ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0906 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW844.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0906
Datum uitspraak: 11-12-2012
Datum publicatie: 31-01-2013
Zaaknummer(s): GDW844.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klacht betreft het betekenen van een beschikking voor betaling van een gering bedrag. Klaagster acht het buitenproportioneel om voor een dergelijk bedrag executiemaatregelen aan te kondigen. De gerechtsdeurwaarder dient, hoewel hij in beginsel zijn ministerie dient te verlenen, als zelfstandig openbaar ambtenaar de opdracht zorgvuldig te beoordelen, waarbij van hem een kritische houding mag worden verwacht. Op een bepaald moment houdt de ministerieplicht ten opzichte van de opdrachtgever op. Deze grens is uiteraard niet in algemene zin aan te geven, maar zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld. In dit geval is die grens naar het oordeel van de Kamer op grond van hetgeen in de beslissing wordt overwogen niet overschreden. Niet zonder meer kan worden gezegd dat het buitenproportioneel is om voor een klein bedrag executiemaatregelen te treffen. Als maatstaf kan daarbij niet dienen of de gemaakte kosten in verhouding staan tot de hoofdsom en dat de executie uit dien hoofde buitenproportioneel is. Klacht ongegrond verklaard.    

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 december 2012 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 844.2011 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 7 december 2011 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brieven van 2 februari 2012 en 22 mei 2012 heeft klaagster de klacht nader aangevuld.

De gerechtsdeurwaarder heeft op 16 februari 2012 een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter zitting van 30 oktober 2012 alwaar klaagster, haar gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Bij brief met bijlagen van 8 november 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder nadere stukken overgelegd. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 11 december 2012.

1. De feiten

a)      Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 17 oktober 2011 heeft de rechtbank [     ] een door klaagster aan haar zoon en ex-echtgenoot verschuldigde onderhoudsbijdrage nader vastgesteld.

b)      Bij brief van de gerechtsdeurwaarder, ontvangen op 7 november 2011, heeft de ex-echtgenoot van klaagster de gerechtsdeurwaarder opdracht gegeven de beschikking van de rechtbank [     ] te betekenen met bevel tot betaling van het door klaagster verschuldigde bedrag en zo nodig tot executie en of het leggen van beslag over te gaan.

c)      De gerechtsdeurwaarder heeft zijn opdrachtgever daarop om een specificatie van het door klaagster verschuldigde bedrag verzocht en verkregen.

d)     Bij brief van 7 november 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder zijn opdrachtgever geschreven dat de beschikking van de rechtbank naar zijn mening niet voorzag van een grond om een bedrag ad € 58,59 op klaagster te verhalen en dat hij zich zou beperken tot de incassering van de door klaagster opgebouwde achterstand in de bijdrage van kosten van de in de beschikking genoemde minderjarigen.

e)      Bij email van 15 november 2011 heeft de ex-echtgenoot van klaagster de gerechtsdeurwaarder geschreven dat klaagster een bedrag van € 1.128,00 had voldaan en zij gelet op het door haar verschuldigde bedrag € 18,12 te weinig had voldaan. De opdrachtgever heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld niet akkoord te gaan met door klaagster voldane bedrag en heeft hij de gerechtsdeurwaarder verzocht voor het bedrag van € 18,12 nadere stappen te ondernemen.

f)       De gerechtsdeurwaarder heeft daarop bij exploot van 18 november 2011 de beschikking van de rechtbank [     ] aan klaagster betekend met bevel tot betaling van € 18,12 bij gebreke waarvan de beschikking verder zou worden geëxecuteerd.

g)      Bij email van 18 november 2011 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder onder meer het volgende medegedeeld:

”Ik deel u mede dat, als er al een redelijke grond voor een executie van dit opmerkelijke bedrag zou zijn, ik een aanzienlijk grotere tegenvordering op de heer [     ] heb volgens de aangehechte beschikking (p 8) voor de verrekening van de kosten van de psycholoog. Aangezien deze door mij nog te ontvangen factuur voor de reeds gehouden zittingen door mij niet ontvangen, noch betaald of verrekend is heb ik een rechtsgeldige vordering op de heer [     ]. Deze vordering zal uw € 18,12 overstijgen. Verder ben ik door de heer [     ] niet in de gelegenheid gesteld om te herstellen. Een alternatieve berekening of aanmaning heeft mij niet bereikt ook hierdoor is uw exploot voorbarig. Aan uw exploot zal ik daarom verder geen aandacht besteden.”

h)      Bij brief van 23 november 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder de email van klaagster beantwoord en haar in de gelegenheid gesteld het verschuldigde bedrag alsnog te voldoen bij gebreke waarvan verdere maatregelen zouden worden getroffen.

i)        Op 13 december 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder de werkgeefster van klaagster op haar loon. Het proces-verbaal van het gelegde beslag is bij exploot van 22 december 2011 aan klaagster betekend.

j)        Bij vonnis van 7 februari 2012 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank [     ] de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder veroordeeld tot het opheffen van het beslag.

2. De klacht

2.1 Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze voor een bedrag van € 18,12, verhoogd met de explootkosten, een alimentatiebeschikking heeft betekend. Klaagster acht het buitenproportioneel om voor een dergelijk bedrag executiemaatregelen aan te kondigen. Klaagster heeft van haar ex-echtgenoot nimmer een herinnering of aanmaning gehad dat zij te weinig had voldaan. Klaagster had een tegenvordering op haar ex-echtgenoot waarvan zij de gerechtsdeurwaarder op de hoogte had gesteld. De gerechtsdeurwaarder heeft zich daarvan niets aangetrokken en heeft haar nogmaals gesommeerd het openstaande bedrag te voldoen. De inhoud van die brief suggereert dat de gerechtsdeurwaarder niet namens zijn opdrachtgever opereert maar dat zijn eigen geldbelang de drijfveer is. Tussen haar advocaat en de advocaat van haar ex-echtgenoot heeft een briefwisseling plaatsgevonden waarop klaagster het verschuldigde bedrag van € 18,12 en een aanvullend bedrag heeft overgemaakt aan haar ex-echtgenoot. De gerechtsdeurwaarder heeft echter zonder daarvoor een grond te hebben - het verschuldigde bedrag was immers voldaan - de beschikking verder geëxecuteerd door het leggen van beslag onder haar werkgeefster

2.2 In haar aanvullende klacht klaagt klaagster erover dat het proces-verbaal van het leggen van het beslag onder haar werkgever te laat aan haar is betekend.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht.

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De klacht is ingediend tegen het kantoor [     ] Gerechtsdeurwaarders B.V. Op grond van de wet kunnen slechts klachten worden ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder. Ter zitting heeft de gemachtigde aangegeven dat de klacht mag worden geacht te zijn gericht tegen gerechtsdeurwaarder [     ]. De klacht richt zich echter met name op het feit dat een beschikking is betekend en bevel tot betaling is gedaan voor een bedrag van € 18,12. Het exploot is betekend door een aan de gerechtsdeurwaarder toegevoegde kandidaat-gerechtsdeurwaarder. Nu een kandidaat deze ambtshandeling verricht namens en onder verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder op wiens kantoor hij werkzaam is, heeft de Kamer er bij nader inzien voor gekozen om de klacht gericht te achten tegen gerechtsdeurwaarder [     ], zoals ook in het verweerschrift aangegeven. Hiermee is in de aanhef van deze beschikking rekening gehouden.

4.3 Het gaat in deze zaak om de executie van een alimentatiebeschikking. Meer dan in andere gevallen is de gerechtsdeurwaarder bij dergelijke executies aangewezen op de opgave van zijn opdrachtgever van de hoogte van het verschuldigde. In de alimentatiebeschikking zelf wordt immers alleen de verschuldigdheid van (toekomstige) verplichtingen vastgelegd. Of en in hoeverre die verplichtingen zijn nagekomen, is niet door een rechterlijke uitspraak bepaald, maar blijkt uit de opgave van de alimentatiegerechtigde aan de gerechtsdeurwaarder .

4.4 Hoewel de gerechtsdeurwaarder door een opdrachtgever wordt ingeschakeld en hij in beginsel zijn ministerie dient te verlenen, dient hij als zelfstandig openbaar ambtenaar dergelijke opdrachten zorgvuldig te beoordelen, waarbij van hem een kritische houding mag worden verwacht. Op een bepaald moment houdt de ministerieplicht ten opzichte van de opdrachtgever op. Deze grens is uiteraard niet in algemene zin aan te geven, maar zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld.

4.5 In dit geval is die grens naar het oordeel van de Kamer niet overschreden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de gerechtsdeurwaarder de door zijn opdrachtgever opgegeven achterstand heeft geverifieerd en aangepast. De gerechtsdeurwaarder mocht na de nadere, bij zijn opdrachtgever opgevraagde, gegevens uitgaan van de juistheid daarvan. Vervolgens heeft de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat nog een klein bedrag openstond en er verdere stappen dienden te worden ondernomen. Op grond van zijn ministerieplicht was de gerechtsdeurwaarder gehouden aan die opdracht te voldoen. Navraag bij zijn opdrachtgever of inderdaad moest worden betekend voor dit bedrag lag in dit geval niet voor de hand.

Anders dan door klaagster is aangevoerd kan niet zonder meer worden gezegd dat het buitenproportioneel is om voor een klein bedrag executiemaatregelen te treffen. Als maatstaf kan daarbij niet dienen of de gemaakte kosten in verhouding staan tot de hoofdsom en dat de executie uit dien hoofde buitenproportioneel is. Als dat het geval was zouden kleine vorderingen niet meer door de gerechtsdeurwaarder kunnen worden geëxecuteerd. Er worden bij een executie immers op grond van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Btag) vastgestelde kosten in rekening gebracht, die altijd hoger zullen zijn dan een kleine vordering.

4.6 Ook het feit dat de voorzieningenrechter in een kort geding tussen klaagster en de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder heeft beslist dat het onder haar werkgeefster gelegde beslag te lichtvaardig was gelegd en als zijnde vexatoir moest worden opgeheven, maakt niet dat moet worden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klaagster tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. In dat vonnis is ook geen onrechtmatig handelen van de gerechtsdeurwaarder vastgesteld. Wel is onder 4.2 van het vonnis van de voorzieningenrechter vastgesteld dat klaagster ten tijde van de betekening en aanzegging van de beschikking een bedrag van € 18,12 verschuldigd was. Het was de plicht van de gerechtsdeurwaarder om de beschikking te betekenen en ingevolge de aan hem verstrekte opdracht vervolgens beslag te leggen.

4.7 Klaagster kan evenmin worden gevolgd in haar standpunt dat de gerechtsdeurwaarder de executie slechts voor zijn eigen kosten heeft vervolgd. Het betreft hier op grond van het Btag vastgestelde kosten die, als deze niet door de beslagdebiteur worden voldaan, in rekening worden gebracht bij de opdrachtgever.

4.8 Op grond van de wet dient een proces-verbaal van het leggen van beslag binnen acht dagen aan de geëxecuteerde betekend te worden betekend. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij het proces-verbaal een dag te laat heeft betekend. Hij heeft niet kunnen achterhalen wat er mis is gegaan maar betreurt dat er een fout is gemaakt. Dat leidt er echter niet toe dat de kosten van die betekening niet in rekening mogen worden gebracht. Het betreft hier een wettelijke verplichting en de kosten zijn terecht gemaakt. Dit klachtonderdeel dient gegrond te worden verklaard.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. Er zijn naar het oordeel van de Kamer geen termen aanwezig om voor het gegrond te verklaren deel van de klacht een maatregel op te leggen.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart klachtonderdeel zoals weergegeven onder 2.1 ongegrond;

-                     verklaart klachtonderdeel zoals weergegeven onder 2.2 gegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.