ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0400 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 666.2009

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0400
Datum uitspraak: 23-03-2010
Datum publicatie: 09-09-2010
Zaaknummer(s): 666.2009
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Geldboete van de derde categorie
Inhoudsindicatie: Geklaagd wordt over een loonbeslag dat voor een te hoog bedrag en te lang is gehandhaafd. De klacht wordt gegrond verklaard. De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder verwijtbaar heeft gehandeld door het loonbeslag niet over te betekenen, niet adequaat heeft gereageerd op de telefoontjes en de stukken van klager en voor een te hoog bedrag beslag heeft gelegd. De gerechtsdeurwaarder wordt een geldboete opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 maart 2010 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 666.2009 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 29 oktober 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 7 december 2009 heeft klager nog nadere inlichtingen verstrekt.

Op 8 december 2009 is het verweerschrift met bijlagen, van de gerechtsdeurwaarder ontvangen.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 februari 2010. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 23 maart 2010.

1. De feiten

De gerechtsdeurwaarder is door de advocaat van klagers ex-echtgenote belast met de inning op klager van door hem verschuldigde alimentatie

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder – verkort samengevat – dat deze ten onrechte loonbeslag heeft gelegd en dat dit beslag te lang is gehandhaafd ondanks dat klager er meermalen op heeft gewezen dat dit beslag niet terecht was. Klager stelt onheus te zijn bejegend en schade te hebben geleden door de handelswijze van (medewerkers van) de gerechtsdeurwaarder.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Voor zover van belang wordt daarop hierna ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1. Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Het gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet worden aangemerkt als beklaagde. In het verweerschrift heeft gerechtsdeurwaarder [     ] zich opgeworpen als beklaagde. Zij wordt als zodanig aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van deze beschikking al rekening is gehouden.

4.2 Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Die vraag wordt bevestigend beantwoord op grond van het navolgende.

4.3 Ter zitting heeft klager een brief aan zijn ex-echtgenote overgelegd van 18 augustus 2009 waaraan hij een P.S. had toegevoegd. Daarin stond vermeld, kort weergegeven, dat klager over de maanden september en oktober slechts de extra aflossing van € 100,00 zou voldoen omdat hij de verschuldigde alimentatie van

€ 350,00 in de maanden mei en juni 2009 dubbel had betaald. Uit een e-mail van de ex-echtgenote van klaagster van 6 oktober 2009 aan haar advocaat blijkt dat zij deze extra betalingen toen als aflossing op de achterstand aanmerkte.

4.4 In een brief van de advocaat aan de gerechtsdeurwaarder van 27 augustus 2009 staat vermeld:‘Cliënte gaat ermee akkoord dat het bedrag van de inloping van de achterstand wordt gehouden op € 100,00 per maand. Naast de lopende verplichting van € 350,00 wordt het dan dus € 450,00 per maand. Zulks voor uw geval thans met ingang van september.’

4.5 Vast staat dat klager in september en oktober 2009 veelvuldig contact heeft opgenomen met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder en daarbij heeft verzocht het loonbeslag op te heffen en zijn betalingen te controleren. Voorts blijkt uit het verweerschrift dat in de maanden september en oktober loonbeslag is gelegd tot een bedrag van € 942,81 per maand en dat eerst bij brief van 21 oktober 2009 aan klagers werkgever is gemeld dat het loonbeslag beperkt diende te worden tot € 450,00 per maand.

4.6 Omdat klagers betaling over september 2009 pas op 7 september 2009 is ontvangen kan niet gezegd worden dat het gelegde loonbeslag in zijn geheel ten onrechte is gelegd. Wel kan gelet op vorenstaande worden geconcludeerd dat de gerechtsdeurwaarder (verwijtbaar) in strijd met de hem gegeven opdracht tot een te hoog bedrag loonbeslag heeft gelegd.

4.7 Het valt de gerechtsdeurwaarder voorts te verwijten dat hij het loonbeslag niet aan klager heeft overbetekend en dat niet adequaat is gereageerd op klagers aanhoudende telefoontjes. Gelet daarop had in ieder geval het dossier nauwlettend moeten worden bestudeerd. Dat dit is nagelaten is uiterst onzorgvuldig. Dit klemt temeer nu uit het overzicht van de gerechtsdeurwaarder blijkt dat klager vanaf de totstandkoming van de betalingsregeling in april 2009, keurig heeft betaald en ook de door klager gestelde extra aflossingen in mei en juni 2009 daarin zijn opgenomen.

4.8 Het vooromschreven handelen van de gerechtsdeurwaarder in onderlinge samenhang bezien, acht de Kamer dusdanig ernstig tuchtrechtelijk laakbaar dat zij daarin aanleiding ziet om niet enkel de klacht gegrond te verklaren, maar daarnaast ook na te melden maatregel op te leggen.

5. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel op van een geldboete van

€ 750,00, waarbij de in artikel 43 lid 5 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalde termijn en de wijze waarop de boete moet worden voldaan door de Kamer na het onherroepelijk worden van de beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder wordt medegedeeld.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. A.C.A. Wildenburg plaatsvervangend-voorzitter en M. Colijn, lid en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.