ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0903 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW207.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2012:YB0903
Datum uitspraak: 04-12-2012
Datum publicatie: 31-01-2013
Zaaknummer(s): GDW207.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:     Beslag op de bankrekening van een bewindvoerder van klager is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Het is niet aan de tuchtrechter om te beoordelen of een beslag onrechtmatig is gelegd of dat er misbruik van recht is gemaakt. Daarvoor moet klager zich tot de executierechter wenden. Wel kan het zijn dat een beslag zo evident onrechtmatig is, bijvoorbeeld als het bij herhaling wordt gelegd, dat de gerechtsdeurwaarder die desondanks het beslag heeft gelegd daarmee de normen van het tuchtrecht heeft overschreden.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 4 december 2012 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 207.2012 van:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [    ],

bewindvoerder,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 29 februari 2012 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij aangehechte brief ingekomen op 5 april 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 oktober 2012. De gerechtsdeurwaarder heeft laten weten niet ter zitting te verschijnen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 4 december 2012.

1. De feiten

-           Op 17 januari 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder een dwangbevel aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Op 27 januari 2012 heeft de gemachtigde de gerechtsdeurwaarder aangeschreven dat hij als bewindvoerder optreedt.

-           Op 24 februari 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster bankbeslag gelegd op de bewindrekening van de gemachtigde.

-           Op 21 maart 2012 heeft klaagster schriftelijk haar beklag over het bankbeslag bij de gerechtsdeurwaarder geuit.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat en in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: niet op haar schrijven heeft gereageerd;

b: op haar bewindrekening bij de gemachtigde beslag heeft gelegd, kort voordat op die rekeningen haar fiscale toeslagen en WIA-uitkering zouden worden gestort. Als gevolg daarvan krijgt zij de gehele maand geen inkomsten meer en komt haar besteedbaar inkomen uit beneden de voor haar geldende beslagvrije voet.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft de gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beschikking rekening gehouden.

4.2 Het wettelijk tuchtrecht voor beroepsbeoefenaren heeft in de eerste plaats tot doel, kort gezegd, in het algemeen belang een goede wijze van beroepsbeoefening te bevorderen. Het tuchtrecht komt tot gelding in een tuchtprocedure waarin, in het algemeen naar aanleiding van een klacht van een belanghebbende wordt onderzocht of een beroepsbeoefenaar in overeenstemming met deze norm heeft gehandeld en, zo dit niet het geval is, of een maatregel kan worden opgelegd.

4.3 Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt tenzij hiervoor geen aanleiding bestaat. De gemachtigde heeft in de brief van 27 januari 2012 zijn standpunt meegedeeld met betrekking tot de aflossingmogelijkheden van klaagster. Dit standpunt van de gemachtigde liet geen ruimte voor enige discussie. De gerechtsdeurwaarder behoefde daarom op die brief niet te reageren.

4.4 Ook wanneer het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder heeft ingenomen uiteindelijk niet juist zou blijken, kan niet gezegd worden dat die visie en het daarop gebaseerde handelen in strijd zijn met de tuchtrechtelijke norm. Indien klaagster het beslag op de bankrekening niet terecht acht, dient zij zich te wenden tot de gewone rechter. De tuchtrechter is niet degene die dient te beslissen omtrent een executiegeschil als het onderhavige.

4.5 Uit rechtspraak van de Hoge Raad (21 mei 1999, NJ 2001,630) volgt dat de beslagvrije voet slechts geldt voor een beslag onder de uitkeringsinstantie. De beslagvrije voet geldt niet bij een beslag onder de bank waarop de uitkeringsinstantie de uitkering overmaakt. Een vordering die door een wettelijke beperking wordt getroffen, wordt daardoor slechts getroffen zolang die vordering bestaat. Wordt de oorspronkelijke vordering (de vordering van klager op de uitkeringsinstantie, bijvoorbeeld de Sociale Dienst) vervangen door een andere vordering, (de vordering van de klager op de bank) dan is de beslagbeperking ‘uitgewerkt’. Dit wordt niet anders, indien de nieuwe vordering nog te ‘herleiden’ is tot de oorspronkelijke vordering (het van een uitkeringsinstantie afkomstige bedrag is immers altijd identificeerbaar in het saldo van de bankrekening vertegenwoordigd).

4.6 Met de gerechtsdeurwaarder moet worden aangenomen dat het saldo van de bankrekening in het geheel vatbaar is voor beslag en niet getroffen wordt door het beslagverbod van artikel 475b Rv, nu het niet langer betreft de vordering van klager op zijn gemeente tot het ontvangen van de uitkering doch een vordering van klager op zijn bank tot uitkering van het daar op hun rekening aanwezige saldo. De strekking van artikel 475c Rv gaat niet verder dan te voorkomen dat aan een ontvanger het recht wordt ontnomen zijn salaris of periodieke uitkering in ontvangst te nemen en te zijner beschikking te krijgen. Klaagster heeft overigens niet aangetoond dat haar uitkering en toeslagen onder het bankbeslag zijn gebracht.

4.7 Het voorgaande kan eerst anders zijn indien misbruik wordt gemaakt van recht. Dat kan het geval zijn als de regeling van artikel 475c Rv bewust zou worden ontdoken. Het is echter niet aan de tuchtrechter om te beoordelen of een beslag als onrechtmatig gelegd kan worden aangemerkt of dat er misbruik van recht is gemaakt. Daarvoor dient klager zich te wenden tot de executierechter. Wel kan het zijn dat een beslag zo evident onrechtmatig is, bijvoorbeeld als het bij herhaling wordt gelegd,  dat de gerechtsdeurwaarder die desondanks het beslag heeft gelegd daarmee de normen van het tuchtrecht heeft overschreden. Dat laatste is niet gebleken.

4.8 Nu geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen is gebleken, wordt op grond van het voorgaande beslist als volgt.

BESCHIKKING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M. Nijenhuis en J.C.M. van der Weijden (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 december 2012 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.