ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0012 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.303 verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0012
Datum uitspraak: 16-12-2008
Datum publicatie: 27-01-2009
Zaaknummer(s): 2008.303 verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Beslissing van de voorzitter in verzet vernietigd. Hanteren onjuiste beslagvrije voet waardoor het inkomen van klaagster, een alleenstande,  ver onder het bestaansminimum is gekomen. Te passieve opstelling gerechtsdeurwaarderbij het opvragen van stukken aan de hand waarvan de juiste beslagvrije voet kon worden vastgesteld.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 16 december 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 303.2008 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 10 juni 2008 (zaaknummer 184.2008) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 30 juni 2008 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 8 juli 2008, ingekomen op 10 juli 2008, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 november 2008 alwaar klaagster is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 16 december 2008.

Bij brief van 4 november 2008, ingekomen op 5 november 2008, heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld door een interne fout niet ter terechtzitting aanwezig te zijn.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster samengevat aangevoerd dat aangezien de gerechtsdeurwaarder blijft volhouden dat hij bepaalde stukken niet in zijn bezit heeft, zij contact heeft opgenomen met haar advocaat die haar het hele dossier in kopie heeft toegezonden. Klaagster legt dit dossier over zodat duidelijk wordt dat de gerechtsdeurwaarder voldoende stukken in zijn bezit heeft.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht en het verweer van de gerechtsdeurwaarder

4.1 In de inleidende klacht verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder samengevat dat de gerechtsdeurwaarder een te hoge beslagvrije voet te hanteert waardoor zij niet meer kan voorzien in haar levensonderhoud. Zij heeft een inkomen van in totaal van € 810,00 per maand en op haar uitkering wordt een bedrag ad € 255,51 ingehouden. Klaagster erkent debet de zijn aan de beslaglegging maar dit mag niet ten koste gaan van haar bestaansrecht. Klaagster’s advocaat had een kort geding aangespannen maar dat is niet doorgegaan. De gerechtsdeurwaarder vraagt telkens om gegevens die hij al in zijn bezit heeft. De gerechtsdeurwaarder is klaagster aan het ontmoedigen door constant te corresponderen en nieuwe stukken op te vragen.

4.2 De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij met klaagster en haar advocaat in discussie is over de hoogte van de beslagvrije voet. Meerdere keren is verzocht om bewijzen. Daarbij heeft hij aangegeven dat, indien daartoe aanleiding zou bestaan, de beslagvrije voet zou worden aangepast. De gevraagde stukken zijn echter niet ontvangen. Er zijn meerdere gerechtsdeurwaarders die beslag hebben gelegd zodat niet eigenhandig tot aanpassing van de beslagvrije voet kan worden overgegaan zonder verantwoording. Een aangekondigd kort geding is ingetrokken nadat de advocaat van klaagster een schrijven had ontvangen met een repliek op de dagvaarding.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht samengevat overwogen dat de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd en na een aangekondigd en ingetrokken kortgeding heeft verzocht om overlegging van bewijsstukken aan de hand waarvan de beslagvrije voet kon worden gecontroleerd en zonodig aangepast. Op grond van het bepaalde in artikel 475d lid 7 Rv dient de (opdrachtgever van de) gerechtsdeurwaarder immers onverwijld met de gewijzigde omstandigheden rekening te houden. Uit de door klaagster overgelegde brief van de gerechtsdeurwaarder van 25 februari 2008 blijkt dat er door de advocaat van klaagster wel stukken zijn overgelegd maar dat de gerechtsdeurwaarder nogmaals de volledige inkomensgegevens met bewijsstukken wil zien. Daarvan kan overigens worden gezegd dat de gerechtsdeurwaarder geen opgave kan verlangen van inkomstenbronnen die er niet zijn. Het feit dat iemand ergens recht op heeft doet evenmin ter zake. Daar tegenover staat dat de vraag naar de gezins- woonsituatie in elk geval terecht is, omdat dat van invloed kan zijn op de vaststelling van de beslagvrije voet. Het is aan klaagster die opgave snel te doen. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan daarom niet worden vastgesteld.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

De Kamer kan zich niet met de beslissing van de voorzitter verenigen en deze dient daarom te worden vernietigd.

7. De beoordeling van de klacht

7.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Kamer voorop dat aan vorderingen tot  periodieke betaling van in dit geval een WAO uitkering een beslagvrije voet is verbonden (art 475c Rv) die kort gezegd neerkomt op 90% van de bijstandsnorm. De toekenning van de beslagvrije voet heeft blijkens de memorie van toelichting tot doel  te voorkomen dat de schuldenaar wegens beslag op al zijn inkomsten een beroep op de bijstandsuitkering moet doen (Kamerstukken II, 1982/83, 17 987, nr. 3.p.15).

7.2 Bij het leggen van het beslag is de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft gelegd verplicht aan de schuldenaar op te geven hoeveel zijn beslagvrije voet bedraagt (art. 475g  lid 1e Rv). De gerechtsdeurwaarder gaat daarbij af op de op dat moment bij hem bekende informatie. Op grond van het bepaalde in artikel 475d lid 7 Rv dient de (opdrachtgever van de} gerechtsdeurwaarder wel onverwijld met gewijzigde omstandigheden rekening te houden.

7.3 Het is in beginsel niet aan de tuchtrechter om te beoordelen of de beslagvrije voet al dan niet juist is toegepast. Daarvoor dient de beslagene zich tot de executierechter te wenden. Wel kan het zijn dat het handelen van de gerechtsdeurwaarder zo onjuist is dat deze daarmee de normen van het tuchtrecht heeft overschreden.

7.4 Naar het oordeel van de Kamer is dat laatste hier het geval. Het beslag is geleg medio maart 2006. Het betrof hier een beslag op een WAO-uitkering ten laste van een alleenstaande van 21 jaar en ouder met een netto feitelijk inkomen lager dan volgens de door de KBvG openbaar gemaakte tabel van (toen) € 845,54 per maand. Per 1 januari 2006 gold een beslagvrije voet van 90% van het feitelijke inkomen. Het lijkt erop dat de gerechtsdeurwaarder dit uitgangspunt niet heeft gehanteerd bij het bepalen van de beslagvrije voet, althans uit de stukken blijkt dit niet en de gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweer op de inleidende klacht ook geen stukken overgelegd waaruit wel blijkt op grond waarvan de beslagvrije voet is vastgesteld.

7.5 De Kamer kan slechts vaststellen dat klaagster door het beslag werd geconfronteerd met inkomen dat ver onder het bestaansminimum lag. Gelet op het uitgangspunt van de wetgever als hiervoor vermeld onder 7.1 valt dan ook niet goed in te zien op welke grond klaagster het recht kon doen gelden op een aanvulling van het inkomen tot op het bijstandsniveau als vermeld in de brief van de gerechtsdeurwaarder van 25 februari 2008. De beslagvrije voet dient er nu juist toe om te voorkomen dat een debiteur een beroep op de bijstand moet doen.

7.6 In een brief van 29 januari 2008 schrijft de advocaat van klaagster aan de gerechtsdeurwaarder onder meer dat telefonisch is afgesproken dat de hoogte van het maandelijkse bedrag dat van het loonbeslag ingehouden wordt van de uitkering van klaagster lager zal worden vastgesteld. Dit aangezien de huidige beslagvrije voet niet overeenstemt met de wettelijke regels. De gerechtsdeurwaarder zou zich daarbij baseren op de daarbij betrekking hebbende passage in de dagvaarding en de daaraan gehechte stukken.

7.7 Het voorgaande in aanmerking nemende had het naar het oordeel van de Kamer op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen mede te delen aan welke stukken hij nog behoefte had om de beslagvrije voet te herberekenen. De gerechtsdeurwaarder heeft zich veel te passief opgesteld. Dat er nog andere beslagleggers waren doet niet terzake. Het is de gerechtsdeurwaarder die het eerste beslag heeft gelegd die de beslagvrije voet aan dient te passeren indien daar aanleiding toe bestaat. De andere beslagleggers zullen dit moeten accepteren of zelf in actie moeten komen indien zij van mening zijn dat het onterecht is geschied.

8. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing. De Kamer ziet aanleiding tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond;

-        vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-        verklaart de klacht gegrond.

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en N.J.M. Tijhuis leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.