ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0158 Accountantskamer Zwolle 10/2210 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2011:YH0158
Datum uitspraak: 31-01-2011
Datum publicatie: 01-04-2011
Zaaknummer(s): 10/2210 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Tussenbeslissing
Inhoudsindicatie:   Recidivist. Voorzitter Accountantskamer roept in aanhangige klacht de voorzitter van de beroepsorganisatie op om eveneens een standpunt in te nemen en te overwegen een verzoek ex art. 41 lid 1 sub c. tot het treffen van een voorlopige voorziening tot doorhaling van de inschrijving hangende de klachtafhandeling in te dienen.

                                  Accountantskamer, voorzitter  

 

TUSSENBESLISSING van 31 maart 2011 in de zaak met nummer 10/2210 Wtra AK van

X ,

wonende te [plaats],

K L A G E R ,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

wonende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De voorzitter heeft kennis genomen van de volgende in deze zaak ontvangen stukken, waaronder:

-          het op 22 december 2010 ingekomen klaagschrift van gelijke datum, met bijlagen;

-          het op 20 januari 2011 ingekomen verweerschrift van betrokkene, met bijlagen;

-          een op 25 februari 2011 ingekomen schriftelijke repliek van klager op het verweerschrift, tevens inhoudende een aanvulling van de klacht, met bijlagen;

-          een op 28 februari 2011 ingekomen e-mail van klager, wederom inhoudende een aanvulling van de klacht, met bijlagen

-          een op 3 maart 2011 ingekomen e-mail van klager, met bijlagen

-          de op 7 maart 2011 ingekomen schriftelijke dupliek van betrokkene.

1.2 De op 11 maart 2011 voorziene behandeling van de klacht is uitgesteld in verband met de bij brief van 2 maart 2011 aan partijen medegedeelde beslissing van de voorzitter om betrokkene in de gelegenheid te stellen met een schriftelijke dupliek te reageren op de op 25 februari 2011 binnengekomen repliek van klager.

2. De feiten

De voorzitter heeft het volgende vastgesteld.

2.1 Klager verwijt betrokkene dat hij in strijd met de gedrags- en beroepsregels en of in strijd met een goede uitoefening van het accountantsberoep heeft gehandeld. Betrokkene heeft, zo stelt klager, op een schandalige manier misbruik gemaakt van de omstandigheden waarin klager als gevolg van de economische crisis verkeerde door zich eerst op te werpen als de verlosser van klager en diens echtgenote, te stellen dat hij in opdracht van hen werkte en hun daarna financieel de duimschroeven aan te draaien, waarbij hij zo ver ging dat hij klager en diens echtgenote heeft aangeraden een geldlening van € 10.000,-- op te nemen met beleggingen als onderpand, zodat zij hem konden betalen. Voorts verwijt klager betrokkene uitlatingen te hebben gedaan die ver bezijden de waarheid liggen en die getuigen van een gebrek aan professionaliteit, integriteit, objectiviteit en zorgvuldigheid.

2.2 Bij beslissing van 28 maart 2011, in de klachtzaak met nummer 10/1501 Wtra, heeft de Accountantskamer betrokkene onlangs de maatregel opgelegd van doorhaling van de inschrijving in het register. Deze uitspraak is nog niet in kracht van gewijsde gegaan.

Het tuchtrechtelijk verleden van betrokkene van vóór deze uitspraak ziet er als volgt uit:

-          Bij beslissing van de Raad van Tucht van het Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) (hierna: Raad van Tucht) van 31 januari 1991 is een tegen betrokkene gerichte klacht over geuite insinuaties en taalgebruik gegrond verklaard. Er is toen geen maatregel opgelegd.

-          Bij beslissingen van de Raad van Tucht van 12 februari 1994 zijn twee afzonderlijke klachten tegen betrokkene gegrond verklaard. Deze klachten zien (onder meer) op het doen van grievende uitlatingen. In beide gevallen is aan betrokkene een berisping opgelegd. Deze beslissingen zijn op 12 oktober 1994 in hoger beroep bevestigd.

-          Bij beslissing van de Raad van Tucht van 15 januari 1996 is een tegen betrokkene gerichte klacht over het doen van grievende uitlatingen gegrond geacht. Aan betrokkene is daarbij opgelegd de maatregel van schorsing als registeraccountant voor de duur van 2 weken.

-          Bij beslissing van de Raad van Tucht van 29 april 1996 is een tegen betrokkene gerichte klacht over het doen van grievende en niet passende uitlatingen gegrond verklaard. Aan betrokkene is daarbij de maatregel van berisping opgelegd.

-          Bij beslissing van de Raad van Tucht van 19 december 1997 is een tegen betrokkene gerichte klacht over het doen van beledigende en ongepaste uitlatingen gegrond verklaard. Aan betrokkene is daarbij de maatregel opgelegd van schorsing als registeraccountant voor de duur van zes maanden. Deze beslissing is op 8 juni 1999 in hoger beroep bevestigd.

-          Bij beslissing van de Accountantskamer van 22 november 2010 is een tegen betrokkene gerichte klacht over het met uitlatingen schenden van de fundamentele beginselen integriteit en professionaliteit gegrond verklaard. Aan betrokkene is daarbij de maatregel opgelegd van doorhaling van de inschrijving in het register als bedoeld in artikel 1, onder j. Wtra. Betrokkene is van deze uitspraak in hoger beroep gekomen; hierop is nog niet beslist.

2.3 Aan de onder 2.2 genoemde beslissingen heeft telkens (mede) een gelijksoortig feitencomplex ten grondslag gelegen, te weten -  kort weergegeven - dat betrokkene zich (in woord en geschrift) heeft uitgelaten op een wijze die in strijd is met de voor registeraccountants geldende gedrags- en beroepsregels.

3. De gronden van de beslissing

3.1 Op grond van artikel 33 Wet RA is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

3.2 Op grond van artikel 41, eerste lid aanhef en onder c. Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) is de Accountantskamer bij wijze van voorlopige voorziening bevoegd de inschrijving van de betrokkene tijdelijk door te halen op verzoek van de voorzitter van het NIVRA, ingeval jegens de betrokkene een ernstig vermoeden is gerezen van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 33, eerste lid Wet RA en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn.

De Accountantskamer is niet bevoegd ambsthalve, ook niet indien daartoe zwaarwegende termen aanwezig zijn, tijdens de behandeling van een aanhangige tuchtklacht bij wege van voorlopige voorziening een dergelijke tijdelijke maatregel te treffen.

3.3 De aan betrokkene bij voormelde beslissingen van 28 maart 2011 en 22 november 2010 opgelegde maatregelen van doorhaling in het register kunnen niet ten uitvoer worden gelegd, omdat deze beslissingen nog niet onherroepelijk geworden zijn.

De Accountantskamer is niet bevoegd, ook niet indien daartoe zwaarwegende termen aanwezig zijn, een door haar opgelegde maatregel van doorhaling in het register uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.4 Aan de onderhavige door de Accountantskamer in behandeling genomen klacht ligt

(wederom) een vergelijkbaar feitencomplex als aan voormelde tuchtrechtelijke beslissingen ten grondslag. Omdat de voorzitter van het NIVRA niet op de hoogte is of behoeft te zijn van de onderhavige - zoveelste - tuchtrechtelijke klacht tegen betrokkene en hij krachtens de wet in het onderhavige geval de enig aangewezen persoon is die kan afwegen of het indienen van een verzoek tot het treffen van een voorlopige maatregel opportuun is, en het NIVRA tevens als taak heeft de eer van de stand van de registeraccountants te hoeden, meent de voorzitter te voldoen aan het systeem van de wet door de voorzitter van het NIVRA als belanghebbende in de gelegenheid te stellen aan de Accountantskamer zijn standpunt kenbaar te maken over het in onderhavig klaagschrift verweten gedrag van betrokkene en over de vraag of hij aanleiding ziet ex artikel 41 Wtra een voorlopige voorziening te verzoeken.

3.5 Hierbij heeft de voorzitter acht geslagen op de omstandigheid dat het NIVRA (gelet op artikel 21 Wet RA: zijn voorzitter) krachtens de Wtra, in het bijzonder de artikelen 22, tweede lid (zelfstandig klachtrecht), 30 (voortzetting van de klacht na intrekking) en 43 (zelfstandig beroepsrecht) al een eigen positie heeft doordat hij in tuchtzaken als partij kan optreden en een met redenen onderbouwd standpunt kan innemen. Een processuele interventie als thans door de voorzitter beoogd, moet dan ook als doelmatig worden aangemerkt en verhoudt zich met wat op andere rechtsterreinen is geregeld omtrent deelname van een derde aan een procedure tussen anderen (vgl. onder meer het bepaalde in de artikel 217 tot en met 210 en 272 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en in artikel 1:2 en de hoofdstukken 7 en 8 van de Algemene wet bestuursecht [1] ).

3.6 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

4. Beslissing

De voorzitter van de Accountantskamer :

1.   stelt de voorzitter van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) als belanghebbende partij in de gelegenheid om uiterlijk op een termijn van vier weken na het verzenden van deze uitspraak schriftelijk een standpunt in te nemen als bedoeld in de rechtsoverweging 3.4 en/of een verzoek in te dienen als bedoeld in artikel 41, eerste lid onder c. Wtra;

2.   draagt de secretaris op om afschriften van de (nog te ontvangen) stukken van de zaak aan de voorzitter van het NIVRA ter beschikking te stellen;

3.   bepaalt dat zowel klager als betrokkene een afschrift van dat standpunt van de Accountantskamer zullen ontvangen en dat zij mogen reageren als nader te bepalen;

4.   houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus beslist en in het openbaar uitgesproken door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, op 31 maart 2011.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen en aan de voorzitter van het NIVRA verzonden op:


[1] Voor de mogelijkheid van het in een klachtprocedure oproepen van de voorzitter van de beroepsorganisatie wordt verwezen naar de uitspraak van de Accountantskamer van 2 februari 2010, kenmerk 09/1693, LJN: YH0012.