ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0302 Accountantskamer Zwolle 11/1987 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0302
Datum uitspraak: 03-08-2012
Datum publicatie: 06-08-2012
Zaaknummer(s): 11/1987 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met tijdelijke doorhaling
Inhoudsindicatie:   Afgeven verklaring inhoudend het oordeel dat gegevens afkomstig van privé-bankrekeningen van gezin van accountant met wie betrokkene zakelijke en vriendschappelijke relatie onderhoudt, een juiste en volledige weergave vormen van inkomsten en uitgaven van dat gezin, welke verklaring is ingebracht in procedure bij rechtbank over alimentatie, is in strijd met COS 4400. Tevens strijd met fundamentele beginselen van zorgvuldigheid en deskundigheid en professioneel gedrag. Verder heeft betrokkene geen blijk gegeven van besef dat vertrouwdheid met opdrachtgever van verklaring bedreiging kan inhouden voor onafhankelijkheid en objectiviteit. Doorhaling voor de duur van één maand.     

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants(Wtra) van 3 augustus 2012

in de zaak met nummer 11/1987 Wtra AK van

X ,

wonende te [plaats],

K L A A G S T E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken waaronder:

- het klaagschrift met bijlagen van 21 september 2011 ingekomen op 23 september 2011.

- het verweerschrift van 14 november 2011, ingekomen op 21 november 2011.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 13 april 2012 waar klaagster is verschenen, bijgestaan door van B. Betrokkene is niet verschenen.

1.3 Klaagster heeft bij gelegenheid van genoemde zitting haar standpunten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) toegelicht en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is thans in het register als bedoeld in artikel 38 van de Wet op de Accountants-administratieconsulenten (Wet AA) ingeschreven als accountant in business. Hij is als accountant werkzaam bij E accountancy. Eerder is hij werkzaam geweest bij een ander accountantskantoor. Betrokkene onderhoudt nog een zakelijke relatie met dit accountantskantoor en een vriendschappelijke met een van de eigenaren van dit kantoor, de K.

2.2 Op 3 december 2008 heeft betrokkene een accountantsverklaring (hierna: de verklaring) afgegeven waarin hij heeft verklaard dat hij de (onder verantwoordelijkheid van de K. opgestelde) verantwoording van de inkomsten en bestedingen van en door de familie de K. over de jaren 2004 tot en met 2006 heeft gecontroleerd. Deze verklaring besluit met een passage onder het hoofd “Oordeel” die als volgt luidt: “Wij zijn van oordeel dat de gegevens vanuit de privé bankrekeningen van de familie de K., zoals in deze verantwoording zijn weergegeven, een juiste en volledige weergave geven van de inkomsten en gezinsuitgaven van de familie de K. over bovenvermelde jaren”.

2.3 Deze verklaring heeft de K. in het kader van een door klaagster in november 2008 gestarte gerechtelijke procedure als bijlage bij zijn verweerschrift overgelegd ter onderbouwing van het door hem opgestelde overzicht van de inkomsten en uitgaven van het gezin, mede op basis waarvan de door de K. aan klaagster te betalen alimentatie eerder voorlopig door de rechtbank was vastgesteld.

2.4 Bij brief van 9 januari 2009 heeft de financieel adviseur van klaagster, mr. Van den B., desgevraagd kanttekeningen geplaatst bij de verklaring.

Daarin valt onder meer te lezen:

“U heeft ons gevraagd om een reactie te geven op de accountantsverklaring van 3 december 2008 welke is opgesteld door de heer Y AA, met betrekking tot de gemiddelde inkomsten en gemiddelde gezinsuitgaven van de familie de K. over de jaren 2004 tot en met 2006.

(…).

Eerder hebben wij in onze brief van 12 september een eigen analyse gegeven van de inkomsten en uitgaven over de periode 2004 tot en met 2007. De totaaltellingen in de rapportage van Y AA vóór toepassing van correcties hebben wij op uw verzoek niet (uitputtend) vergeleken met onze eerdere rapportage.

(…).

Y AA geeft een accountantsverklaring af waarin hij verklaart dat hij de verantwoording van de inkomsten en bestedingen heeft gecontroleerd overeenkomstig de in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Wij zijn zeer benieuwd naar de wijze waarop de controle is uitgevoerd omdat geen algemeen aanvaarde richtlijnen bestaan voor de controle van privé administraties of de rubricering van dergelijke uitgaven. In de toelichting op de werkzaamheden hadden wij daarom tenminste een beschrijving verwacht van de werkzaamheden die zijn verricht ter controle van de door [De K.] aangeleverde informatie.

Indien de verklaring uitsluitend tot stand is gekomen op basis van de informatie waarvan de man aangeeft dat deze volledig is, moet dit naar onze mening ten minste expliciet worden vermeld in de rapportage. Verder vinden wij het onbegrijpelijk dat Y AA uitsluitend op basis van boekingen op privérekeningen kan verklaren dat de verantwoording een juiste en volledige weergave van de inkomsten is. Allereerst mist een duidelijke omschrijving van hetgeen onder "inkomsten" wordt verstaan.

(…)

Ons belangrijkste bezwaar tegen de verklaring is evenwel dat de gebruikte informatie geen volledig beeld kan geven van de inkomsten. Zoals wij eerder in onze brief van 12 september 2008 aangaven, bestaat het draagkrachtig inkomen van een ondernemer niet alleen uit de bedragen die privé zijn ontvangen, maar ook

uit inkomen dat wèl is genoten, maar niet is overgeboekt naar een privérekening. Als een deel van het inkomen wordt gereserveerd in een rechtspersoon, dan kan dit deel van het inkomen niet in de opstelling van Y AA zijn betrokken.

Voor zover Y AA verklaart dat de aangeleverde informatie een juiste en volledige weergave geeft van de inkomsten, achten wij dit onjuist.

(…).

Het verschil van inzicht tussen partijen ten aanzien van de uitgaven kent twee belangrijke oorzaken.

Allereerst zijn de uitgaven over het jaar 2007 hoger dan de gemiddelde uitgaven in de jaren daarvoor. Deze stijgende lijn in de u itgaven hebben wij in onze brief van 12 september 2008 reeds besproken. Door het jaar 2007 niet op te nemen in de analyse, zijn de gemiddelde totale uitgaven in de rapportage van Y AA lager dan onze opstelling.

De tweede oorzaak is de post "correcties ivm uitgaven welke niet tot de reguliere gezinsuitgaven behoren".

In onze brief van 12 september 2008 merken wij reeds op dat de uitgaven niet zonder meer vergelijkbaar zijn met de behoefte.

(…).

De rapportage van Y AA kan in dat kader niet worden gezien als aanvullende informatie nu de rapportage ten aanzien van de uitgaven volstrekt onvoldoende wordt onderbouwd en ten aanzien van de inkomsten zelfs pertinent onjuist is”.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klaagster ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagster gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a. betrokkene heeft een onjuiste en onvolledige  accountantsverklaring afgegeven en daardoor is hij in zijn zakelijke en beroepsmatige betrekkingen niet eerlijk en oprecht opgetreden.

b. betrokkene heeft in strijd gehandeld met de regels inzake onafhankelijkheid en integriteit.

4. De gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 51 Wet AA is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu dit plaats had na 17 januari 2007, worden getoetst aan de sinds deze datum vigerende Verordening Gedragscode AA’s (hierna: VGC) en daarvan in het bijzonder (het voor alle accountants geldende) deel A.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Ingevolge de artikelen A-100.4  en A-100.5 van de VGC neemt elke accountant-administratieconsulent een vijftal fundamentele beginselen, waaronder het beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid en het beginsel van professioneel gedrag  in acht, signaleert hij of zich  bedreigingen  van niet te verwaarlozen betekenis  voordoen voor de naleving daarvan en treft hij zonodig waarborgen die deze bedreiging wegnemen of terugbrengen tot een aanvaardbaar niveau. In artikel B1.-290.1 van de VGC is onder meer bepaald dat de openbaar accountant die een assuranceopdracht uitvoert onafhankelijk is van de desbetreffende assurancecliënt. De VGC definieert een assuranceopdracht als de opdracht, waarbij de openbaar accountant een conclusie formuleert die is bedoeld om het vertrouwen van de beoogde gebruikers, niet zijnde de verantwoordelijke partij, in de uitkomst van de evaluatie van of de toetsing van het object van het onderzoek ten opzichte van de criteria, te versterken. De uitkomst van de evaluatie of de toetsing van het object van het onderzoek is de informatie die het gevolg is van de toepassing van omschreven criteria, aldus de VGC.

4.6 Volgens klaagster is de verklaring niet juist en volledig, gelet op de brief van 9 januari 2009 van haar financieel adviseur. Ter zitting heeft zij ter verdere onderbouwing van haar klacht nog aangevoerd dat in de verklaring de rekening-courantvordering van de vennootschap op De K. in privé die was ontstaan door uitgaven ten behoeve van de huishouding buiten beschouwing is gelaten. In zijn verweerschrift heeft betrokkene erkend dat de vorm van de verklaring wellicht niet de juiste is geweest. Bij nader inzien had hij, zo begrijpt de Accountantskamer zijn verdere verweer, zijn oordeel moeten beperken tot de conclusie dat de inkomsten en uitgaven overeenstemmen met de aan hem voorgelegde bankgegevens van de familie De K. RA waarbij niet is vastgesteld of alle bankrekeningen aan hem ter inzage zijn gegeven. Gegeven het onderbouwde verwijt van klaagster en deze reactie daarop van betrokkene staat naar het oordeel van de Accountantskamer vast dat de betrokkene bij het afgeven van de verklaring de van toepassing zijnde vaktechnische voorschriften, zoals bijvoorbeeld neergelegd in Standaard 4400 van de (op artikel A-130.7 van de VGC steunende) Nadere voorschriften controle- en overige standaarden niet (volledig) heeft nageleefd. Daaruit volgt dat betrokkene door deze verklaring in deze vorm af te geven heeft gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van zorgvuldigheid en deskundigheid en professioneel gedrag. Wat klaagster heeft aangevoerd kan echter niet dienen als grondslag voor het verwijt dat betrokkene door het afgeven van de verklaring niet eerlijk of oprecht is opgetreden. Niet gebleken is immers dat betrokkene daarbij bewust en te kwader trouw van belang zijnde gegevens buiten beschouwing heeft gelaten of met deze verklaring de gebruikers daarvan heeft misleid. Als uitvloeisel van het vorenstaande moet de klacht omschreven onder 3.1a. in zoverre gegrond worden verklaard.

4.7 In zijn verweerschrift heeft betrokkene voorts naar voren gebracht dat zijn relatie met De K. niets afdoet aan zijn professionele oordeel op basis waarvan hij de verklaring heeft verstrekt. De Accountantskamer kan betrokkene hierin niet volgen. Daarbij gaat zij ervan uit dat betrokkene ten tijde van het afgeven van de verklaring verbonden was aan een accountantspraktijk en dus openbaar accountant was. Daartoe heeft de Accountantskamer in aanmerking  genomen dat de opdracht van De K. onbetwist een assuranceopdracht is, dat de verklaring is gesteld op briefpapier van E. (accountancy) B.V. en dat betrokkene in zijn verweerschrift niet heeft gesteld dat het om een incidentele opdracht ging. Opmerking verdient nog dat een inschrijving in het register als bedoeld in artikel 38 van de Wet AA niet bepalend is voor de toepasselijkheid  van de gedrags- of beroepsregel waaraan het handelen van betrokkene moet worden getoetst.  

4.8 Vervolgens moet worden vastgesteld dat niet is aangevoerd of gebleken dat betrokkene heeft onderzocht of, en zo ja in hoeverre, zijn relatie met De K., waarvan hij niet heeft betwist dat deze zowel een zakelijke kant als een vriendschappelijke kant heeft, van belang zou kunnen zijn - juist met het oog op zijn professionele oordeelsvorming - bij het aanvaarden of uitvoeren van diens opdracht. Daaruit volgt dat betrokkene het conceptueel raamwerk als bedoeld in de artikelen A-100.5 e.v. in verbinding met artikel B1-200.3 VGC niet heeft toegepast. Ingevolge dat conceptueel raamwerk dient elke accountant bij het aanvaarden of  verrichten van een professionele dienst altijd na te gaan of zich  bedreigingen voordoen voor de naleving van de regels en dient hij, zich daarvan bewust zijnde, adequate waarborgen te treffen.

4.9 Een bedreiging voor de onafhankelijkheid van een accountant-administratieconsulent bij  de uitvoering van een assuranceopdracht kan zich, zoals is bepaald in de (op de VGC steunende) Nadere voorschriften onafhankelijkheid van de openbaar accountant voordoen als gevolg van vertrouwdheid. Dat is de bedreiging als gevolg van het ontstaan van een nauwe band tussen de accountant en zijn opdrachtgever als gevolg waarvan de accountant te veel sympathie koestert voor de belangen van een ander. Naar het oordeel van de Accountantskamer is niet (genoegzaam) betwist dat van een dergelijke vertrouwdheid tussen betrokkene en De K. ten tijde van de aanvaarding van de opdracht en de uitvoering van de werkzaamheden sprake was. Mede gelet op  artikel B1-280.1 VGC  waarin, voor zover hier van belang, is bepaald dat de openbaar accountant bij het verlenen van een professionele dienst beoordeelt of sprake is van een bedreiging als gevolg van het aanhouden van een relatie met een cliënt had het op de weg van betrokkene gelegen om zich te realiseren dat zijn objectiviteit als gevolg van die vertrouwdheid zou kunnen worden bedreigd. Voor de beoordeling daarvan zijn eveneens de specifieke aspecten van de opdracht en van de aard van de werkzaamheden die de accountant uitvoert van belang, zoals is toegelicht onder B1-280.2 VGC. Deze aspecten betreffen in de onderhavige kwestie naar het oordeel van de Accountantskamer de onbetwist gebleven wetenschap van betrokkene dat de verklaring (mede) als grondslag diende voor het bepalen van de hoogte van door De K. te betalen alimentatie en de omstandigheid dat de werkzaamheden een controle van de privé administratie van De K. behelsden. Deze aspecten in ogenschouw nemend, valt niet in te zien dat betrokkene zich niet heeft gerealiseerd dat zijn objectiviteit als gevolg van zijn relatie met De K. werd bedreigd. Dat had hem, teneinde deze bedreiging weg te nemen, ertoe moeten brengen de opdracht, conform het bepaalde in artikel B1-220.5 VGC niet te aanvaarden. Gezien het vorenstaande moet de klacht omschreven onder 3.1.b. in zoverre gegrond worden verklaard.

4.10 Op grond van artikel 2 Wet tuchtrecht accountants (Wtra) kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij het bepalen van de zwaarte van de op te leggen maatregel worden in aanmerking genomen de aard en ernst van de hiervoor omschreven schendingen van voor betrokkene geldende gedrags- en beroepsregels. Van gewicht acht de Accountantskamer het dat betrokkene zich kennelijk heeft laten leiden door het belang van zijn zakelijke en vriendschappelijke relatie met De K. en daarbij het belang van een goede beroepsuitoefening geheel uit het oog heeft verloren terwijl hij zich moet hebben gerealiseerd dat de verklaring diende ter ondersteuning van het door De K. in de gerechtelijke procedure in te nemen standpunt met (mogelijk) nadelige gevolgen voor klaagster. Desondanks heeft hij naar is gebleken de verklaring afgegeven. Voorts is in dit verband van belang dat betrokkene achteraf weliswaar blijk heeft gegeven van het besef dat de verklaring wat betreft de vorm niet correct is geweest maar kennelijk nog steeds niet beseft dat zijn relatie met De K. een bedreiging vormde voor zijn professionele oordeelsvorming. Alles in aanmerking nemende, waaronder ook de omstandigheid dat betrokkene niet ter zitting is verschenen en de oplegging van maatregelen in vergelijkbare gevallen, is de Accountantskamer van oordeel dat in deze klachtzaak de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand passend en geboden is.

4.11 Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd, dienen de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, er voor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

-     verklaart de klacht gegrond op de wijze zoals hiervoor is vermeld;

-          legt ter zake de maatregel op van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in het registe r als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra voor de duur van 1 (één) maand. Deze doorhaling gaat in op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd en eindigt daarna na ommekomst van één maand.

-          verstaat dat de AFM, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mrs. E.F. Smeele en W.M. de Vries (rechterlijke leden) en J. Maan AA en P. van de Streek AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2012.  

_________                                                                                        __________

secretaris                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

___________________________________________________________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagster en betrokkenedan wel de voorzitter van de NOvAA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.