ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0730 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet317.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0730
Datum uitspraak: 18-10-2011
Datum publicatie: 23-03-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet317.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wijziging in de beslagvrije voet. In beginsel terugbetalingsverplichting maar vanaf welke datum? Verzet tegen voorzittersbeslissing. De kamer acht de beslissing van de voorzitter onder aanvulling van de motivering juist. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 18 oktober 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 317.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 26 april 2011 (zaaknummer 13.2011) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager

tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 27 april 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Op 10 mei 2011 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 september 2011. Klager is verschenen. Namens de gerechtsdeurwaarder is de gemachtigde verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 18 oktober 2011.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. Ten onrechte is in de beschikking van de voorzitter vermeld dat de gerechtsdeurwaarder een bedrag van € 367,55 aan klager heeft geretourneerd. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn brief van 7 januari 2011 voorgesteld om dat bedrag terug te betalen. Klager heeft dit voorstel niet geaccepteerd, omdat hij van mening is dat er een bedrag van € 3.997,46 te veel is ingehouden en hij recht heeft op terugbetaling van € 2.106,42 onder voorbehoud van zijn recht op uitbetaling van het verschil. Het is wel degelijk tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder niet bereid is om het teveel ingehouden bedrag terug te betalen. Volgens klager kan het hem niet verweten worden dat hij pas in december 2010 om aanpassing van de beslagvrije voet heeft verzocht, omdat hij met de mogelijkheid daartoe niet bekend was. Tijdens bezoeken aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder in verband met een getroffen betalingsregeling heeft klager er meerdere malen meegedeeld dat hij financieel niet rond kon komen. De gerechtsdeurwaarder heeft hem daarbij echter niet gewezen op mogelijkheden tot aanpassing van de beslagvrije voet. Hij is ook nimmer verzocht om opgave te doen van zijn financiële situatie.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing

van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Op 1 augustus 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op de uitkering van klager. Op 22 december 2010 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht de beslagvrije voet aan te passen. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat dat deze niet bereid is het te veel inhouden bedrag terug te betalen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is, omdat klager pas in een zeer laat stadium om aanpassing van de beslagvrije voet heeft verzocht.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Nieuwe klachtonderdelen kunnen niet voor het eerst in verzet aan de orde worden gesteld.

6.2 Ten onrechte is in overweging 4.1 door de voorzitter overwogen dat niet duidelijk was tegen welke gerechtsdeurwaarder de klacht is ingediend. Daarbij is ten onrechte de naam van gerechtsdeurwaarder [     ]vermeld. De klacht is gericht tegen de gerechtsdeurwaarder en deze heeft ook verweer gevoerd. In de aanhef van deze beslissing is daarmee reeds rekening gehouden.

6.3 De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweer tegen de klacht en in verzet het standpunt ingenomen dat vanaf het begin van het beslag in 2007 tot met december 2010 toen klager voor het eerst om herberekening van de beslagvrije voet heeft gevraagd en nadat van hem eindelijk de benodigde gegevens waren ontvangen, een bedrag van € 4.082,56 uit het beslag is ontvangen en € 2.106,42 als te veel kan worden aangemerkt. Het is niet redelijk en billijk en ook ondoenlijk om dat bedrag van de schuldeisers terug te vragen. Ontvangen gelden zijn doorgestort aan de schuldeisers van klager en diverse dossiers zijn al afgesloten. Daar komt bij dat de beslagvrije voet op zich juist is bepaald met de kennis die aanwezig was. Het is de eigen schuld van klager dat hij niet eerder aan de bel heeft getrokken.

6.4 Volgens de gerechtsdeurwaarder compenseert hij in gevallen als de onderhavige wel eens in overleg met een betrokkene te veel geïncasseerde bedragen met het vakantiegeld. Ook dat was in dit geval niet meer mogelijk. Om klager tegemoet te komen heeft hij aangeboden het geïncasseerde bedrag dat hij op 7 januari 2011 nog ten behoeve van de schuldeisers onder zich had, aan klager te retourneren. Dat bedrag is inmiddels aan klager uitbetaald. De gerechtsdeurwaarder beschouwde de zaak daarmee als afgedaan. Als klager een groter bedrag wenst, moet hij zich maar wenden tot de voorzieningenrechter, aldus de gerechtsdeurwaarder.

6.4 Naar het oordeel van de Kamer geldt er in beginsel een verplichting tot terugbetaling voor een gerechtsdeurwaarder als achteraf blijkt dat een onjuiste beslagvrije voet is toegepast. De Kamer acht het standpunt van de gerechtsdeurwaarder echter niet tuchtrechtelijk laakbaar. De Kamer kan de gerechtsdeurwaarder volgen daar waar hij stelt dat voor een periode van een jaar het nog doenlijk is om terug te betalen en dat het voor het overige aan de executierechter is om te bepalen of met betrekking tot de periode daarvoor ook moet worden terugbetaald. Gelet op de specifieke omstandigheden van deze zaak kan van de gerechtsdeurwaarder niet gevergd worden een groter bedrag terug te betalen dan hij heeft gedaan.

6.5 Het onderzoek in verzet heeft daarom naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. C.W. Inden en M.J.-M.L. Baudoin (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Ingevolge het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.