ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0306 Accountantskamer Zwolle 12/226 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0306
Datum uitspraak: 31-08-2012
Datum publicatie: 31-08-2012
Zaaknummer(s): 12/226 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met doorhaling
  • Klacht ongegrond
  • Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Klacht van (voormalige) vennoot over declaratiegedrag, taalgebruik en houding van betrokkene jegens zijn medevennoten en anderen gegrond. Gedrag is zonder meer en in ernstige mate ongepast. Gelet daarop, op het ontbreken van inzicht bij betrokkene dat hij ver over de schreef is gegaan en gezien eerdere tuchtrechtelijke maatregelen voor deels gelijksoortig gedrag is een doorhaling een passende en geboden maatregel, waarbij de termijn voor niet-inschrijving op 10 jaren wordt gesteld.  

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 31 augustus 2012 in de zaak met nummer 12/226 Wtra AK van

drs. X FB ,

kantoorhoudende te [plaats],

K L A G E R ,

t e g e n

drs. Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. J.C.J. Wouters.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van het in deze zaak op 1 februari 2012 ingekomen klaagschrift van 31 januari 2012 met bijlagen.

Per brief van 2 februari 2012 is het klaagschrift met bijlagen naar betrokkene doorgeleid, waarbij betrokkene in de gelegenheid is gesteld om uiterlijk 1 maart 2012 een verweerschrift in te dienen. Per faxbrief van 9 februari 2012 heeft mw. mr. C namens betrokkene om uitstel verzocht, waarop de termijn voor het indienen van een verweerschrift is verlengd tot en met 29 maart 2012.

Per faxbrief van 13 maart 2012 heeft mr. J. Garvelink, advocaat te Amsterdam, zich voor betrokkene gesteld en nader uitstel verzocht. De termijn voor het indienen van een verweerschrift is daarop per brief van 14 maart verlengd tot 11 mei 2012.

Per brief van 21 maart 2012 heeft de Accountantskamer mr. Garvelink voormeld medegedeeld dat de onderhavige klacht mondeling behandeld zal worden op de zitting van 4 juni 2012. Op telefonisch verzoek van mr. Garvelink is op 19 april 2012 nader uitstel voor het indienen van een verweerschrift verleend tot en met 16 mei 2012.

Op of omstreeks 21 mei 2012 heeft mr. Garvelink de Accountantskamer telefonisch medegedeeld dat hij niet langer voor betrokkene optreedt en dat de behandeling van de zaak is overgenomen door mr. J.C.J. Wouters, advocaat te Amsterdam.

Op 24 mei 2012 heeft de Accountantskamer van klager nadere stukken ontvangen, voorzien van een korte toelichting.

Per brief van 24 mei 2012 - ontvangen op 25 mei 2012 - heeft mr. Wouters voormeld medegedeeld dat hij betrokkene bijstaat en dat hij betrokkene op de zitting van 4 juni 2012 zal vergezellen. Bij deze brief is een map met producties gevoegd.

1.2 Per mailbericht van 29 mei 2012 heeft mr. Wouters zich verzet tegen de door klager op 24 mei 2012 ingediende nadere stukken en verzocht die stukken buiten behandeling te laten dan wel de mondelinge behandeling uit te stellen. Namens de voorzitter van de Accountantskamer is daarop telefonisch medegedeeld dat de door klager nader ingediende stukken tijdig zijn ontvangen en dat er daardoor op voorhand geen reden is om die stukken ter zijde te laten dan wel de mondelinge behandeling uit te stellen.

Per nader mailbericht van 30 mei 2012 heeft mr. Wouters medegedeeld dat betrokkene geen uitstel van de mondelinge behandeling wenst en is het verzoek tot terzijdestelling van de aanvullende stukken van klager herhaald. Op 31 mei 2012 is namens de voorzitter van de Accountantskamer mr. Wouters medegedeeld dat zijn verzoeken ter zitting zullen worden behandeld.

Per brief van 1 juni 2012 is namens betrokkene aan de Accountantskamer medegedeeld dat de weigering om de mondelinge behandeling uit te stellen een schending oplevert van zijn recht op een ‘fair trial’, in het bijzonder van het motiverings- en het verdedigingsbeginsel, dat betrokkene om die reden afziet van verder verweer en dat betrokkene noch mr. Wouters ter zitting van 4 juni 2012 zullen verschijnen.

1.3 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 4 juni 2012 waar zijn verschenen: klager in persoon, bijgestaan door mr. J. Goemans, advocaat te Arnhem. Betrokkene is - zoals per brief van 1 juni 2012 aangekondigd - niet verschenen.

1.4 Klager heeft op deze zitting zijn standpunt doen toelichten respectievelijk toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Klager is via zijn vennootschap B.V.1 als vennoot verbonden aan de maatschap Accountants en Adviseurs1. Klager drijft samen met medevennoot D onder de naam ‘Y & Co’ te [plaats] een accountantspraktijk.

2.2 Betrokkene, geboren in [jaar], is openbaar accountant en werkzaam als voorzitter van het bestuur van de maatschap Accountants en Adviseurs1, hierna te noemen: ‘Groep1’.

2.3 Klager is tot 15 februari 2011 bestuurder geweest van B.V.3 Deze vennootschap is aandeelhouder in en bestuurder van 18 dochtervennootschappen en maakt deel uit van Groep1.

2.4 Betrokkene is de bestuurder van B.V.3 Per brief van 10 januari 2011 heeft betrokkene klager uitgenodigd voor het bijwonen van een algemene vergadering van aandeelhouders, te houden op 27 januari 2011, met als onderwerp de jaarrekeningen 2009 van deze vennootschappen. Per brief van 24 januari 2011 aan voormelde vergadering heeft klager erop gewezen dat de handtekening van beide statutaire bestuurders onder de jaarrekening van B.V.3 ontbreekt, zonder dat daar melding van is gemaakt, dat hij niet voornemens is die handtekening alsnog te zetten nu hij niet gekend is in de totstandkoming van de jaarrekening en dat hij niet kan instaan voor de juistheid van die jaarrekening.

2.5 Betrokkene belast de door hem geschreven uren door aan zijn klanten dan wel aan zijn medevennoten. Betrokkene heeft in 2007 4.264 uren geschreven, in 2008 3.984 uren, in 2009 4.183 uren en in 2010 4.668 uren. In de door betrokkene opgestelde overzichten komen dagen voor waarop hij meer 20 uren per dag heeft geschreven en zelfs meer dan 24 uur per dag heeft geschreven.

2.6 Een kalenderjaar omvat 8.760 uren. Een jaar van 52 werkweken (52 weken x 5 dagen x 8 uren) omvat 2.200 uren.

2.7 Per brief van 6 juni 2011 heeft de door klager ingeschakelde raadsman mr. Goemans voormeld zich beklaagd bij het bestuur en de maten van Groep1 over de bedreigende bejegening van klager door betrokkene in een bespreking van 31 mei 2011 over onder meer de door betrokkene doorbelaste uren. In die brief is een woordelijke weergave opgenomen van de digitale opname van die bespreking, die luidt:

Klager: 4500 uur per jaar dat vind ik rijkelijk veel.

Betrokkene: jij hebt de ballen verstand niet van wat ik doe, nu, dat verklaar je al door die opmerking door te zeggen van rijkelijk veel. Jij weet niet eens wat ik doe. Je neemt de arrogantie aan je schrijft dat zelfs, dat ik iets verschrijf, dit beschouw als oplichting, iemand die iets verschrijft of meer uren maakt dan . Je beweert iets, je bent nu bezig met smaad en laster. En dat moet je dus niet doen, dat moet je dus nooit doen, dat moet je dus nooit doen. Hou daar goed rekening mee, dat jij mij nooit, nee hou je, hou je. Hou daar rekening mee dat als jij mij aanklaagt voor smaad en laster. Dan nagel ik jou aan elke boom die daar staat, aan elke boom, hou daar goed rekening mee. Want ik jou maken en breken en ik breek je. Want iemand die hier schrijft dat ben ik, niet jij maar ik, ik ben degene die schrijft en ik maak me hier ongelofelijk boos om omdat jij de brutaliteit hebt om zoiets te beweren tegen mij. Dat mag je tegen iedereen zeggen maar tegen mij mag je dat niet zeggen omdat ik mij namelijk kapot werk voor jou en iedereen. Daar moet je goed rekening mee houden. Elk uur dat ik schrijf voor de maatschap is terecht. Ik heb nog nooit tijdens de periode van 23 jaar dat ik hier werk, nog nooit 1 uur verschreven. Hou daar goed rekening mee. Als jij dat wil beweren, wil beweren. Start een procedure en dan zal je zien waar het op uitkomt. Start een procedure. En in de maatschapsvergadering kan ik je wel zeggen, dit hoort niet in de maatschapsvergadering, want dan ben je weer bezig met stemming te maken. En stemmingmaking van jouw kant is not well done. Jij hebt maar 1 houding aan te nemen, van de maatschap mag blij zijn dat [klager] nog steeds lid is van de maatschap. Want anders ga je dezelfde kant op als die van E, die kukelen we er ook zo uit, en jou ook zo. Dan is het einde oefening. En dan is het geen uitgesteld faillissement want dan eis ik meteen al mijn centen op. Bij jou en bij D, want dat staat in de overeenkomst. Ik ben gerechtigd op elk moment dat jij uit de maatschap gaat en als D uit de maatschap gaat, dan staat de deurwaarder bij jou op de stoep. Let op. Dat als je jezelf wilt (onverstaanbaar) Onthoudt dat goed, knoop dat in je oren, dat als je ’s nachts om 3 uur wakker wordt dat je zegt met [betrokkene] moet je niet een procedure beginnen. Al die kerels uit de maatschap die dat begonnen hebben in de maatschap die zijn nu allemaal ridder te voet en jij bent er ook 1, en D ook. Hou daar goed rekening mee. Ik heb je zo vaak gewaarschuwd, je luistert niet. Wat dat betreft, je bent misschien intelligent maar in empatisch vermogen tegenover mij ben je een domoor, een sufferd. Ik zeg het je heel nadrukkelijk, dat ik wil deze opmerking hier uit dit stuk, wil ik nooit meer (onverstaanbaar). Die ga je ook verwijderen, die ga je ook verwijderen. Want dat betekent dat ik alles plat leg, proceskosten plat, ja, arbitrage, bindend advies plat. Heb je goed begrepen? Die gaat eruit. Ik wil van jou morgen een e-mail binnen hebben dat je deze opmerking intrekt. Goed begrepen? Helemaal, definitief, niet onder voorwaarden, voorbehoud. Die trek jij in! Goed begrepen?

Klager: Ja, je hebt je

Betrokkene: Nee, goed begrepen?

Klager: Ja, goed begrepen ja

Betrokkene: Dus ik verwacht van jou morgen een e-mail en anders ligt de boel plat, gewoon einde oefening. Ik maak me boos om jou ten onrechte want je bent het niet waard dat ik me boos maak om jou. Maar ik zeg je heel nadrukkelijk. Morgen wil ik uiterlijk 17.00 uur, wil ik van jou een bevestiging hebben dat je dit intrekt. Sta je dan op 16 juni voor het kort geding. Ik laat je zo tegen de klippen oplopen.

2.8 Tegen betrokkene zijn - naast de heden onder de nummers 10/503 Wtra en 12/167 Wtra afgedane tuchtzaken - in het verleden veertien andere tuchtzaken afgedaan. In tien van deze zaken is de klacht - al dan niet in hoger beroep - ongegrond verklaard.

2.9 Bij beslissing van de Raad van Tucht van het Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) (hierna: Raad van Tucht) van 19 november 1996 is een jegens betrokkene gerichte klacht over het te eigene bate gebruik maken van kennis over klager gegrond verklaard, waarvoor de maatregel van waarschuwing is opgelegd.

2.10 Bij beslissing van de Raad van Tucht van 17 februari 1997 is een jegens betrokkene gerichte klacht over het wekken van schijn van belangenverstrengeling gegrond verklaard.  Aan betrokkene is daarvoor de maatregel van berisping opgelegd.

2.11 Bij beslissing van de Raad van Tucht van 25 juli 2000 is een jegens betrokkene gerichte klacht over het schenden van het vereiste van onafhankelijkheid bij het afgeven van een goedkeurende verklaring bij een jaarrekening gegrond verklaard. Aan betrokkene is daarbij de maatregel van schorsing voor de duur van één maand opgelegd. Deze beslissing is op 6 november 2001 in hoger beroep bevestigd.

2.12 Bij beslissing van de Raad van Tucht van 26 april 2001 is een jegens betrokkene gerichte klacht over het schenden van het vereiste van onafhankelijkheid bij het afgeven van een goedkeurende verklaring bij een jaarrekening gegrond verklaard. Deze beslissing is op 19 februari 2002 in hoger beroep in zoverre bevestigd, waarbij, gelet op de uitspraak van 6 november 2001, geoordeeld is dat er geen noodzaak bestond een extra maatregel op te leggen.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klager gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a. betrokkene heeft ondanks de door klager kenbaar gemaakte gebreken de jaarrekening 2009 van B.V.3 en haar dochtervennootschappen vastgesteld;

b. betrokkene heeft klager tijdens een bespreking van 31 mei 2011 ernstig bedreigd en

c. betrokkene belast aan zijn vennoten een buitensporig, fysiek onmogelijk aantal ‘bestuursuren’ door.

3.2 Samenvattend heeft klager de klacht zo omschreven dat betrokkene zich heeft gedragen op een wijze die niet past bij de eer en stand van het accountantsberoep.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Per brief van 24 mei 2012 heeft klager nadere stukken ingezonden, voorzien van een negen pagina’s omvattende toelichting. De stukken betreffen een memo d.d. 27 april 2012 van anderhalve pagina van de hand van betrokkene (productie 1) en tien medisch getinte artikelen aangaande lange werkdagen, gebrek aan slaap en de gevolgen daarvan op het functioneren (productie 2). Negen van die artikelen zijn echter opgesteld in de Engelse taal en niet voorzien van een vertaling in de Nederlandse taal. Gelet op het bepaalde in artikel 8 van het procesreglement van de Accountantskamer dienen stukken inclusief bijlagen in de Nederlandse taal te zijn opgesteld. Dit leidt ertoe dat de negen in de Engelse taal gestelde bijlagen ter zijde zullen worden gelegd en slechts voormelde memo en één in de Nederlandse taal gesteld medisch getint artikel met een omvang van vier pagina’s aan de processtukken worden toegevoegd.

4.2 Anders dan betrokkene voorafgaande aan de zitting heeft doen aanvoeren, is er overigens geen aanleiding om de stukken, de daarop gegeven toelichting daaronder begrepen, buiten behandeling te laten dan wel de mondelinge behandeling van de klacht uit te stellen. De nadere stukken zijn, gelet op de daarvoor geldende termijn als bedoeld in artikel 14 lid 3 van het procesreglement, tijdig ingediend, terwijl de geaccepteerde stukken noch de daarop gegeven toelichting kunnen worden aangemerkt als een aanvulling op of uitbreiding van de klacht. Een uitstel van de mondelinge behandeling ter zitting wordt slechts onder bijzondere omstandigheden ingewilligd. De aard, inhoud en omvang van voormelde - geaccepteerde - stukken noch de daarop door klager gegeven toelichting leveren zulke bijzondere omstandigheden op. Andere omstandigheden die als zodanig kunnen worden aangemerkt, zijn gesteld noch gebleken, terwijl de Accountantskamer niet vermag in te zien dat met een en ander betrokkenes verdedigingsbelang en/of recht op een ‘fair trial’ zou worden geschonden. De Accountantskamer neemt in zoverre over de dienaangaande door de voorzitter voorafgaande aan de zitting genomen beslissingen tot afwijzing van de namens betrokkene ingediende verzoeken.

4.3 Op grond van artikel 33 Wet op de Registeraccountants (Wet RA) is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.4.1 Ingevolge artikel 22 lid 1 Wtra neemt de Accountantskamer een klacht niet in behandeling indien tussen het moment van het verweten handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar is verstreken. Ook kan geen klacht meer worden ingediend indien op het moment van indienen van de klacht drie jaren zijn verstreken nadat het verweten handelen of nalaten is geconstateerd.

4.4.2 De klacht moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard wat betreft de onderdelen, betrekking hebbende op handelen en/of nalaten van betrokkene dat meer dan zes jaren voor het indienen van de klacht heeft plaatsgehad, dan wel meer dan drie jaren voor die datum door klager is geconstateerd. Indien en voor zover onderdelen van de klacht aan een of beide van deze criteria voldoen, zullen deze onderdelen van de klacht niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.5 Indien en voor zover hierna wordt vastgesteld dat een klachtonderdeel niet aan een of beide criteria voldoet en dit onderdeel aldus ontvankelijk is, geldt het volgende.

4.6 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet nu het plaats had na 1 januari 2007, aan de sinds deze datum vigerende Verordening Gedragscode RA’s (hierna: VGC) en daarvan in het bijzonder het (voor alle registeraccountants geldende) deel A en het (voor openbaar registeraccountants geldende) deel B1.

4.7 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.8 Wat betreft het in overweging 3.1 weergegeven onderdeel a. van de klacht geldt het volgende. Klager verwijt betrokkene dat deze in strijd met de daarvoor geldende wettelijke vereisten de jaarrekening 2009 van B.V.3 heeft vastgesteld. Ter zitting is echter gebleken dat die jaarrekening tot op heden nog niet is vastgesteld, zodat het klachtonderdeel feitelijke grondslag mist. Het onderdeel faalt.

4.9 Wat betreft onderdeel b. van de klacht geldt het volgende. In dit klachtonderdeel verwijt klager betrokkene dat hij zich in de bespreking van 31 mei 2011 door zijn houding, taalgebruik en toonzetting als een accountant onwaardig heeft opgesteld. De Accountantskamer is van oordeel dat het taalgebruik en de houding van betrokkene in de hiervoor onder 2.7 bedoelde bespreking dermate grof en intimiderend is geweest, dat dit zonder meer als niet integer en schadelijk voor het accountantsberoep moet worden bestempeld en betrokkene daarmee dus heeft gehandeld in strijd  met de beginselen van integriteit en van professioneel gedrag als bedoeld in artikelen A-110.1 en A-150.1 van de VGC. Het klachtonderdeel onder b. moet dan ook in zoverre gegrond worden verklaard.

4.10 Wat betreft onderdeel c. van de klacht geldt het volgende.

4.10.1 Tot de vaste jurisprudentie van de Accountantskamer behoort dat , behoudens bijzondere omstandigheden, het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen al dan niet in rechte innemen van een civielrechtelijk standpunt in het kader van de door hem in acht te nemen fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit (artikel A-100.4 sub a. juncto A-110.1, c.q. A-150.1 VGC) niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan leiden. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is onder meer sprake indien geoordeeld zou moeten worden dat een door een accountant ingenomen standpunt bewust onjuist of misleidend, en dus te kwader trouw, blijkt te zijn of naar zijn aard bezien door een redelijke en goed geïnformeerde derde, die over alle relevante informatie beschikt, zal worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep.

4.10.2 In dit geval is naar het oordeel van de Accountantskamer sprake van een bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld.

4.10.3 Op grond van de onbetwist gebleven stukken van het geding is vast komen te staan dat betrokkene in de jaren 2007 tot en met 2010 van zijn medevennoten en klanten een vergoeding heeft geclaimd voor achtereenvolgens 4.264 uren (2007), 3.984 uren (2008), 4.183 uren (2009) en 4.668 uren (2010), terwijl betrokkene daarnaast ieder jaar voor een periode van circa vier maanden in zijn buitenverblijf in Azië verbleef.

4.10.4 Voor zover dit gedrag meer dan drie jaren voor het indienen van de klacht door klager als is geconstateerd, moet de klacht niet-ontvankelijk worden verklaard. Het moet ervoor gehouden worden dat klager als medevennoot van betrokkene uiterlijk in het voorjaar van 2008 op de hoogte is geraakt van het door betrokkene over 2007 claimen van voormeld aantal uren. Klager was derhalve meer dan drie jaar voor binnenkomst van de klacht bij de Accountantskamer op 1 februari 2012 op de hoogte van het thans door hem aan betrokkene verweten handelen. Die conclusie brengt met zich dat klager aangaande de uren over 2007 dit onderdeel van de klacht te laat heeft ingediend, zodat de klacht op dit onderdeel in zoverre niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.10.5 Het declareren van voormeld aantal uren in de jaren 2008 tot en met 2010, waarbij voorts als onweersproken is komen vast te staan dat betrokkene veelvuldig werkweken heeft opgegeven van meer dan 100 uur per week en van werkdagen van meer dan 20 uur per dag, tot zelfs meer dan 24 uur per dag, kan naar het oordeel van de Accountantskamer, afgezet tegen de menselijke behoefte aan periodieke rust én tegen de leeftijd van betrokkene van ruim boven de zestig jaren, niet anders dan als onrealistisch, bewust onjuist en misleidend worden aangemerkt.

4.10.6 Betrokkene heeft zijn claim(s) aan gewerkte uren (ook) niet (in de onderhavige tuchtprocedure) behoorlijk van enige grondslag (doen) voorzien. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat deze er niet is en dat betrokkene bedoelde uren ten onrechte heeft geclaimd. Op deze wijze heeft betrokkene zich niet integer gedragen en het accountantsberoep in diskrediet gebracht en aldus gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit en van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 onder a. en e. en nader uitgewerkt in de hoofdstukken A-110 en A-150 van de VGC. Dit klachtonderdeel moet daarom eveneens gegrond worden verklaard.

4.11 De conclusie uit het voorgaande is dat de onderdelen b. en c. van de klacht gegrond moeten worden verklaard.

4.12.1 De hiervoor geconstateerde schendingen van de fundamentele beginselen van integriteit, van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag leveren telkens tevens op een handelen in strijd met artikel 33 Wet RA, in welk geval de Accountantskamer op grond van het bepaalde in artikel 2 Wtra een tuchtrechtelijke maatregel kan opleggen.

4.12.2 De Accountantskamer acht voormeld declaratiegedrag, taalgebruik en houding van betrokkene jegens zijn medevennoten en anderen voor een accountant zonder meer en in ernstige mate ongepast.

4.12.3 De Accountantskamer rekent betrokkene voorts zwaar aan dat hij bij zijn gedragingen in zo’n ernstige mate de fundamentele beginselen heeft geschonden en dat uit niets is gebleken dat hij zijn bedreigende en intimiderende opstelling jegens klager heeft teruggenomen. Betrokkene heeft er ook in de onderhavige procedure geen blijk van gegeven dat hij inziet dat hij ver over de schreef is gegaan en dat zijn gedrag en zijn uitlatingen jegens klager zeer ongepast zijn. Een dergelijk gedrag is, evenals het claimen van vergoeding van ongefundeerde uren, een accountant onwaardig.

4.12.4 De Accountantskamer houdt voorts rekening met de drie eerder aan betrokkene opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen van waarschuwing, berisping en schorsing als registeraccountant, waaraan (deels) gelijksoortig verwijtbaar gedrag van betrokkene ten grondslag heeft gelegen.

4.12.5 Gezien de overeenkomsten tussen die eerdere tuchtzaken en de onderhavige klacht, ziet betrokkene kennelijk de ernst van zijn handelwijze niet in en meent hij daarmee voort te kunnen gaan. Dit duidt er niet op dat betrokkene het belang ervan inziet om het beroep van registeraccountant uit te oefenen in overeenstemming met de daarvoor geldende beroeps- en gedragsregels en wijst er voorts op dat tuchtrechtelijk toezicht hem evenmin kan weerhouden van het zich gedragen in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. De eerdere maatregel van schorsing als registeraccountant (naar huidig recht te kwalificeren als een maatregel van tijdelijke doorhaling als bedoeld in sub d. van lid 1 van artikel 2 Wtra) heeft kennelijk onvoldoende invloed gehad. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat een nadere maatregel van tijdelijke doorhaling op het gedragspatroon van betrokkene onvoldoende effect zal hebben.

4.12.6 Al het vorenstaande in aanmerking nemende is de Accountantskamer van oordeel dat als sanctie op de gegrond geachte klacht wederom geen andere maatregel passend en geboden is dan die van doorhaling van de inschrijving in het register, bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra. Daartoe zal dan ook, gelet op artikel 33 van de Wet RA en artikel 2, lid 1, sub e. van de Wtra, worden overgegaan en daarbij zal de Accountantskamer de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven bepalen op 10 (tien) jaren.

4.13 Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd dienen de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, ervoor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.14 De Accountantskamer zal toepassing geven aan het bepaalde in lid 3 van artikel 23 Wtra, te weten dat betrokkene vanwege de gegrondverklaring van de klacht het van klagers geheven griffierecht ad € 70,00 aan klager dient te vergoeden.

4.15 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht niet-ontvankelijk als hiervoor in overweging 4.10.4 weergegeven;
  • verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
  • legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra, welke doorhaling ingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;
  • bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 10 (tien) jaren;
  • verstaat dat de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;
  • verstaat dat betrokkene aan klager vergoedt het van hem geheven griffierecht ad € 70,00.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en mr. A.D.R.M. Boumans (rechterlijke leden) en P.A.S. van der Putten RA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden) in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2012.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager, betrokkene dan wel de voorzitter van het NIVRA en/of de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.