het vastleggen van hun afspraken met de X Groep, zowel omtrent het opschonen van de rekeningen-courant, in het bijzonder het daarin niet betrekken van de rekeningen-courant van de vennootschappen in [land], als omtrent de overdracht van het resterende deel van het onroerend goed te [plaats]. Voor zover betrokkene, onder verwijzing naar hetgeen hij over klachtonderdeel b. heeft aangevoerd, betoogt dat een klacht hierover niet-ontvankelijk is, moet dat betoog worden gepasseerd. De klacht daarover is dan ook ontvankelijk.

4.7.2 In dit geval, zo moet voorts worden vastgesteld, is betrokkene langjarig opgetreden als de samenstellend accountant van zowel de X2 Groep als de X Groep en heeft hij in de laatste jaren een adviesrelatie onderhouden met de X Groep. Uit de stukken is genoegzaam gebleken dat betrokkene in de achterliggende jaren ook op meerdere momenten de X2 Groep van advies heeft gediend. Betrokkene moet dan ook als goed ingevoerd worden beschouwd, ook in het gegeven dat de intensieve zakelijke samenwerking van de groepen van vennootschappen had geleid tot een aanmerkelijke en complexe financiële verwevenheid via vele rekeningen-courant en het over en weer ter beschikking stellen van middelen en gelden en dat zulks zich afspeelde in een familieverhouding. Van betrokkene mag verondersteld worden dat hij bekend is met het ervaringsfeit dat in een familieverhouding waarin zakelijk wordt samengewerkt niet steeds zakelijk wordt gehandeld, daaronder begrepen het niet steeds vastleggen van afspraken en/of de uitwerking daarvan. In dit geval was betrokkene voorts bekend met het feit dat klaagster sub 1., die aan het hoofd staat van de X2 Groep, doorgaans (bij haar onderneming) in [land] verbleef en daardoor op afstand stond van wat in Nederland aan de orde was dan wel aan de orde zou (kunnen) komen. Daarnaast was betrokkene, getuige de inhoud van het mailbericht van 30 september 2008, ervan op de hoogte dat zowel met opschonen van de rekeningen-courant als met het onroerend goed te [plaats] vele miljoenen euro’s waren gemoeid en dat er dus grote financiële belangen speelden en voorts dat er een verband bestond, althans kon ontstaan, tussen het opschonen van die rekeningen-courant en de intentie van partijen om klaagster sub 1. het resterende deel van dat complex te [plaats] te laten verwerven. Tot slot is evident dat aan het slechts deels uitvoeren van het opschonen van de diverse rekeningen-courant, dat wil zeggen zonder daarin te betrekken de vordering in rekening-courant in [land], ofwel in woorden van partijen ‘het niet afmaken van het rondje met [land]’ onmiskenbaar grote risico’s waren verbonden, bijvoorbeeld in het geval één van de betrokken vennootschappen, in Nederland of in [land], niet meer in staat mocht blijken aan haar (financiële) verplichtingen te voldoen.

4.7.3 Gelet op het voorgaande en met name gezien de inhoud van het mailbericht met bijlagen d.d. 30 september 2008, waarin zowel de verrekening van diverse rekeningen-courant als de overdracht van het complex met een (mogelijk) verband met een (nadere) verrekening in rekening-courant aan de orde is, is de Accountantskamer van oordeel dat het tot de zorgplicht van betrokkene behoorde om in elk geval klaagsters erop te wijzen dat en welke (mogelijke) gevolgen en risico’s waren verbonden aan het alleen verrekenen van de rekeningen-courant van de Nederlandse vennootschappen, aan het niet uitvoeren van de intentie tot overdracht van het resterende deel van onroerend goed en het uitblijven van vastlegging van de tussen partijen dienaangaande gemaakte afspraken. Door dit na te laten heeft betrokkene in onvoldoende mate de van hem jegens klaagsters te vergen zorgvuldigheid aan de dag gelegd.

4.7.4 Wat betreft de voorbespreking van het getuigenverhoor geldt het volgende. Betrokkene is zich wel de bedreiging voor zijn naleving van de fundamentele beginselen bewust geweest nu hij daarover vooraf intern juridisch advies heeft ingewonnen. Hij heeft zich kennelijk echter onvoldoende gerealiseerd dat hij door vervolgens zonder meer op dat verzoek van de X Groep in te gaan de schijn op zich heeft geladen dat hij zich uitsluitend oog heeft gehad voor de belangen van zijn opdrachtgeefster de X Groep en onvoldoende oog heeft gehad voor de belangen die voor klaagsters, als zijn voormalige opdrachtgevers, op het spel stonden. Van betrokkene had, mede gelet op de hiervoor in overweging 4.7.2 geschetste feitelijkheden, mogen worden verwacht, dat hij op de voet van het bepaalde in artikel B1-220.3 van de VGC daarvoor vooraf van de zijde van de X2 Groep toestemming had verkregen, althans vooraf daarover met de zijde van de X2 Groep overleg had gevoerd en/of vooraf de X2 Groep had aangeboden een soortgelijke voorbespreking te houden, al dan niet gelijktijdig met die met de X Groep. Door aldus het getuigenverhoor alleen met de zijde van de X Groep voor te bespreken en de zijde van de X2 Groep daarvan onkundig te houden, heeft betrokkene onvoldoende de in deze te betrachten distantie in acht genomen.

4.7.5 De Accountantskamer is van oordeel dat het voorgaande moet worden aangemerkt als schendingen van de fundamentele beginselen van  objectiviteit en van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A-100.4 onder b. en c. en in de hoofdstukken A-120 en A-130 van de VGC.  

4.7.6 De onderdelen a. en g. moeten daarom in zoverre gegrond worden verklaard.

4.8 Met de onderdelen c. en d. van de klacht verwijten klaagsters betrokkene dat deze bij het onder ede afleggen van zijn verklaring op 14 mei 2013 op de twee aangeduide onderdelen niet de waarheid heeft gesproken en daardoor een meinedige verklaring heeft afgelegd. De Accountantskamer is van oordeel dat in onvoldoende mate is gebleken dat hetgeen betrokkene op 14 mei 2013 heeft verklaard, in aanmerking genomen wat hij daarvoor ter toelichting in deze procedure heeft aangevoerd, buiten twijfel voor onjuist of onaannemelijk moet worden gehouden. In het verlengde daarvan is in onvoldoende mate aannemelijk dat betrokkene op de twee aangeduide onderdelen onder ede heeft gelogen, zoals klaagsters aanvoeren. Het staat tot slot vast dat de verklaring van betrokkene niet in een civiele procedure tussen de X2 Groep en de X Groep of in een strafrechtelijke procedure jegens betrokkene is gewogen. Dat aan de verklaring van betrokkene de door klaagsters bepleite kwalificatie dient te worden toegekend, is daardoor niet kunnen blijken. Deze klachtonderdelen zijn daarom ongegrond.

4.9 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de klacht deels niet-ontvankelijk, deels gegrond en deels ongegrond dient te worden verklaard.

4.10 Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountanskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. In dat kader ho udt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de verzuimen van de betrokkene en de omstandigheden waaronder deze zich hebben voorgedaan. Anderzijds is meegewogen dat betrokkene de voor hem opdoemende bedreiging, verbonden aan het voorbespreken van het getuigenverhoor, zij het in onvoldoende mate wel heeft gesignaleerd en voorts, dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld. Een en ander overziende acht d e Accountantskamer in deze klachtzaak de maatregel van waarschuwingpassend en geboden.

4.11 Op grond van al het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

1.     verklaart de klacht als verwoord in overweging 3.2 en in de onderdelen b., e. en f. van overweging 3.1 niet-ontvankelijk;

2.     verklaart de klacht in de onderdelen a. en g. gegrond als hiervoor weergegeven;

3.     verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

4.     legt ter zake de maatregel op van waarschuwing;

5.     verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;

6.     verstaat dat betrokkene, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, het door klaagsters betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan hen vergoedt.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. W.M. de Vries (rechterlijke leden) en prof. dr. G.C.M. Majoor RA en P. van de Streek AA (accountantsleden) in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2013.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagsters, betrokkenedan wel de voorzitter van de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021,

2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.


[1] Zie o.m. de uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 18 oktober 2012 (AWB 10/428, ECLI:NL:CBB:2012:BY0958) en 23 augustus 2013 (AWB 11/624, ECLI:NL:CBB:2013:135).