ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0216 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.467verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0216
Datum uitspraak: 01-05-2007
Datum publicatie: 31-03-2009
Zaaknummer(s): 2006.467verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Termijn aanpassen beslagvrije voet. Onder de gegeven omstandigheden niet te lang. Verzet ongegrond.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 1 mei 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 467.2006 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 26 september 2006 (zaaknummer 222.2006) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 27 september 2006 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 4 oktober 2006, ingekomen op 6 oktober 2006, heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Bij brief ingekomen op 15 maart 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder aanhouding van de behandeling verzocht.

Bij e-mailbrief van 16 maart 2006 heeft klaagster bezwaar gemaakt tegen de verzochte aanhouding.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 maart 2007 alwaar klaagster is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 1 mei 2007.

2. De gronden van het verzet

Klaagster voert in verzet samengevat aan dat er wel degelijk is geklaagd over de hoogte van de beslagvrije voet maar er werd niet op gereageerd totdat een advocaat in de arm werd genomen. Vanaf december 2005 heeft het vijf maanden geduurd voordat duidelijkheid werd geschapen. Dan kan moeilijk worden volgehouden dat door de gerechtsdeurwaarder voortvarend is opgetreden.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van

de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In haar inleidende klacht verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze de beslagvrije voet niet juist heeft toegepast. Pas op 2 mei 2006 is de beslagvrije voet juist berekend. Het bij deze brief toegezegde bedrag is echter nog steeds niet terugontvangen. 

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft- voor zover in verzet nog van belang- op de inleidende klacht overwogen dat bij het leggen van een dergelijk beslag de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft gelegd verplicht is aan de schuldenaar op te geven hoeveel zijn beslagvrije voet bedraagt (art. 475g  lid 1e). De gerechtsdeurwaarder gaat daarbij af op de op dat moment bij hem bekende informatie. Indien klaagster het niet eens is met de hoogte van de vastgestelde beslagvrije voet, dient zij zich te wenden tot de gewone rechter. Behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan hier niet is gebleken, is het niet aan de tuchtrechter hierover te oordelen. De gerechtsdeurwaarder heeft terecht aangevoerd dat verhogingen van een beslagvrije voet pas kunnen worden toegepast, nadat de beslagene daarom heeft verzocht. In die zin is het dus wel juist “dat klaagster achter haar eigen geld aan moet gaan” zoals zij heeft gesteld, aldus de voorzitter

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Het is begrijpelijk dat klaagster de termijn waarop de beslagvrije voet is aangepast niet als erg voortvarend heeft ervaren. Naar het oordeel van de Kamer kan echter uit de inhoud van de tussen de gerechtsdeurwaarder en de door klaagster ingeschakelde advocaat gevoerde correspondentie worden opgemaakt dat het hier -als door de gerechtsdeurwaarder terecht in zijn verweer opgemerkt- een weerbarstige materie betrof. Een aanpassing van een beslagvrije voet dient nu eenmaal te worden onderbouwd met deugdelijke bewijsstukken.

6.2 Op grond hiervan heeft het onderzoek in verzet naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.

6.3 Bij deze stand van zaken behoeft het verzoek om aanhouding van de gerechtsdeurwaarder heen verdere bespreking meer.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 mei 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.