ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0615 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet665.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0615
Datum uitspraak: 10-05-2011
Datum publicatie: 11-07-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet665.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer vernietigt de beslissing van de voorzitter. De Kamer is van oordeel dat het geen pas geeft om voor een hoofdsom van € 10,69 direct na vonnis tot betekening en bevel over te gaan en acht het ook laakbaar dat aansluitend –ook nog eens na betaling van het krachtens het vonnis verschuldigde- voor de betekenings- en bevelkosten hoge derdenbeslagkosten worden gemaakt. Dat de opdrachtgever ontevreden was over de uitkomst van het vonnis, levert geen rechtvaardiging op voor de gevolgde handelwijze, nu de gerechtsdeurwaarder hier een eigen verantwoordelijkheid heeft. De kamer acht de klacht gegrond en legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.    

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 10 mei 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 3 augustus 2011 met nummer 329.2010 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 665.2010 ingesteld door:

[     ],

gevestigd te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

De voorzitter heeft bij voormelde beslissing op de door klaagster op 4 mei 2010 ingediende klacht tegen beklaagde (hierna: de gerechtsdeurwaarder)  beslist.

Deze beslissing is bij brief van 17 augustus 2010 aan klaagster verzonden. Op 3 september 2010 is het verzetschrift tegen voormelde beslissing ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 maart 2011. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De gronden van het verzet

Klaagster stelt in verzet – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift slechts ingaat op de incassoprocedure zoals die is gevoerd vóór de beslissing van de rechtbank van 27 januari 2010. De klacht ziet echter op de kosten die zijn gemaakt ná die beslissing. Binnen één week is bevel tot betaling gedaan met de daaraan verbonden kosten en ook daarna zijn onnodig kosten gemaakt tot een totaalbedrag van € 400,00.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klaagster – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder nodeloos kosten heeft berekend. Bij de betekening van het vonnis zijn teveel kosten in rekening gebracht en als gevolg van de beslaglegging zijn weer nieuwe kosten ontstaan. Klaagster acht die kosten, die zij begroot op € 403,55, niet terecht. Zij is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder die aan haar dient te vergoeden.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen:

‘4.2 Daarvan is geen sprake. Het betreft hier een klacht ten aanzien van de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel en de verdere tenuitvoerlegging (executie) daarvan. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. Bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een algemene regeling. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg. Niet gebleken is tot slot dat de gerechtsdeurwaarder bij de executie in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm en evenmin dat nodeloos kosten in rekening zijn gebracht.’

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Klaagster heeft terecht aangevoerd dat de klacht met name ziet op de ná het vonnis van 27 januari 2010 gemaakte kosten. De Kamer volgt klaagster in dit opzicht en zal het verzet tegen de beslissing van de voorzitter dan ook gegrond verklaren.

6.2 De Kamer komt vervolgens toe aan de behandeling van de klacht. Uit voormeld vonnis blijkt dat klaagster daarbij is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 10,69, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2009 tot de datum van de algehele voldoening. Voorts is klaagster veroordeeld in de proceskosten die op nihil zijn begroot. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn afgewezen omdat een enkele sommatie toewijzing daarvan niet rechtvaardigt.

6.3 Ter zitting heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder erkend dat, anders dan gebruikelijk, niet eerst aan klaagster een brief is gestuurd waarbij zij in staat is gesteld tot minnelijke voldoening. De opdrachtgever gaf te kennen dat hij ontevreden was over het vonnis en met name over het niet toewijzen van de gevorderde buitengerechtelijke kosten en hij verlangde van de gerechtsdeurwaarder dat deze onmiddellijk zou overgaan tot betekening van het vonnis, aan welk verlangen de gerechtsdeurwaarder gevolg heeft gegeven. Omdat klaagster op 5 februari 2010 alleen de hoofdsom verhoogd met de verschuldigde wettelijke rente heeft betaald, is vervolgens op 11 februari 2010 beslag gelegd onder de bank, waarna dat beslag is overbetekend.

6.4 De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder door te handelen zoals hiervoor is vermeld, in strijd heeft gehandeld  met het bepaalde in artikel 10 van de Verordening Beroeps- en gedragsregels. Daarin is immers bepaald dat de gerechtsdeurwaarder nauwgezet en zorgvuldig is in financiële aangelegenheden en dat hij geen onnodige kosten dient te maken. Niet alleen geeft het geen pas om voor een geringe hoofdsom van € 10,69 direct na vonnis tot betekening en bevel over te gaan, maar het ook is laakbaar dat aansluitend –ook nog eens na betaling van het krachtens het vonnis verschuldigde- voor de betekenings- en bevelkosten hoge derdenbeslagkosten worden gemaakt.

6.5 Gelet op vorenstaande, alsmede op het feit dat hetgeen op grond van het vonnis verschuldigd was op 5 februari 2010 is betaald, is het volstrekt onbegrijpelijk dat de gerechtsdeurwaarder de zaak op deze wijze heeft afgehandeld. Dat de opdrachtgever  ontevreden was over de uitkomst van het vonnis, levert geen rechtvaardiging op voor de gevolgde handelwijze, nu de deurwaarder hier een eigen verantwoordelijkheid heeft. Daarom zal de klacht gegrond worden verklaard. Voorts ziet de Kamer aanleiding voor het opleggen van na te melden maatregel.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet gegrond;

-                     vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-                     verklaart de klacht alsnog gegrond;

-                     legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mrs. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, C.W. Inden en A.C.J.J.M. Seuren, (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 mei 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan door klaagster en de gerechtsdeurwaarder binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.